Salo: Nee Is Misschien

Witfilm / EO

Zijn naam was vooral verbonden met het grote Ajax van begin jaren zeventig. Salo Muller, de man die Johan Cruijff, Piet Keizer en al die andere sterren van het Nederlandse totaalvoetbal masseerde en verzorgde. Enkele jaren geleden deed hij op een totaal andere manier van zich spreken: Muller dwong de Nederlandse Spoorwegen tot het betalen van vijf miljoen euro schadegeld aan de slachtoffers van de Jodenvervolging.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vervoerden zij Joodse Nederlanders van Westerbork naar vernietigingskampen zoals Sobibor en Auschwitz. De Spoorwegen kregen daarvoor gewoon betaald. En dat werd weer gefinancierd vanuit ingeleverd Joods geld en sieraden. ‘Dat is roofgeld, bloedgeld’, zegt Muller daarover fel in Salo: Nee Is Misschien (60 min.). ‘De mensen hebben hun eigen treinkaartje betaald naar de gaskamers.’

Nu heeft de inmiddels 89-jarige Joodse Nederlander zijn blik verlegd naar Duitsland: ook Deutsche Bahn moet over de brug vormen. Documentairemaker Joris Postema gebruikt deze campagne als rode draad voor zijn portret van Salo Muller, die het leeuwendeel van zijn familie kwijtraakte tijdens de oorlogsjaren. Zelf moest hij zich staande houden op maar liefst negen onderduikadressen. Naderhand sprak hij nooit meer over de oorlog.

Totdat hij zich in 1995 liet overhalen voor een interview met de Shoah Foundation van Steven Spielberg, die zich ten doel heeft gesteld om de ervaringsverhalen van Holocaust-overlevenden op te tekenen. Dertig jaar later maakt Postema gretig gebruik van dit gesprek, waarin Muller zijn levensverhaal doet. Hij was nog maar zes jaar oud toen zijn ouders in 1942 via de beruchte Hollandsche Schouwburg werden afgevoerd.

Dat is een tamelijk klassiek overleversverhaal, dat later nog extra kleur krijgt als Muller verhaalt over zijn periode bij Ajax. Hij claimt bijvoorbeeld een belangrijke bijrol in de klassieke goal van Johan Cruijff tegen ADO Den Haag: als die vanaf de zijlijn, met een rolletje verbandgaas dat de fysiotherapeut hem net heeft overhandigd, naar binnen komt en met een boogbal over de keeper scoort. ‘Door mijn aanwijzingen en mijn bandje.’

Het interessantst wordt deze tv-docu echter als Muller reageert op actuele ontwikkelingen in Israël, de verkiezingswinst van de PVV, het veelbesproken bezoek van de Israëlische president Herzog aan zijn stad Amsterdam en de rellen na de wedstrijd Ajax – Maccabi Tel Aviv. Hij is strijdbaar en maakt zich zorgen over toenemend antisemitisme. En Joris Postema schroomt niet om ook kritische vragen te stellen.

Dan is Salo: Nee Is Misschien ineens niet meer een film die over het verleden gaat, maar een urgent verhaal over het hier en nu. Waarin Salo Muller uitdrukt wat een deel van de Joodse Nederlanders denkt: ze voelen zich niet meer altijd veilig. Net als toen: in een tijd die nooit mag worden vergeten en toch langzaam van ons lijkt weg te glippen.

Bewariërs

Periscoop Film

Die naam was een grapje onder Joodse Nederlanders tijdens de Tweede Wereldoorlog: Bewariërs (70 min.), niet-Joodse Nederlanders die in goed vertrouwen voorwerpen van Joodse vrienden in ontvangst namen, met de intentie om die na de oorlog terug te geven. Alleen: vaak kwam het niet zover, meestal omdat de oorspronkelijke eigenaren nooit meer thuiskwamen. Soms ook omdat de ontvangers ze niet wilden teruggeven. En hun kinderen en kleinkinderen moeten zich daar, getuige deze interessante en stevig gedocumenteerde film van Timon Moll en Sanne Kortooms, nog altijd toe verhouden.

De weinige Joden die na de oorlog naar huis terugkeerden en daar hun leven wilden vervolgen kregen vaak een ‘ijskoude’ ontvangst, stellen diverse historici in deze documentaire. Dat werd de ‘kleine Shoah’ genoemd. Nederland richtte zich volledig op de wederopbouw en had nauwelijks oog voor welk leed er was aangericht. Daardoor duurde het soms heel lang voordat Joodse bezittingen op hun rechtmatige plek terechtkwamen – als dat al gebeurde. ‘Beste familie Rosenthal, het lukt me maar niet om u te vinden’, staat er bijvoorbeeld geschreven op een papiertje dat aan de zijkant is geplakt van een boekenkast, die in het innamedepot van het Nationaal Holocaustmuseum terecht is gekomen. ‘Ik wil deze boeken aan u teruggeven. Ze zijn door mijn grootvader uit uw woning geroofd nadat u bent weggevoerd tijdens een razzia in 1942.’

