Strike: An Uncivil War

Davy Films / Embankment

Bij de steenkolenfabriek van Orgreave, nabij Sheffield, komt ‘t op maandag 18 juni 1984 tot een keiharde confrontatie tussen stakers en de Britse politie. Vijfduizend stenen gooiende relschoppers kunnen ternauwernood in toom worden gehouden door dappere agenten, die zeer daadkrachtig optreden, gericht hun honden inzetten en charges te paard uitvoeren. Het is de grimmige conclusie van alsmaar oplopende spanningen tussen de conservatieve regering van Margaret Thatcher en onbehouwen arbeiders die weigeren om zich neer te leggen bij de noodzakelijke sluiting van een aantal mijnen.

Althans, zo belandt ‘The Battle of Orgreave’ in het Britse televisienieuws. In de stevige documentaire Strike: An Uncivil War (111 min.) laat Daniel Gordon een andere kant van diezelfde dag zien. Mijnwerkers, insiders én politieagenten schetsen hoe een speciale paramilitaire eenheid van de politie doelbewust de confrontatie met de mannen aan de piketlijn zoekt en zelf de eerste klappen uitdeelt. Deze Britse mobiele eenheid zou in een geheime handleiding door Thatcher zijn aangespoord om de even populaire als militante vakbondsleider Arthur Scargill en de stakers, die zij in een interview doodgemoedereerd ‘the enemy within’ noemt, maar eens goed aan te pakken. Er worden bovendien 95 stakers aangehouden, die snel daarna een forse aanklacht aan hun broek krijgen.

In de navolgende maanden blijft ‘The Iron Lady’ Thatcher nietsontziend druk uitoefenen op de stakende mijnwerkers en hun gemeenschappen. Totdat het water sommigen echt aan de lippen staat en de onderlinge solidariteit begint af te brokkelen. Als mijnwerker Steven bijvoorbeeld tegen zijn vader, een echte vakbondsman, zegt dat hij weer aan het werk wil, wijst die hem subiet de deur. In zijn huis is geen plaats voor een ‘scab’, een vuile stakingsbreker. Op de eerstvolgende maandag wordt Steven opgehaald door twee agenten, die hem met een bus, door een haag van actievoerders, naar de mijn gaan begeleiden. Als een radioverslaggever vervolgens aan zijn vader vraagt of Steven welkom is op zijn begrafenis, is de man onverbiddelijk: ‘Ik kom liever naar de zijne.’

Hele gemeenschappen raken zo verscheurd. En als de mijnen niet lang daarna natuurlijk tóch dichtgaan, volgt de leegte – en de drank en drugs om die te vullen. De mannen in deze typische arbeidersfilm beschouwen The Battle Of Orgreave en de afhandeling daarvan nog altijd als een gotspe, die symbool staat voor hoe zij als leden van de Britse arbeidersklasse sowieso zijn behandeld door de regering Thatcher, die op geen enkele manier begrip leek te hebben voor hun benarde situatie.

Still The Enemy Within

Dartmouth Films

Het is een onvergetelijke scène uit de Britse arbeidersfilm Brassed Off! (1996): terwijl mijnwerker Phil (een prachtige rol van Stephen Tompkinson) bijbeunt als clown op een kinderfeestje, wordt ‘t hem even te veel. Zijn mijn dreigt te sluiten, de bijbehorende fanfare lijkt ook de handdoek in de ring te gaan gooien en zijn eigen vader (een onvergetelijk personage van Pete Postlethwaite) heeft stoflongen en koerst af op een pijnlijke dood. De clown vervloekt God. ‘Die denkt erover om mijn vader te gaan halen’, schreeuwt hij met overslaande stem naar de verbouwereerde ouders en kinderen. ‘En Margaret ‘bloody’ Thatcher laat ie leven!’

