Ellis Park

Pink Moon

Als je ziet hoe hij zijn instrument nog altijd te lijf gaat, uitwringt als een vaatdoek of juist laat wenen als een troosteloze weduwe, is het niet vreemd dat Warren Ellis ooit ‘de Jimi Hendrix van de viool’ werd genoemd. De Australische multi-instrumentalist heeft met zijn favoriete instrument nooit de klassieke concertzalen opgezocht, maar is in de rock & roll beland, in rokerige zalen en op bruisende festivals.

Daar is ie in Ellis Park (105 min.), de documentaire die zijn landgenoot Justin Kurzel over hem maakte, dan overigens weer nauwelijks te zien. De Australische filmmaker heeft geen regulier popportret van Warren Ellis gemaakt, waarbij eerst diens opkomst als boegbeeld van de invloedrijke instrumentale rockband The Dirty Three uitgebreid wordt behandeld en daarna zijn entree bij Nick Cave & The Bad Seeds, waarin hij zich van één van de bandleden heeft ontwikkeld tot volwaardige partner in crime van de begenadigde frontman, nog eens goed aan de orde komt.

In de kantlijn passeren die twee groepen wel even de revue. Zoals onderweg tevens wordt vernoemd dat Warren Ellis, al dan niet met Cave, naam heeft gemaakt als maker van soundtracks. Daar blijft ’t dan ook bij. Geen obligate quotes van zijn muzikale bloedsbroeder of concullega-muzikanten dus en ook slechts een te verwaarlozen hoeveelheid concertfragmenten. Alleen een man en zijn viool (of synthesizer), op plekken waar hij zich kan overgeven aan zijn muziek. In een Parijse studio, alleen op het podium van een theaterzaal of in een lege kerk.

Musiceren als een vorm van meditatie. ‘De wereld stopt’, zegt de hoofdpersoon. ‘En je bent gewoon op die ene plek. Dat zou ik in het echte leven nooit kunnen doen.’ Kurzel volgt hem tevens naar zijn ouderlijk huis in de Australische stad, waar zijn inmiddels hoogbejaarde vader ‘Screaming Johnny’ Ellis nog altijd graag zijn liefde voor muziek met hem deelt en zijn fragiele moeder Diane inmiddels in niets meer lijkt op de labiele en onberekenbare vrouw die Warren ooit zo’n lastige jeugd bezorgde. Stukje bij beetje kleuren zulke scènes de hoofdpersoon verder in.

Het hart van deze film wordt echter gevormd door zijn verbondenheid met het Sumatra Wildlife Center, waar Femke den Haas en haar medewerkers illegaal verhandelde en mishandelde dieren oplappen. In Warren Ellis heeft de Nederlandse dierenredster een bondgenoot gevonden. Hij is alleen nog nooit op bezoek geweest bij de opvang. Als Ellis zich daar meldt, nederig en in een fleurige nieuwe blouse, sluit Justin Kurzel aan om hun eerste ontmoeting te vereeuwigen. De muzikant heeft een geschenk meegebracht: zijn persoonlijke talisman. De kauwgom van Nina Simone.

Ellis Park wordt ondertussen niet het definitieve portret van de begenadigde muzikant Warren Ellis – op dat vlak blijft er best nog het nodige te wensen over – maar een sfeervolle reis door het huidige leven van een gevoelsmens, dat zich steeds weer laat raken en ook nog steeds anderen weet te raken.

Pangolin: Kulu’s Journey

Netflix

Hij kan alleen niet praten, zingen of dansen. Verder is Gijima, alias Kulu, een ideaal Disney-dier. Het Temmincks schubdier oogt vertederend en is volstrekt ongevaarlijk. Gijima kan niet vluchten of bijten. Als ie in gevaar is, kan het dier zich alleen als een bal oprollen en er dan maar het beste van hopen.

Schubdieren zijn geliefd bij stropers. Ze worden in China gebruikt als ingrediënt voor zeker zestig commerciële geneesmiddelen. Als de illegale handel in de dieren op het huidige niveau wordt voortgezet, zijn ze over dik twintig jaar uitgestorven – en eindigt een periode van 85 miljoen jaar op aarde. Want het schubdier, het zoogdier dat het meest illegaal wordt verhandeld in de wereld, heeft de dinosaurus nog meegemaakt.

Schubdieren kunnen hun mond niet opendoen, vertelt één van de Zuid-Afrikaanse dierenbeschermers die zich het lot van Kulu en zijn soortgenoten aantrekt. Hij bedoelt ‘t letterlijk: het dier kan alleen z’n lange tong naar buiten steken en zo mieren en termieten vangen om op te eten. Geluid maken lukt niet. Het is echter ook symbolisch: het schubdier kan zelf niet om hulp roepen. Dat zal de mens voor hem moeten doen.