‘Het blijft zo raar dat er spullen terug zijn gekomen en zij niet’, zegt Sara Coster, de kleindochter van de handelaar Samuel van Cleef en zijn vrouw Elisabeth. ‘Dat ze dus wel hun spullen lieten onderduiken en zelf dachten: we gaan nog wel onderduiken. Het komt nog wel.’ Samen met haar broer, de journalist Alfred van Cleef, schetst Sara hoe de eigendommen van haar grootouders werden ondergebracht bij een bevriende zakenrelatie. Die wilde daarvan later geen afstand meer doen. Wat hun vader Jacob, zoon van Samuel en Elisabeth, ook probeerde. Die was er op een gegeven moment helemaal klaar mee. ‘Ik wil van die man geen gunst vragen’, zei hij. Toen ‘die man’ in 1980 overleed, werden de spullen van de Van Cleefs, zo bleek later, dus gewoon naar de afvalverbranding gebracht.

De spullen van Louis Polak en zijn vrouw Marie Polak-Trompetter kwamen uiteindelijk bij Johan Gortworst terecht. Zijn grootvader nam ze ooit in ontvangst en gaf ze daarna door aan Johans tante en zij weer aan zijn moeder. Een dierbare ring die Johan van haar erfde bleek in werkelijkheid dus afkomstig te zijn van de familie Polak. Johan heeft tot dusver alleen geen nabestaanden van hen kunnen traceren om ook die aan hen te overhandigen. Wim de Haan, zoon van de Bewariër Johnny, waagde eveneens een poging. Zijn vader bewaarde z’n hele leven een kist met de viool van zijn vriend Bram. Al die jaren lag het instrument tevergeefs op hem te wachten. Toen zijn vader was overleden, vond Wim in een dagboek echter voldoende aanknopingspunten om het instrument alsnog bij zijn rechtmatige eigenaars te kunnen bezorgen.

Het is een aangrijpend verhaal dat illustreert hoe bezittingen van de slachtoffers van de Jodenvervolging ook tachtig jaar na dato nog altijd een wezenlijke rol kunnen spelen in het verwerkingsproces van de nabestaanden. Hoewel het leed dat destijds is aangericht natuurlijk op geen enkele manier kan worden gerepareerd, is het getuige Bewariërs wel enigszins te verzachten.

Vastgelegd

KRO-NCRV

‘Je hebt een film gemaakt toen ik geboren was, in 1962, van de eerste dagen of weken’, zegt Batya Wolff in de persoonlijke documentaire Vastgelegd (63 min.) tegen haar vader Max. ‘En toen ik die film voor het eerst zag, dacht ik: die film gaat over iemand die dood is. Terwijl ik kijk naar een film van het begin van mijn leven.’ Één van Batya’s zussen, waarvoor Max een vrijwel identiek geboortefilmpje maakte, heeft zelfs het gevoel dat haar kinderbedje niet voor haar was ‘maar dat er allemaal botten in liggen van dode mensen’.

Die associaties zijn niet vreemd. Van hun Joodse familie zijn bijna driehonderd leden vermoord tijdens de Tweede Wereldoorlog. De enthousiaste filmer Max Wolff heeft er een enorm boekwerk over geschreven. ‘Een Joods monument van onze familie’, zegt hij trots tegen Batya. Zij vindt dat boek echter beladen. ‘Max’, begint ze. ‘Al wat van jou is, draag ík ook bij me.’ Ze wil duidelijk een punt maken, maar haar hoogbejaarde vader pakt het luchtig op. ‘Dat vind ik niet erg. Hoef ik het niet alleen te dragen.’ En daarna bladert hij rustig verder in z’n boek. Zijn dochter blijft hem nadrukkelijk aankijken. ‘En ik dan?’

Deze vraag, tamelijk demonstratief voor de camera opgeworpen, zal onbeantwoord blijven, maar maakt de afstand tussen ouder en (volwassen) kind heel tastbaar. Vader Max wil/moet zijn oorlogsverleden blijven delen en zijn dochter krijgt hem niet aan zijn verstand gebracht dat hij haar daarmee belast. Daar zit de kern van deze schurende film, waarin Batya onderzoekt, in woord en beeld, afwisselend begeleid door hoorbare stilte en dwingende pianomuziek, wat dat vastleggen van het oorlogsverleden, dat vasthouden ook daaraan, betekent voor een volgende generatie.

‘Kan ik iets hebben verloren als ik het nooit gehad heb?’ vraagt ze zich bijvoorbeeld hardop af. ‘Kan ik rouwen om iemand die ik nooit gekend heb?’ Tegelijkertijd zoekt Batya Wolff in deze egodocu, gemaakt met Arnoud Holleman, ook naar manieren om de dood uit te bannen en al die overleden familieleden op de één of andere manier weer onderdeel te laten worden van haar huidige familiekring. Als doodgewone, levenslustige mensen, in plaats van als de symbolen van Jodenvervolging die ze mettertijd zijn geworden.

Anne Frank: Parallel Stories

Netflix

‘Hoe kunnen mensen zo onmenselijk worden?’ vraagt @KaterinaKat zich in een Instagram-post af bij een foto van Anne Frank en haar oudere zus Margot. ‘Ik kan me de wreedheid niet voorstellen.’ De coole tiener, die per trein heel Europa doorreist en de rouwplekken van de Holocaust bezoekt, plaatst er de hashtags #courage en #endurance bij.