De Britse premier Thatcher geldt in de grimmige jaren tachtig als de aartsvijand van elke zichzelf respecterende mijnwerker. Met aangekondigde mijnsluitingen dreigt zij hen stuk voor stuk werkeloos te maken. Bovendien roept ‘The Iron Lady’ de voorhoede van de 160.000 mijnwerkers, die in maart 1984 gaat staken, uit tot de vijand. In Still The Enemy Within (113 min.) blikt Owen Gower terug op de langste staking uit de Britse historie met de betrokken arbeiders (en hun al even strijdbare vrouwen), die niet lang daarvoor nog te horen hadden gekregen dat ze een baangarantie voor het leven hadden in de florerende kolenmijnindustrie. Niet dus.

Tegenover het hardvochtige Thatcherisme staat vakbondsleider Arthur Scargill, de onverzettelijke leider van The National Union of Mineworkers (NUM) en een ideale antagonist voor de Tory-regering en hun vrinden in de conservatieve media. Zijn boodschap is simpel: no pit closures. Al snel komt het dan ook tot keiharde clashes tussen ‘Arthur’s Army’ en de Britse politie. Waar de stakers in eerste instantie nog tamelijk onbekommerd hun vaste strijdlied ‘The miners united will never be defeated!’ aanheffen, is die eensgezindheid enkele maanden later, als het water menigeen echt aan de lippen staat, steeds moeilijker vol te houden

Deze gestaalde working class-docu uit 2014 roept de turbulente staking, die in totaal nét geen jaar zal duren, op met indringende nieuwsbeelden, sprekende zwartwit foto’s, een straffe punk- en new wave-soundtrack en enigszins obligate reconstructiebeelden. Gower maakt er verder geen geheim van aan wiens kant hij zelf staat. Van het kamp van Margaret Thatcher, die in weerwil van Phils noodkreet overigens nog tot 2013 zou mogen blijven leven, krijgt niemand de kans om te reageren. Dit is de mijnwerkersversie van een conflict dat de Britse samenleving compleet verscheurde en voor zowel solidariteit als vijanddenken aan beide zijden van de ‘picket lines’ zorgde.

Striking With Pride: United At The Coalface

SkyShowtime

Veertig jaar nadat een groep Londense LHBTIQ+-activisten een mijnwerkersstaking in Zuid-Wales begint te ondersteunen – en tien jaar nadat daarover de aanstekelijke speelfilm Pride is gemaakt – zet documentairemaker Ashley Francis-Roy in Striking With Pride: United At The Coalface (76 min.) opnieuw de schijnwerper op deze bijzondere alliantie. In het kader van een voorleesprogramma wordt het verhaal ditmaal aan een groep kinderen verteld door de bekende Welshe drag queen Tayce Szura-Radix.

Of ze nog weten wat een mijnwerker is? wil Tayce weten. De jongens en meisjes reageren enthousiast. Waarna de voorlezer begint aan de geschiedenis van de Welshe streek Dulais Valley. Het relaas wordt daarna al snel overgenomen door bewoners van deze hechte gemeenschap, waar iedereen in de jaren tachtig afhankelijk was van de plaatselijke mijn en er na een dag zwoegen onder de grond vaak een pint in de pub wachtte – en daarna nog wel één. Al was het mijnwerkersbestaan natuurlijk ook geen vetpot. Sterker: als er werd gestaakt om sluiting van de mijnen te voorkomen – ‘Coal not dole’ scandeerden ze dan – hadden de gezinnen helemaal geen inkomen en moest er geld worden ingezameld.

Er kwam dus hulp van een andere groep in de verdrukking in het Groot-Brittannië van de Conservatieve premier Margaret Thatcher. Tijdens Gay Prides begonnen homo’s en lesbiennes uit de hoofdstad, die op dat moment toch ook met openlijke homohaat en de AIDS-epidemie kampten, geld in te zamelen voor de stakers. Ze startten zelfs een eigen organisatie: Lesbians And Gays Support The Miners (LGSM). Dat was dan weer tegen het zere been van Thatcher, die de protesten tegen haar regering beschouwde als het werk van binnenlandse extremisten. ‘The Iron Lady’ dubde die ‘the enemy within’. Een andere docu over de mijnwerkersacties ontleent er z’n titel aan: Still The Enemy Within.

