Mutiny In Heaven: The Birthday Party

Pink Moon

De man zit al zichtbaar in de jongen verscholen. In de jeugdige wildebras Nick Cave van eind jaren zeventig – donker, woest en onstuimig – is al moeiteloos de gearriveerde performer van ruim veertig jaar later te herkennen, een man die met een enkel gebaar volgepakte zalen muisstil krijgt. Voordat het zover is, moet de Australische zanger alleen nog wel een heel hellehol aan Duivels uitdrijven.

Mutiny In Heaven: The Birthday Party (99 min.), een typische bandjesdocu van Ian White over Cave’s eerste groep en de voorloper daarvan, The Boys Next Door, reconstrueert ‘s mans jonge honden-jaren, als hij een gevaar lijkt voor elk publiek, de andere leden van The Birthday Party en zichzelf. Zijn (artistieke) ontwikkeling zal pas later tot volle wasdom komen in zijn eigen outfit, Nick Cave & The Bad Seeds, en dan ook voor een in alle opzichten gracieuze volwassenwording zorgen.

De tumultueuze carrière van The Birthday Party krijgt in 1980 z’n eerste grote zwieper als de ontaarde Aussies besluiten om hun geluk te beproeven aan de andere kant van de wereld. In Londen, één van de bastions van de internationale punk- en new wave-scene, moet het gaan gebeuren voor de bezeten frontman en zijn mannen. Niet veel later zijn ze volledig platzak, ernstig ondervoed en verslaafd aan heroïne, speed en andere geestverruimende of -beperkende middelen.

Met veel krachtig concertmateriaal, zwart-witte animaties en (oude) interviews met de bandleden, die verder doorgaans netjes buiten beeld worden gehouden, schetst White de ontwikkeling die zowat elk bandje dat ooit een band is geworden doormaakt: na magere beginjaren volgt de onvermijdelijke doorbraak, waarna de weelde van het succes (en zet dat hier gerust tussen aanhalingstekens: ‘succes’) toch niet blijkt te dragen en de al even onvermijdelijke implosie in gang wordt gezet.

In z’n korte bestaan (1977-1983) is The Birthday Party altijd een cultband gebleven. Te obscuur en destructief om de oversteek naar het grote publiek te maken – ook omdat Cave en de zijnen meteen een stok tussen hun eigen spaken staken als de machine even écht op gang dreigde te komen. Met hun ziedende postpunk, waarmee elk podium letterlijk dan wel figuurlijk werd afgebroken, bleven ze dus veroordeeld tot de fijnproevers – al gingen ze dus bepaald niet fijnzinnig te werk. 

Mutiny In Heaven is zeker vermakelijk, maar heeft in wezen weinig toe te voegen aan het al duizenden malen vertelde verhaal over stoute jongens die met hun schreeuw om aandacht, knetterende gitaren en ongegeneerde bewijsdrang wel eens even de wereld gaan veroveren en ergens onderweg zichzelf tegenkomen of tegen de lamp lopen. Het blijft toch vooral ‘gewoon‘ een bandjesdocu – al is het dan het bandje van Nick Cave, één van de onomstreden helden van de hedendaagse serieuze popmuziek.

This Much I Know To Be True

Piece Of Magic

De één gold een kleine veertig jaar geleden met de post-punkband The Birthday Party als de wildeman van de Australische muziek, de ander werd begin jaren negentig als voorman van het instrumentale trio The Dirty Three ‘de Hendrix van de viool’ genoemd. Toen Nick Cave in 1993 een violist nodig had voor een opname met zijn nieuwe band The Bad Seeds benaderde hij natuurlijk Warren Ellis. Die bleek een blijvertje.

‘Hij schikte zich in eerste instantie in een ondergeschikte rol en verfraaide gewoon wat we toch al deden’, vertelt Cave, ooit de ster van zijn eigen mockumentary 20.000 Days On Earth, in de (privé)concertfilm This Much I Know To Be True (105 min.) van Andrew Dominik. ‘En vervolgens heeft hij gewoon één voor één de leden van The Bad Seeds eruit gewerkt. Ik ben de volgende op zijn lijst. Hij begint tegenwoordig ook steeds meer te zingen.’

Van zulke meligheid is uiteindelijk geen woord gelogen: Warren Ellis speelt allang geen tweede viool meer. Hij speelt sowieso lang niet altijd viool. De twee zijn volwaardige samenwerkingspartners geworden: in The Bad Seeds en het zijproject Grinderman. Als filmcomponisten voor producties zoals The Proposition, Andrew Dominiks The Assassination Of Jesse James By The Coward Robert Ford en de prachtdocu The Velvet Queen.

En onder de noemer Nick Cave & Warren Ellis. In die laatste hoedanigheid zijn ze ook te zien in deze film van Dominik, die Cave in One More Time With Feeling (2016) al eens portretteerde toen die rouwde om zijn overleden zoon Arthur. Deze docu is geen logisch vervolg – er zit overigens ook een film tussen: Cave’s stemmige solo-performance Idiot Prayer – en heeft ook niet zo’n topzware lading, maar voelt toch wel vergelijkbaar.

This Much I Know To Be True bestaat voor het leeuwendeel uit een privé-optreden, opgenomen in het voorjaar van 2021, waarin het illustere duo op gezette tijden wordt bijgestaan door een strijkkwartet, drummer en achtergrondkoor. De locatie, in Brighton en Londen, is uiterst sfeervol. Net als de ‘in your face’-registratie. Dynamisch, fraai uitgelicht en héél intiem. Alsof de twee alleen voor jou, en mij, optreden.

Dominik lardeert dit bezwerende geheel, ogenschijnlijk lukraak, met enkele scènes (de entree en spoken word-performance van een inmiddels erg broze Marianne Faithfull bijvoorbeeld) en losse interviewfragmenten (waarin Cave bijvoorbeeld vertelt over The Red Hand Files, een website waarop hij uitgebreid en zeer persoonlijk ingaat op vragen van fans). Die zijn soms best aardig, maar het is toch echt de muziek die ’t moet doen.

Met een uitgelezen selectie songs van het Bad Seeds-album Ghosteen (2019) en de Cave/Ellis-collaboratie Carnage (2021) creëren Nick Cave en Warren Ellis een soort sacrale atmosfeer, de perfecte manier om in tijden van quarantaine en lockdowns – of als je niet zo nodig onderdeel wilt zijn van een mensenmassa – tóch onderdeel te worden van een concert.