The Story Of Ne Kuko

Doxy

Het nkisi-beeld dat in Kinkuku, een bergdorp in de Congolese provincie Boma, nog altijd een enorme spirituele kracht wordt toegedicht, heeft in het Belgische Africa Museum simpelweg een inventarisnummer gekregen. 0.0.7943 om precies te zijn, voor het zogenaamde krachtbeeld van koning Ne Kuko. Het staat al ruim honderd jaar in een vitrine in Tervuren. Gereduceerd tot een artefact uit de koloniale tijd, dat er bijna om vraagt om terug gestolen te worden.

En dat is precies waar de Pan-Afrikaanse restitutie-activist Mwazulu Diyabanza zich mee bezighoudt. In de openingsscène van de zinnenprikkelende film The Story Of Ne Kuko (26 min.), die was genomineerd voor een Gouden Kalf voor beste korte documentaire, ontvreemdt hij als een Afrikaanse Robin Hood een beeldje uit het Nederlandse Afrika Museum in Berg en Dal. De hele actie – en zijn navolgende aanhouding – laat Diyabanza zelf filmen. Hij staat immers volledig in zijn recht. 

Met dit boude staaltje ‘decolonizing art’ geeft documentairemaker Festus Toll z’n film direct een pikstart. In de messcherpe, associatieve en ritmische vertelling vertegenwoordigt zulk Afrikaans erfgoed ook elementaire bescherming tegen malheur. Zonder hun beschermheilige voelen de inwoners van Kinkuku zich minder goed beschermd. Met het geroofde erfgoed is bovendien een deel van hun collectieve identiteit verdwenen. Een deel van wie hen maakt tot wie ze zijn.

Toll laat in dat kader ook een voorouder aan het woord. Die verhaalt over de Belgische ontdekkingsreiziger Alexandre Delcommune, die steun zocht bij Ne Kuko’s nkisi. Rijke en machtige Europeanen zoals hij wisten dorpshoofden zover te krijgen dat ze hun land – en dat van hun voorouders – aan hen verkochten voor plaatselijke varianten op spiegeltjes en kraaltjes. In een archief te Brussel is te zien hoe dat in praktijk werkte: Ne Kuko heeft op 19 april 1884 zo’n verdrag ondertekend met een kruisje.

Met behulp van zijn complete filmische trukendoos, inclusief een prikkelend stem- en geluidsdecor, gebruikt Festus Toll het tragische verhaal van de Congolese leider als voorbeeld van de vervloekte geschiedenis van geroofde Afrikaanse kunst – onlangs eveneens belicht in Mati Diops bekroonde hybride van docu en fictie, Dahomey – en toont hoe die doorwerkt in het heden. Intussen staart Ne Kuko’s ontwortelde nkisi vanuit z’n Belgische vitrine nog altijd wezenloos voor zich uit.

Wachtend op z’n eigen Mwazulu Diyabanza.

Chimp Crazy

HBO Max

Sinds de ongekende freakshow Tiger King: Murder, Mayhem And Madness (2020) is documentairemaker Eric Goode nu niet bepaald een graag geziene gast bij het Amerikaanse smaldeel dat zich bezighoudt met de handel in exotische dieren. Om met de camera binnen te komen bij de Missouri Primate Foundation van chimpanseefokker Connie Casey, die ook jarenlang het feesten- en partijenbedrijf Chimparty runde, besluit hij zelfs zijn toevlucht te nemen tot een schaduwregisseur: voormalig circusartiest Dwayne Cunningham, die zelf ook actief is geweest in de wilde dieren-business.

En daar, in Festus in Missouri, stuiten Goode/Cunningham op Tonia Haddix, een enthousiaste vrijwilligster van de chimpansee-opvang, met tevens een voorliefde voor blonde pruiken, botox en de zonnebank. Een ideale hoofdpersoon, kortom, voor: Chimp Crazy (224 min.), een vierdelige serie waarin ook een prachtige bijrol is weggelegd voor haar favoriete primaat Tonka, type ‘half mens, half chimp’, die er al een flinke carrière als filmacteur in Hollywood op heeft zitten. De aap kan heel lieve kusjes geven, droogt Tonia’s tranen als ze emotioneel raakt en houdt er netjes een dekentje voor als hij in haar bijzijn masturbeert.

