The Super Models

Apple TV+

In eerste instantie is er twijfel. Gaan ze dit werkelijk doen? De vier bevriende topmodellen, uitgegroeid tot het gezicht van hun generatie, moeten er even over nadenken. George Michael heeft hen gevraagd voor een videoclip. De Britse zanger stelt alleen wel een voorwaarde: het is allemaal of niet. Uiteindelijk besluiten ze gezamenlijk om ‘ja’ te zeggen.

Met hun playback-performance in de video voor Freedom! (1990), geregisseerd door David Fincher, stijgen Naomi CampbellCindy CrawfordLinda Evangelista en Christy Turlington nog eens boven zichzelf uit. Modeontwerper Gianni Versace herkent het moment en laat hen vervolgens tijdens zijn show in Milaan samen over de catwalk paraderen, begeleid door Michaels hitsingle. Het wordt een doorslaand succes. ‘Oké, dus zo is ‘t is om een supermodel te zijn’, concludeert Cindy Crawford.

Roger Ross Williams en Larissa Bills hebben het sleutelmoment in hun carrière precies halverwege de vierdelige docuserie The Super Models (214 min.) geplaatst. Van tevoren hebben de vier iconen hun tamelijk rimpelloze weg naar de top geschetst. Daarna volgen de gloriejaren, waarin ze uitgroeien tot een soort Beatles van de modellenwereld. ‘Voor minder dan tienduizend dollar kom ik mijn bed niet uit’, zal Linda Evangelista dan zeggen – een geruchtmakende uitspraak die ze al snel betreurt.

Toonaangevende modeontwerpers Marc Jacobs, Vivienne Westwood, John Galliano, Donna Karan en Michael Kors, die hier stuk voor stuk de loftrompet over hen steken, komen in de schaduw te staan van de vrouwen die hun collectie presenteren. Zij zorgen voor de bravoure en aandacht. Totdat die glamour zich tegen hen gaat keren. Met de opkomst van grunge en hiphop – en de moord op hun pleitbezorger Versace – komt het supermodellentijdperk halverwege de jaren negentig ten einde.

De laatste aflevering plaatst Naomi, Cindy, Linda en Christy in het hier en nu. Ze zijn inmiddels stuk voor stuk de vijftig gepasseerd, laven zich aan het moederschap en koesteren hun zegeningen en/of likken hun wonden. ‘Ik ben een gewoon mens’, zegt Crawford. ‘En het is mijn baan om ‘Cindy Crawford’ te zijn.’ Behalve roem, status en geld heeft het leven in de spotlights, waarbij de camera soms een loden last werd, hen ook voor uitdagingen gesteld: vooroordelen, kritiek en verslavingen.

Het drama zit met name bij Linda Evangelista. Zij moest zich eerst bevrijden uit haar toxische relatie met de Franse modellenagent Gérald Marie (die onlangs opnieuw in opspraak kwam door allerlei #metoo-beschuldigingen, vervat in de documentaireserie Scouting For Girls: Fashion’s Darkest Secret), kampte daarna met allerlei lichamelijke ongemakken en was ook een hele tijd depressief. Jarenlang is ze uit de buurt gebleven van de camera’s, die ooit zielsveel van haar hielden.

Voor deze aansprekende miniserie is het voormalige Canadese topmodel, dat zich erg kwetsbaar opstelt, echter bereid om samen met haar vriendinnen nog eens voor de camera van fotograaf Steven Meisel te poseren. Het is de vanzelfsprekende apotheose van dit groepsportret, van enkele vrouwen die letterlijk beeldbepalend zijn geweest. En het is al even onvermijdelijk dat dan ook die ene hit van wijlen George Michael weer klinkt: Freedom!

Scouting For Girls: Fashion’s Darkest Secret

SkyShowtime

De cliëntenlijst is imposant: van Cindy Crawford en Naomi Campbell tot Stephanie Seymour en Linda Evangelista. Stuk voor stuk hebben ze onder contract gestaan bij het Elite Model Agency dat halverwege de jaren tachtig een gat in de markt ontdekt: met de juiste begeleiding kunnen van fotomodellen zomaar supersterren worden gemaakt. Natuurlijk zit er ook een schaduwzijde aan het lumineuze idee: héél mooie en héél jonge meisjes, kinderen nog, komen moederziel alleen in New York terecht en worden daar volledig afhankelijk van wereldwijze modelscouts. ‘We werden klaargestoomd’, vertelt voormalig topmodel Carré Otis, die ook nog een bescheiden filmcarrière zou hebben en enige tijd was getrouwd met acteur Mickey Rourke. ‘We werden geconditioneerd. In het volle zicht. Het gebeurde niet stiekem. Het was overduidelijk.’