Terwijl deze geschiedenis zich ontvouwt in Striking With Pride, maakt Tayce voor luisterende kinderen steeds bruggetjes van het ene naar het volgende verhaalelement. Die vorm heeft geen enorme meerwaarde, maar zit de inhoud ook zeker niet in de weg. De nadruk blijft liggen op de bijzondere gebeurtenissen van halverwege de jaren tachtig, toen er zowaar een zielsverwantschap ontstond tussen gay-activisten en een kleine mijnwerkersgemeenschap in Wales. Niet dat ze daar oorspronkelijk nu zo homovriendelijk waren. Op z’n best werd er zorgvuldig over gezwegen. Toen ‘t erop aankwam moest er zelfs een muntje worden opgegooid of de leiders van LGSM wel welkom waren.

Eenmaal in direct contact, van mens tot mens, kon de afstand echter snel en gemakkelijk worden overbrugd. Ook plaatselijk begonnen er intussen mensen uit de kast te komen. Soms hadden ze zelfs al – saillant detail – ervaring met stiekeme seks in een mijnschacht. Zo ontstond wederzijds begrip en een gevoel van solidariteit. Samen tegen ‘the enemy at the top’, Margaret Thatcher. Want die voerde de druk op de stakers en hun families flink op. Totdat het water hen aan de lippen stond. Sommige mannen gingen dus toch maar weer aan het werk. Tot grote woede van hun lotgenoten, die niets meer wilden weten van deze ‘scabs’. Het leidde tot ernstig geweld tegen de stakingsbrekers.

Zulke incidenten blijven niet onbenoemd in deze typische Britse arbeidersfilm, maar krijgen ook niet de overhand. Uiteindelijk is ‘t een optimistische vertelling geworden over ‘twee gemeenschappen die verliefd werden’. Een onweerstaanbare docu over zelfrespect, erkenning en saamhorigheid.

American Dream

Cabin Creek Films

In 1984 maakt Hormel Foods bijna dertig miljoen dollar winst. Datzelfde jaar verlaagt de Amerikaanse vleeswarenfabrikant de lonen in Austin, Minnesota van 10,69 naar 8,25 per uur. Het bedrijf wil volgens eigen zeggen competitief blijven. Dat is tegen het zere been van de vakbond Local P-9, die onder aanvoering van ‘labor consultant’ Ray Rogers een felle mediacampagne start. Zo hopen ze alle medewerkers op één lijn en de bedrijfsleiding op de knieën te krijgen.

Voor het eerst in ruim een halve eeuw dreigt Hormels fabriek in Austin dicht te gaan vanwege een staking. En daarmee belandt American Dream (95 min.), waarmee Barbara Kopple in 1991 een Oscar won, op hetzelfde terrein als de documentaire waarvoor zij vijftien jaar eerder een Academy Award kreeg: Harlan County USA. De noeste werkers tegenover de arrogante bazen. Which side are you on? Wie buigt er en wie breekt z’n nek?

Zo simpel is de situatie in het hart van het Amerikaanse midwesten alleen niet. Want de militante acties van Rogers en co. worden ook veroordeeld vanuit eigen kring. Vakbondsbestuurder Lewie Anderson vertegenwoordigt vanuit Washington 100.000 vleeswerkers van 95 verschillende bedrijven. Hij ziet niks in de wilde acties bij de Hormel-fabriek in Austin, die in zijn ogen de looneisen van de complete sector en de onderliggende solidariteit ondergraven.

Local P-9 houdt alleen stug vast aan z’n oorspronkelijke uitgangspunt. ‘We made a promise’, herhaalt vakbondsleider Jim Guyette zijn vaste citaat uit een populair Bruce Springsteen-nummer nog maar eens tegenover de achterban. ‘We swore we’d always remember. No retreat. No surrender.’ Guyette voelt tegelijkertijd aan zijn water dat de onderlinge solidariteit broos is. Sommige mannen willen niets liever dan gewoon aan het werk. Voor hun gezin.