Dat klinkt allemaal heel grappig – en dat is ‘t eerlijk gezegd ook – maar onschuldig is het privébezit van chimpansees zeker niet. Goode laat er geen misverstand over bestaan dat volwassen exemplaren nauwelijks meer zijn te hanteren en volstrekt onhandelbaar of zelfs levensgevaarlijk kunnen worden. Hij illustreert dit met enkele tragische voorbeelden, die het thuis houden van zulke mensapen voorgoed van hun onschuld ontdoen. Ook de dierenrechtenactivisten van PETA – waaronder de Schotse acteur Alan Cumming, die nog in de film Buddy speelde met Tonka – proberen de exploitatie van wilde dieren onmogelijk te maken.

Tiger King-achtig conflict verzekerd dus – al heeft Chimp Crazy nét iets minder karikaturale personages, bizarre verwikkelingen en algehele kolder dan de serie over tijgerkoning Joe Exotic. Zet dat meteen tussen aanhalingstekens: ‘minder karikaturale personages, bizarre verwikkelingen en algehele kolder’. Dat is namelijk wel heel relatief in dit verband. Vanaf het begin moet Eric Goode bovendien spitsroeden lopen. De keuze voor een rol op de achtergrond, ten faveure van een stroman, brengt hem als maker meteen in een lastig parket. En daar komen onderweg nog de nodige twijfelachtige keuzes en ethische dilemma’s bij.

Tegelijk betoont Tonia Haddix, ‘the Dolly Parton of chimps’, zich de ideale heldin voor deze even buitenissige als intrigerende miniserie: een praatgrage, exhibitionistische en lekker onbezonnen chimpanseemama die nog meer van ‘haar’ aapjes houdt dan van haar bloedeigen kind en van de ene in de andere zelf gegraven kuil valt – en haar publiek ondertussen van de ene in de andere verbazing.

When You Hear The Divine Call

VPRO

‘De mens lijkt op de aarde’, zegt een nette Nederlandse vrouwenstem in de openingsscène bij beelden van het Afrikaanse platteland. ‘En keert uiteindelijk ook terug naar diezelfde aarde.’ De titel van de film verschijnt in beeld: When You Hear The Divine Call (20 min.). Donkere mannen trommelen bij een vuur. ‘We komen via hetzelfde proces op deze wereld’, constateert een Afrikaanse stem. Bliksem. Hij vervolgt: ‘Ik hoop dat je de goddelijke roeping hoort. Alle creaties in dit universum zijn gelijk voor de schepper.’

Één van die schepselen zit in het volgende shot, gewoon in Nederland overigens, met een tutje in zijn mond in een stoeltje. Het is Genson, het pasgeboren neefje van documentairemaker Festus Toll. Hij luistert naar een wiegenliedje. <Rewind> Naar beelden van Tolls oom Mike, die in 1993 aan het strand in Kenia een blowtje rookt. Hij vertrok op zijn 22e naar Europa en besloot onlangs terug te keren naar Afrika. Neef Festus reist hem nu achterna, op zoek naar wat hen als drie verschillende generaties Afrikaanse Europeanen bindt en bepaalt.

Fundamentele vragen over identiteit spelen daarbij op: wie ben ik? Waar kom ik vandaan? En (hoe) bepaalt dit waar ik naartoe ga? Dat klinkt concreter dan het in When You Hear The Divine Call wordt. Deze korte documentaire, thematisch een logisch vervolg op Tolls debuutfilm We Will Maintain, weigert ten enen male om een lineair opgebouwde zoektocht naar zoiets elementairs als ‘thuis’ te worden, maar overkomt de nietsvermoedende kijker eerder als een desoriënterende koortsdroom. Waarbij de filmmaker zijn publiek slechts beperkt houvast geeft en zelf de mogelijke antwoorden laat construeren.