Een trip naar Europa fungeert daarbij als lakmoestest voor de minderjarige meisjes, vertelt de Amerikaanse schrijver en journalist Michael Gross, die uitgebreid sprak met Elite’s topman John Casablancas (1942-2013) en andere kopstukken van de modellenindustrie. Hij schreef er het boek Model: The Ugly Business Of Beautiful Women (1995) over. De Elite-meisjes worden in Parijs overgeleverd aan een Europese vertegenwoordiger, Gérald Marie, die volgens Gross ‘geen greintje fatsoen’ heeft. Carré Otis ontdekt al snel ‘s mans cocaïne én Maries totale gebrek aan moraal, vertelt ze in de eerste aflevering van de ontluisterende driedelige serie Scouting For Girls: Fashion’s Darkest Secret (139 min.). Als zijn vriendin, het Canadese supermodel Linda Evangelista, even uit de buurt is, zoekt Gérald Marie direct seksuele toenadering tot Otis – ongeacht wat zij daar als tiener, in een vreemd land en een nóg vreemdere wereld, zelf van vindt.

‘Ik zou nooit zover gaan om tegen een meisje te zeggen: je moet met me naar bed om op de cover te komen’, stelt Marie, die via zijn advocaat alle beschuldigingen ver van zich werpt, nochtans tijdens een interview met Michael Gross. Audio-opnames van deze gesprekken komen regelmatig terug in deze miniserie van de Britse onderzoeksjournalist Lucy Osborne, die eerder over Marie publiceerde in The Guardian. Helder is dat de piepjonge modellen, vaak nog zonder enige seksuele ervaring, ook worden ingezet om Elite’s feestjes op te luisteren, waar ze zich veel oudere kerels van het lijf moeten zien te houden – ook als ze allang zijn teruggekeerd naar hun hotelkamer. Volgens oud-medewerker Omar Harfouch heeft Gérald Marie daarvoor tevens een ‘praktische reden’: maagden zijn volgens hem niet fotogeniek. ‘Dus kort na hun aankomst moeten ze koste wat het kost ontmaagd worden.’

Als het niet zo bruut en banaal was – en zo nadrukkelijk doet denken aan de #metoo-affaires rond de seksuele roofdieren Jeffrey Epstein en Harvey Weinstein – zou het lachwekkend zijn. Een meisje van veertien of vijftien dat volledig is overgeleverd aan de gunsten van de perverseling Gérald Marie, die er volgens Harfouch zelfs een afvinklijst van maagden op nahoudt, of zijn concurrent Jean-Luc Bunuel van Karin Models, die zich al even bedenkelijk gedraagt, zou echter kunnen denken dat dit de normale gang van zaken is binnen de business. En daar houdt iedereen z’n mond. Zelfs een geruchtmakende uitzending van het televisieprogramma 60 Minutes kan daarin geen verandering brengen. ‘Er heerst een zwijgcultuur in de industrie’, vertelt Marie P. Anderson, die van 1986 tot 1989 als modellenagent werkt bij Elite en dan tevergeefs de noodklok luidt. ‘Want de meeste mensen leven in angst. De industrie heeft me uitgespuugd omdat ik me heb uitgesproken.’

Zo’n veertig jaar later hebben de voormalige topmodellen Carré Otis, Shawna Lee, Jill Dodd en Marianne Shine, publiekelijk ondersteund door Linda Evangelista, alsnog juridische stappen gezet tegen de mannen die zich aan hen vergrepen, Jean-Luc Brunel en Gérald Marie. Zij hebben al die jaren, ondanks enkele publicitaire oprispingen, ongestoord hun gang kunnen gaan. En nu is het nog maar de vraag of hun daden niet zijn verjaard. De woede en het verdriet daarover, gekanaliseerd in de slotaflevering van deze goed gedocumenteerde docuserie, zijn in elk geval beslist nog niet geweken en ook gemakkelijk invoelbaar. Zeker als duidelijk wordt dat modellenbureaus als Elite en Karin ook meisjes hebben geleverd aan een man van wie inmiddels bekend is dat hij een onverzadigbare behoefte had aan minderjarige meisjes. Zo bezien is de wereld, althans het deel ervan dat ‘jeugdige godinnen’ als niet meer dan bijzonder smakelijke handelswaar ziet, toch weer kleiner dan menigeen denkt en vreest.

Trainwreck: Woodstock ’99

Netflix

Het had een reprise moeten worden van de peace, love & music van het oorspronkelijke festival uit 1969, maar draaide dertig jaar later uit op een orgie van frustratie, chaos en (seksueel) geweld. Hoewel organisator Michael Lang en zijn nieuwe partner, muziekpromotor John Scher, het oorspronkelijke Woodstock-sfeertje wilden laten herleven, werd het festival dat ze in 1999 op een luchtmachtbasis bij Rome, New York, organiseerden zowat het tegendeel van een relaxte hippiehappening.

