Super League: The War For Football

Apple TV+

Europese voetbalgrootmachten kunnen het zich eigenlijk niet meer permitteren om te verliezen. De financiële huishouding van topclubs zoals Real Madrid, Manchester City en Juventus is gebaseerd op zoveel vaste inkomsten dat ze een verplicht aantal topwedstrijden per jaar moeten spelen. In de Champions League kan het echter nog steeds gebeuren, al lijkt alles erop gericht om de kans daarop te minimaliseren, dat een potentiële winnaar voortijdig strandt tegen een kleinere club.

Om elke vorm van toeval of risico voortaan helemaal uit te sluiten, ontwikkelt een select gezelschap topclubs in 2020 een geheim plan voor een eigen competitie, die alleen toegankelijk is voor de allerrijksten (en dus: allerbesten): de Super League. Dat is tegen het zere been van zo’n beetje elke andere Europese club en de organisator van de Champions League, de UEFA. ‘Een fluim in het gezicht van iedereen die van voetbal houdt en van onze samenleving’, noemt Aleksander Ceferin, de Sloveense voorzitter van de Europese voetbalbond, het idee zelfs. Hij slaat een opmerkelijk populistische toon aan, die toch echt op gespannen voet staat met de staat van dienst van zijn eigen organisatie. ‘Wij zullen niet toestaan dat ze het voetbal van ons afpakken.’ 

Daarmee speelt Ceferin, slim dan wel oprecht, in op het sentiment van gewone voetballiefhebbers: dat het internationale voetbal steeds meer doorgestoken kaart wordt, waarbij de rijke clubs zich niets aan de anderen gelegen laten liggen en zo de volkssport voetbal wel eens de doodssteek zouden kunnen toebrengen. Aleksander Ceferin voelt zich in het bijzonder verraden door Juventus-voorzitter Andrea Agnelli. De man die hij beschouwde als een persoonlijke vriend heeft achter zijn rug geprobeerd om het hart uit de UEFA te snijden. En de Italiaan en zijn medestanders zijn dan weer van mening dat de voetbalbond een ideale kans laat lopen om het voetbal, dat volgens hen minder populair aan het worden is, grondig te vernieuwen.

Juist daar zit ook de kracht van de vierdelige serie Super League: The War For Football (232 min.), van Jeff Zimbalist (Favela RisingThe Two Escobars en The Line). De verschillende hoofdrolspelers komen hoogstpersoonlijk aan het woord en krijgen de ruimte om hun gezichtspunt over het voetlicht te brengen. Daarmee kan de miniserie – die is opgebouwd rond de ontwikkelingen tijdens vier turbulente dagen in april 2021, waarop het idee van de Super League uitlekte en vervolgens in het gezicht van de bedenkers ontplofte – bijna doorgaan voor een sportvariant op een productie van Brook Lapping, het Britse productiehuis dat zich profileert met documentaires over grote geopolitieke onderwerpen en daarbij de machthebbers zelf aan het woord laat.

Zimbalist heeft zowel de voorzitters van Real Madrid, Juventus en Barcelona als hun tegenpolen bij de UEFA, de Spaanse voetbalbond La Liga en clubs als Paris Saint-Germain, Bayern München en Ajax voor de camera gekregen. Samen met kritische volgers van het internationale voetbal en vertegenwoordigers van supporters geven zij inzicht in een keiharde business, waarbinnen ‘sugar daddy’s’, kiene ondernemers en dubieuze staten zich hebben opgeworpen als de nieuwe eigenaars van clubs die ooit van gewone voetballiefhebbers waren. Een wereld ook waarin de sport zelf nauwelijks ter zake lijkt te doen en werkelijk alle bestuurders, die van de UEFA en de wereldvoetbalbond FIFA beslist niet uitgezonderd, een berg boter op het hoofd hebben.

Dat is intrigerende materie: een soort Succession of House Of Cards binnen de voetballerij, waarbij ongegeneerde machtspolitiek, überkapitalisme en broedermoord – allemaal in het belang van de sport natuurlijk – voor allerlei enerverende verwikkelingen zorgen. Zimbalist bouwt daarmee een scherpe, kek vormgegeven en meeslepende vertelling, waarin de strijd om de Super League werkt als een breekijzer om de deur naar de bestuurskamer van de internationale voetballerij open te wrikken. Daar wikt en beschikt een op zichzelf betrokken herensociëteit over de toekomst van de sport die zichzelf nog altijd wijsmaakt dat ze van het gewone volk is.