Het fictieve personage Katerina, een rol van de Italiaanse actrice Martina Gatti, heeft duidelijk een educatieve functie. Ze wordt in Anne Frank: Parallel Stories (94 min.) op een nogal opzichtige manier ingezet om hedendaagse jongeren bij de tragedie van Anne te betrekken. Waarbij het de vraag is of dat werkelijk nodig is bij zo’n iconisch verhaal, dat onverminderd tot de verbeelding spreekt.

Ook omdat de filmmakers Sabina Fideli en Anna Migotto nóg een belangrijke ingreep doen: ze introduceren de Britse actrice Helen Mirren als alomtegenwoordige verteller. Vanuit een replica van Het Achterhuis vertelt zij Anne Franks levensverhaal, leest met het nodige drama voor uit haar dagboek en schetst de maatschappelijke ontwikkelingen die zich ondertussen voordoen.

Mirren introduceert tevens vijf overlevenden, die net zoals Anne als kind in de vernietigingskampen zijn beland en nu vanuit hun eigen ervaring iets kunnen vertellen over wat het Joodse meisje moet hebben gedacht en ervaren. Hun persoonlijke getuigenissen – en de gedachten daarbij van hun (klein)kinderen – worden van context voorzien door historici en WOII-deskundigen.

Het geheel maakt uiteindelijk een tamelijk onevenwichtige en enigszins gekunstelde indruk. De tragische verwikkelingen rond Anne Frank en haar lotgenoten, tot leven gewekt met foto’s en beelden die zich in je ziel blijven etsen, raken weliswaar nooit sleets en zijn als zodanig dan ook nauwelijks te ‘verpesten’, maar dreigen hier soms te verzuipen in de erg geconstrueerde vertelling.

‘Lieve Anne, ik was ontdaan van je hoopvolle dagboek’, schrijft @KaterinaKat voordat ze met haar telefoon een foto neemt van Eduardo Kobra’s gigantische Anne Frank-graffiti op de NDSM-werf in Amsterdam. ‘Maar het herinnert me eraan om nooit op te geven.’ Om te benadrukken dat dit een actuele boodschap blijft, zet ze er de hashtags #donotlookaway en #noprejudices bij.

De Sobibor Tapes – De Vergeten Interviews Van Jules Schelvis

Het kamp zelf was volledig van de aardbodem verdwenen. Met de grond gelijkgemaakt. De herinneringen aan Sobibor bleken veertig jaar later echter nog springlevend. Jules Schelvis, een Nederlander die het nazi-vernietigingskamp overleefde, wilde de verhalen van die overlevenden vereeuwigen. Zodat er toch nog iets van deze plek des doods, waar zo’n 170.000 mensen werden vermoord, bewaard zou blijven.

Samen met schrijfster en slaviste Dunya Breur sprak Schelvis begin jaren tachtig twaalf mensen die de hel levend verlieten, voor wat een document in de traditie van Shoah moest worden. Dat zou er tot zijn grote verdriet alleen nooit komen. Vijf jaar na zijn dood vormen de opnamen van die getuigenissen alsnog de basis voor een documentaire: De Sobibor Tapes – De Vergeten Interviews Van Jules Schelvis (56 min.), gemaakt door filmmaker Piet de Blaauw en cameraman Jan Pieter Tuinstra.

Met historicus Johannes Houwink-ten Cate, Jetje Manheim van de Stichting Sobibor en oud-journalist Cees Labeur reconstrueren zij de pogingen van Schelvis en Breur om een film over het vernietigingskamp te maken en zoomen ze natuurlijk ook in op de fameuze opstand in Sobibor op 14 oktober 1943. Schelvis sprak in dat kader met de Russische leider Sasha Pechersky en enkele andere oproerlingen. Zij lijken de gebeurtenissen die hun hele verdere leven definieerden opnieuw te beleven voor de camera.

‘Tijdens de opstand zijn er zeer veel mensen omgekomen’, heft Pechersky bijvoorbeeld met betraande ogen en overslaande stem het glas met enkele lotgenoten, in één van de aangrijpendste scènes. ‘Onze vrienden zijn van ons weggerukt, doodgeschoten. Ik stel voor om de nagedachtenis van onze gevallen kameraden aan wie wij ons leven te danken hebben te eren met een minuut stilte.’ En daar staan ze, breekbare oude mannen die in desperate tijden hun rug rechtten en die duidelijk nog altijd een enorme last met zich meetorsen.

Behalve een eerbetoon aan al die verloren of geschonden levens is deze gedegen tv-docu natuurlijk ook een hommage aan Jules Schelvis zelf, een man die in Sobibor zijn jonge echtgenote Rachel verloor en tot op hoge leeftijd geplaagd zou worden door demonen uit het verleden. De oorlog zou hem nooit meer loslaten. En hij zou de oorlog nooit meer loslaten. Deze voltooiing van zijn levenswerk doet de man recht.