De driedelige serie Trainwreck: Woodstock ‘99 (142 min.) reconstrueert hoe het festival uitgroeit tot een nineties-variant op Altamont, het naargeestige festival van The Rolling Stones dat helemaal verkeerd afliep en werd vereeuwigd in de documentaire Gimme Shelter. Regisseur Jamie Crawford ontleedt met de organisatoren, hun medewerkers, enkele bezoekers en een handvol optredende artiesten, zoals Korn-voorman Jonathan Davis, deejay Fatboy Slim en singer-songwriter Jewel wat er zoal misging in dat oververhitte juliweekend.

De start van deze miniserie zet meteen de toon: de plaatselijke burgemeester krijgt de champagnefles om het podium in te wijden maar niet kapotgeslagen, openingsact James Brown wil pas optreden als hij (meer) geld krijgt en zijn vrouwelijke collega Sheryl Crow krijgt vervolgens telkenmale te horen dat ze haar tieten moet laten zien. De sfeer zit er, kortom, direct goed in en laat het dan maar aan hyperagressieve nu-metalbands als Korn en Limp Bizkit over om de kwart miljoen bezoekers helemaal over de flos te krijgen.

Crawford belicht in de drie afleveringen vervolgens simpelweg de verschillende festivaldagen: de vrijdag (als duidelijk wordt dat deze versie van Woodstock bijzonder commercieel is opgezet en bovendien abominabel blijkt te zijn georganiseerd, de zaterdag (waarop het festival, mede door toedoen van Bizkit-voorman Fred Durst, compleet ontspoort) en tot slot de zondag (wanneer Woodstock ‘99 begint te lijken op een wel erg realistische re-enactment van William Goldings onrustbarende vertelling Lord Of The Flies).

Uiteindelijk komt alle baldadigheid, frust en agressie na slotact The Red Hot Chili Peppers samen in een boze meute die zich de lijfspreuk van een andere optredende act, Rage Against The Machine, volledig eigen heeft gemaakt: Fuck You, I Won’t Do What You Tell Me. Als een horde orks razen ze over het festivalterrein. Dan is ook allang duidelijk dat er nooit meer een Woodstock zal komen – en dat de geest van de sixties allang is gesmoord in een onuitstaanbare combi van egoïsme, machismo en hedonisme.

In dat opzicht slaat deze gedegen reconstructie, van een ongeluk dat wel móest gebeuren, tevens een brug tussen de oorspronkelijke Woodstock-docu, nog altijd de ultieme festivalfilm, en de recente terugblikken op het frauduleuze Fyre-festival in 2017, dat was opgezet als een soort Woodstock voor millennials en eveneens een gigantisch fiasco werd.

Whitney

Het moet niet gemakkelijk zijn geweest voor Kevin Macdonald; werken aan een documentaire over zangeres Whitney Houston en dan merken dat een concurrent je voor is. Ruim een jaar geleden verscheen Whitney: Can I Be Me, een aangrijpende film van Nick Broomfield over een vrouw die helemaal vast kwam te zitten in haar rol van popster en roemloos ten onder ging aan drugs.

Wat kan Macdonald, die eerder een prachtige biopic maakte van de Jamaicaanse reggaeheld Bob Marley, daar nog aan toevoegen? En dan heeft hij ook nog eens de schijn tegen; waar Broomfield geheel onafhankelijk kon opereren, presenteert zijn Schotse collega nu een geautoriseerde biografie. Zodat je je direct afvraagt wat de erven Houston eruit hebben laten halen en welke plooien zorgvuldig zijn gladgestreken.

Geen zorgen daarover. Whitney (120 min.) is bepaald geen afgevlakte biografie, maar pelt nog een aantal lagen extra af van het fenomeen Whitney Houston en komt zo nóg dichter bij het kwetsbare meisje Nippy dat daarachter verscholen bleef. De film komt zelfs met een pijnlijke onthulling, die de tragische neergang van de zangeres zou kunnen verklaren. Houstons moeder Cissy en tante Dionne Warwick hebben daar overigens meteen afstand van genomen. ‘Geruchten, verdachtmakingen en roddels’, stelden zij in een gezamenlijke verklaring.

Verder had Macdonald de beschikking over prachtig archiefmateriaal van de zangeres en kreeg hij toegang tot Houstons directe omgeving. Behalve haar zingende moeder Cissy, die overigens een zeer beperkte rol speelt in deze film, verschijnen ook haar broers Michael en Garland, enkele persoonlijke huisvrienden en ex-echtgenoot Bobby Brown  voor de camera. Tezamen leggen ze de puzzel Whitney – door criticasters overigens stelselmatig Whitey genoemd, omdat ze haar zwarte roots zou hebben verkwanseld.

Macdonald zet bovendien andere accenten dan Broomfield: Whitneys al dan niet lesbische verhouding tot haar personal assistant Robyn Crawford krijgt bijvoorbeeld minder gewicht en wordt ook in een andere context geplaatst. Al met al is dus ook deze Whitney-biopic zéér de moeite waard. Als losstaand portret, maar ook als vervolg op die andere visie op de geplaagde zangeres. In sommige levens zitten nu eenmaal meerdere films.