Vanuit verschillende kanten laat Kopple zien hoe de spanning in Minnesota steeds verder oploopt. Broeders komen tegenover elkaar te staan. De één bemant de ‘picket line’ waar de ander, als stakingsbreker tegen wil en dank, langs moet. Zodat hij de kost kan gaan verdienen. Het conflict raakt zo mensen die altijd familie voor elkaar zijn geweest – en de bazen op z’n best als een noodzakelijk kwaad, maar vaker als de vijand beschouwden.

Het zijn pijnlijke taferelen: mannen verliezen het vertrouwen in elkaar en zichzelf. Ook de wereld waarvan zij al sinds hun jeugd deel uitmaken – bijzonder trefzeker opgetekend door Kopple – dreigt te verdwijnen. De vakbond is zijn positie sowieso aan het verspelen en laat z’n traditionele achterban ondertussen verweesd achter. Als de verliezers van de moderne samenleving die later, wie weet, aansluiting zullen vinden bij de politieke beweging van Donald Trump.

Wanneer de verschillende partijen in Austin, Minnesota, er maar niet uitkomen, verschijnt Bill Wynn, de president van de United Food & Commercial Workers Union, ten tonele. ‘Iedereen kan mensen de straat op krijgen’, zegt hij als zo’n typische vakbondsbaas die geen tegenspraak duldt. ‘Maar er is een echte vent nodig om ze weer aan het werk te krijgen.’ Het is duidelijk wie hij als die echte vent beschouwt en hoe die de boel nu weer vlot gaat trekken.

Het is de tamelijk sombere conclusie van een typische arbeidersfilm, waarin gewone werkemannen worden geconfronteerd met de Reaganomics van hun tijd.

Greta Thunberg: A Year To Change The World

Greta Thunberg heeft haar schoolcarrière weer een jaar op pauze gezet. Niet om te backpacken in Azië, Zuid-Amerika of Australië, maar om overal haar boodschap over de zorgwekkende toestand van de aarde kracht bij te zetten. Te beginnen in oktober 2019, bij een groots opgezette klimaatdemonstratie tegen de gevolgen van oliewinning in Canada.

Een maand eerder heeft ze tijdens een klimaattop in New York de leiders van die wereld nog van onder uit de zak gegeven. ‘Hoe durven jullie?’ voegde ze hen woedend toe tijdens een speech, die haar definitief tot ‘s werelds bekendste klimaatactivist zou maken. Het bizarre tafereel – van een tiener die haar woede ongegeneerd botviert op de machtigste mannen op aarde – vormde tevens de krachtige climax van het meeslepende portret I Am Greta (2020).

Wij zijn als de keizer zonder kleren, doceert de Zweedse tiener nog maar eens bij de start van Greta Thunberg: A Year To Change The World (173 min.). En alleen een kind durft daarover de waarheid te zeggen. In deze driedelige BBC-serie wordt de activiste gevolgd tijdens haar jaar vrijaf, waarin het Coronavirus (als aankondiging van nóg ingrijpendere ontwrichting?) de aarde in zijn greep zal krijgen en ook Greta zelf te pakken neemt.

Samen met vader Svante, die zijn dochter gaandeweg los zal moeten laten, bezoekt ze niet alleen conferenties en demonstraties, maar ook de plekken waar klimaatverandering nu al voor problemen zorgt. Het Californische stadje Paradise bijvoorbeeld, dat ten prooi viel aan natuurbranden. Lapland, waar de plaatselijke Sami-bevolking merkt dat hun rendieren steeds moeilijker kunnen overleven. Of de Poolse regio Silezië, waar de laatste mijnwerkers bang zijn dat ze hun baan kwijtraken.

Dat reizen gebeurt overigens consequent zonder vliegtuig. Want idealen beleid je nu eenmaal niet alleen met je mond. Als Greta in november 2019 met een zeilboot de Atlantische Oceaan wil oversteken, beleeft Svante ‘de meest stressvolle dag van mijn leven’. Voor hun reis van de Amerikaanse oostkust naar Madrid zullen ze opnieuw enkele weken op zee moeten verblijven, in een tijd van het jaar waarin die woest tekeer kan gaan.