En Pippa Ehrlich, die eerder samen met James Reed een Oscar won voor My Octopus Teacher (2020), is natuurlijk zeer gekwalificeerd om een ‘call to action’-docu te maken voor zo’n bijzonder dier: Pangolin: Kulu’s Journey (90 min.). Ze sluit daarvoor aan bij de vrijwilligers van het Wildlife Veterinary Hospital in Johannesburg, die met een lokoperatie het jonge schubdier Kulu hebben gered uit de grijpgrage klauwen van stropers.

En zoals dat gaat in dit soort dierenfilms – men neme bijvoorbeeld Wildcat, Patrick And The Whale of Billy & Molly: An Otter Love – staat er dan al een mensenvriend klaar om een innige band op te bouwen met het getraumatiseerde schubdier: fotograaf Gareth Thomas. Die heeft zelf in de afgelopen jaren ook de nodige butsen opgelopen en is klaar om een nieuwe start te maken. Met een beetje geluk kunnen de twee elkaar helen.

De interactie tussen mens en (schub)dier bloeit vervolgens op binnen een zeer fotogenieke omgeving, waarin ook een bedrijvige mierenkolonie nog een hoofdrol claimt. Die biotoop wordt door Ehrlich ten volle uitgenut. Pangolin: Kulu’s Journey legt een oogstrelende wereld bloot, waarin zowel Gareth als Kulu z’n natuurlijke plek kan vinden. Eerst groeien de twee zichtbaar naar elkaar toe. Totdat ze onafscheidelijk zijn geworden.

En dan is het moment gekomen om weer afstand te nemen en de natuur z’n werk te laten doen. Een ontroerend moment, in een film die met een gerust hart een Disney-docu mag worden genoemd. Over een man die op zoek is naar de zin van het leven en een zeer aaibaar dier dat hem dit geschenk – gewoon door te zijn wat het is: een 85 miljoen jaar oud schubdier – zomaar overhandigt.

All That Breathes

Dogwoof

Vanaf het adembenemende openingsshot – van een stad bij nacht waar allerlei verschillende dieren hun kans schoon zien en op zoek gaan naar voedsel – is glashelder dat de Indiase filmmaker Shaunak Sen in All That Breathes (94 min.), winnaar van de World Cinema Grand Jury Prize op het Sundance Festival en de L’Oeil d’Or op het Film Festival van Cannes, een wonderbaarlijke wereld gaat openen. Een wereld die steeds nieuwe geheimen prijsgeeft.

In de Indiase metropool New Delhi, overbevolkt en vervuild, vangen de broers Mohammad Saud en Nadeem Shehzad in hun eigen Wildlife Rescue gewonde roofvogels op, met name zwarte wouwen. Die kunnen door het drukkende weer zomaar uit de lucht vallen en moeten dan weer opgelapt worden. ‘Als andere vogels in de lucht vliegen, zie je dat ze daarvoor moeite moeten doen’, verklaren de broers, in één van de filosofische voice-overs die als anker voor de film fungeren, hun liefde voor de zwarte wouw. ‘Maar de wouw zwemt, zagen we vroeger als we door een gat in het tentdoek keken. Een luie stip op de horizon.’

De zwarte wouwen hebben zich echter wel degelijk aangepast aan hun urbane omgeving. Ze gebruiken bijvoorbeeld sigarettenpeuken om zich te beschermen tegen parasieten. Andere vogels slaan dan weer een hogere toon aan om boven het verkeerslawaai uit te komen. Shanauk Sens cameramannen Ben Bernhard en Riju Das excelleren in het vereeuwigen van al die verschillende levende wezens in een door de mens gecreëerde omgeving. Hun camerawerk – met zinsbegoochelende scherpteverleggingen, spiegelingen in het water en kalme bewegingen naar een parallelle gebeurtenis – maakt van deze film een weldadige kijkervaring.

Terwijl de twee broers en hun vaste vrijwilliger Salik Rehman, die in een prachtige observerende scène ineens zijn bril verliest aan een vrijpostige wouw, zich in hun werkplaats ontfermen over gehavende dieren en proberen externe financiering voor hun activiteiten te vinden, spelen op de achtergrond spanningen tussen verschillende facties en religies. Als praktiserende moslims proberen Saud en Nadeem daar zoveel mogelijk buiten te blijven, zeker als het geweld even verderop in de stad flink oplaait. Hun werk met de roofvogels, waarvan de situatie eveneens steeds nijpender lijkt te worden, verschaft hen daarvoor een alibi.

All That Breathes wordt zo een levendig portret van de twee broers, maar schildert met onvergetelijke beelden – een verzameling zwarte wouwen die lijkt te poseren als een soort koninklijke familie, bijvoorbeeld, of een jong uiltje dat lekker in een teiltje wordt gebadderd – tevens hun intrigerende biotoop. Zo wordt inzichtelijk gemaakt hoe veelzijdig, gecompliceerd en oogverblindend het bestaan in een metropool kan zijn en hoe al die levens, van mens en dier, daar met elkaar verknoopt zijn geraakt.