De persoonlijke wederwaardigheden van Thunbergs reis en het publieke leven waarvoor ze, ondanks zichzelf, heeft gekozen, staan in deze serie echter nadrukkelijk in dienst van het educatieve karakter van haar missie. Greta’s tocht, die ook ontmoetingen met geestverwant David Attenborough en allerlei deskundigen omvat, is doorsneden met quotes van wetenschappers die de door haar geschetste klimaatcrisis van een feitelijke fundering voorzien.

En dan gooit de Coronacrisis ook bij haar roet in het eten, moet Greta Thunberg zich in deze gedegen serie bezinnen op haar ideaal en hoe dat het beste kan worden verwezenlijkt en staat er tenslotte ook weer een nieuw schooljaar voor de deur.

Bisbee ’17

Ze vormden zogezegd een gevaar voor ‘the American way of life’. De 1300 mijnwerkers, veelal immigranten, die in de zomer van 1917 vanwege slechte arbeidsomstandigheden en voortdurende discriminatie in staking waren gegaan in Bisbee, Arizona. The Industrial Workers Of The World, een op socialistische leest geschoeide vakbond, stond ferm aan hun zijde.

Voor Harry Wheeler, de sheriff van het mijnwerkersstadje, was het een teken om actie te ondernemen. Hij verzamelde maar liefst tweeduizend plaatselijke vrijwilligers voor een posse, die de stakers hardhandig, met een geweer in hun nek, op de trein naar de woestijn van Nieuw-Mexico zette. Zestien uur waren ze onderweg, zonder eten of drinken. Om op de plek van bestemming, als het zo uitkwam, te creperen.

De zogenaamde ‘Bisbee-deportatie’ op 12 juli 1917, al dan niet in opdracht van het lokale kopermijnbedrijf Phelps Dodge, verdeelt honderd jaar later nog altijd de lokale gemeenschap. Was het een noodzakelijke ingreep om de plaatselijke vrouwen en kinderen te beschermen? Een overdreven reactie op vermeend communistisch oproer? Of toch gewoon een uiting van onversneden racisme?

Regisseur Robert Greene laat het drama, dat doorgaans wordt stilgezwegen, herleven in Bisbee ‘17 (112 min.). Huidige inwoners van het voormalige kopermijnstadje krijgen de hoofdrol in een ‘re-enactment’ van de deportatie – een opzet die doet denken aan de documentaire Casting JonBenét, waarin amateuracteurs een plaatselijke moordzaak naspelen. De lokale radiodeejay fungeert als verteller, een man die de deportatie een goede zaak vindt speelt de toenmalige directeur van het mijnbedrijf en de zoon van een gedeporteerde Mexicaanse vrouw neemt de rol van staker op zich. Tussen de voorbereidingen door verhalen ze ook over hun eigen levens.

In het hedendaagse Bisbee, waar de kopermijn alweer ruim veertig jaar is gesloten, zijn de sporen van het verleden nog altijd duidelijk zichtbaar. Zo vertelt de dochter van een voormalige leidinggevende van Phelps Dodge dat ze werd opgevoed met het idee dat het afvoeren van de stakers volledig terecht was. ‘Ik moet mezelf er steeds aan herinneren dat zulke verhalen afkomstig zijn van mensen uit Bisbee’, zegt ze. ‘Met andere woorden: van mensen die niet zijn gedeporteerd.’

Die verscheurdheid komt het pijnlijkst tot uiting in de Ray-familie, waarvan één voorvader als lid van de volksmilitie destijds zijn eigen broer liet afvoeren. Twee van hun nazaten herbeleven tijdens de uiteindelijke uitvoering van de Bisbee-deportatie de broedertwist die hun familie verscheurde. Hun moeder kan het nauwelijks aanzien. Zo beginnen heden en verleden, fictie en non-fictie, persoon en rol al snel helemaal in elkaar over te vloeien in Bisbee ’17, een intelligente documentaire die alleen wat lang van stof is.

Het Schoonmakersparlement

BNNVARA

Schoonmaken moet zo ongeveer de ondankbaarste job zijn die er bestaat; de plek die je nu spic en span achterlaat, is binnen de kortste keren weer bevuild. Zodat je de volgende keer helemaal opnieuw kunt beginnen. In de wetenschap dat dezelfde klus al snel weer moet worden gedaan. En weer.

Het is onzichtbaar werk, dat wordt verricht door onzichtbare mensen, die bij het krieken van de dag of in de avonduren aan de slag gaan. Vrouwen, allochtonen en laagopgeleiden, zo luidt het vooroordeel, die je weliswaar vriendelijk gedag zegt, maar waarvan de namen je steeds ontschieten. Ze zijn misschien onmisbaar, maar is er iemand die hen mist als ze er eens een dagje niet zijn en een vervanger die poetskar door de gangen duwt?

In de documentaire Het Schoonmakersparlement (53 min.) krijgen enkele van deze werkbijen een naam en gezicht: Nadine, een alleenstaande moeder uit Rotterdam, wil eer hebben van haar werk. Solomon uit Ghana poetst op de vrije Universiteit in Amsterdam en eist serieuze loonsverhoging. En de voormalige Britse militair Tim maakt sinds zijn komst naar Nederland nu al 35 jaar schoon.

Zij behoren tot de vijftig schoonmakers die hun beroepsgroep vertegenwoordigen in een eigen parlement, dat na een langdurige staking in 2010 werd opgericht. De vleesgeworden vakbondsvrouw Khadija neemt daarin het voortouw en iedereen kan er zijn zegje doen. Samen komen ze in actie voor een betere CAO.

Regisseur Leon Verdonschot brengt van dichtbij in beeld hoe een beroepsgroep, die met vuilnismannen kan wedijveren om de laagste plaats op de sociale ladder, tijdens demonstraties, vergaderingen en acties zijn stem vindt. Een stem die vervolgens vuist-in-de-lucht slogans als ‘nooit meer onzichtbaar’ en ‘wij gaan door’ uitslaat.

Empowerment in de praktijk, die aanstekelijk werkt (en wordt begeleid door een wat overbodige voice-over, die de aandacht soms wat weghaalt bij de mensen op de werkvloer). Je kunt Het Schoonmakersparlement gerust een ouderwetse vakbondsdocumentaire noemen. Of, voor hetzelfde geld, een treffend voorbeeld van hoe de multiculturele samenleving óók kan werken.

Harlan County USA


‘Which side are you on?’, zingt de inmiddels bejaarde activiste Florence Reece de stakende mijnwerkers en hun vrouwen toe in een sleutelscène van deze Oscar-winnende documentaire uit 1976. De legende wil dat ze het nummer als twaalfjarig meisje schreef toen haar vader deelnam aan een mijnwerkersstaking. Zelf houdt ze ’t op de jaren dertig, toen de crisis ongenadig huishield in Anytown, USA.

‘Mijn vader stierf in een kolenmijn’, vertelt ze haar gehoor met schorre stem. ‘En mijn man gaat ten onder aan stoflongen.’ Echt goed zingen kan ik niet, beweert ze even later. Waarna ze op onvaste toon ieders hart verovert. Conclusie: je bent een vakbondsman of een stuk tuig dat voor de bazen werkt. Aan welke kant sta jij eigenlijk?

Harlan County, USA (104 min.) van Barbara Kopple roept een vergeten wereld en verloren manier van leven op. Van mannen met verweerde koppen, die afdalen naar de diepste krochten van de aardkloot om zwart goud boven te halen. En van ouderwetse huisvrouwen, met gebloemde jurkjes en haar op de tanden, die ervoor zorgen dat ze hun rug recht houden als die verrekte bazen hun ziel aan de Duivel proberen te verkopen.

De mijnen mochten niet dicht. Nooit! Maar dat gingen ze natuurlijk wel. Veertig jaar later is het moeilijk om je voor te stellen hoe het anders had kunnen lopen. Maar toen, te midden van ellenlange stakingen die het uiterste vroegen van gewone mannen, vrouwen en hun gezinnen, was dat simpelweg ondenkbaar. Met de moed der wanhoop spreken, zingen en schreeuwen de mijnwerkersfamilies elkaar in deze meeslepende film naar een acceptabele deal, die uiteindelijk weinig waard zou blijken te zijn.