Terror At The Games – Munich ‘72

Looksfilm / VPRO

De schandvlek van 1936, de Olympische Spelen van Berlijn die een propagandaspeeltje van Adolf Hitler waren geworden, moest worden uitgewist. De Spelen van 1972 zouden een nieuw Duitsland laten zien. Waar de Olympische ploeg van Israël met open armen werd ontvangen. Óók door een groep nietsontziende strijders voor de Palestijnse zaak, van de clandestiene organisatie Zwarte September, die een militaire operatie hadden voorbereid om hun tweehonderd landgenoten in de Israëlische gevangenis vrij te krijgen.

Een halve eeuw later kijken sporters, officials, politici, journalisten, agenten, leden van speciale eenheden, slachtoffers, nabestaanden én de twee nog levende daders in de vierdelige docuserie Terror At The Games – Munich ‘72 (186 min.) terug op de Horrorspelen van 1972, op de grimmige gijzeling, de faliekant mislukte bevrijdingspoging en de nasleep daarvan, waarbij Israël overging tot keiharde represaillemaatregelen. ‘’Het zit nog helemaal in m’n hoofd, zegt één van de Palestijnen, de bijzonder openhartige Mohammed ‘Tarzan’ Safady. ‘Hoe we binnendrongen. Hoe de gijzelaars waren. En het gevecht.’ Hij lag er een periode wakker van, vertelt hij, maar die is allang voorbij. ‘Ik ben trots op wat ik heb gedaan.’

Het bloedbad van München speelde zich af voor het oog van de wereld, heeft huiveringwekkende beelden opgeleverd vanuit het Olympisch dorp en is al onderwerp geweest van een Oscar-winnende film, Kevin Macdonalds One Day In September uit 1999, maar wordt in deze krachtige miniserie van Bence Máté en Lucio Mollica nog eens nauwgezet en overtuigend gereconstrueerd. Waarbij de afgewogen selectie bronnen, het overvloedige archiefmateriaal en de aandacht voor de historische en politieke context van de gijzeling en de afhandeling daarvan (waarbij de kapers met de schrik vrijkomen) in het oog springen. ‘Het is verschrikkelijk’, zegt Peter Brandt, de zoon van de toenmalige Duitse bondskanselier Willy Brandt. ‘Maar we weten dat ook cynische overwegingen een rol spelen in de politiek.’

Ondanks de ravage die en plein public werd aangericht bij de Israëlische delegatie, zouden de Olympische Spelen overigens ‘gewoon’ doorgaan. En alle atleten die na ‘The Munich Massacre’ nog een medaille wonnen, zoals de Nederlandse judoka Wim Ruska, werden net als hun vermoorde medesporters en de terroristen van Zwarte September onderdeel van de schandvlek van 1972.

Louis

Dutch Filmworks/Doxy

Sinds zijn aanstelling als coach van het Nederlands elftal is Louis van Gaal, al dan niet bewust, bezig aan een enorm charmeoffensief. De bullebak, schoolmeester en betweter van weleer hebben plaatsgemaakt voor ‘the wise old man’ Louis van Gaal. Die is ongetwijfeld ook met de beste intenties tegenover Geertjan Lassche gaan zitten, om de ‘totale mens’ Van Gaal eens goed te kunnen laten zien. Een man die ook geliefde, vader, weduwnaar, pensionado, opa en kankerpatiënt is, om maar eens wat te noemen.

Tegenover Louis van Gaal staat echter een filmmaker met een knap en omvangrijk oeuvre (HemelbestormersZwart IJs en de serie Frontberichten), een man met een fascinatie voor sterke en eigenzinnige personages. Als iemand Van Gaal kan tackelen, is hij ‘t. Niet sinds pak ‘m beet Alleman en André Hazes: Zij Gelooft In Mij had een Nederlandse documentaire bovendien zoveel potentie om een groot publiek te bereiken als Louis (128 min.). De film werd aangekeild met ‘breaking news’, kreeg een première met rode loper en BN’ers en moet nu een bioscoophit worden.

‘Mijn vak is mensen te snappen’, oppert Lassche bij de start tegenover zijn hoofdpersoon, die graag showt hoe goed hij kan golfen. ‘Maar dat is jouw vak ook.’ Waarna ze samen de scharnierpunten in ‘s mans lange en turbulente loopbaan doornemen, via ontmoetingen met mensen die daarin een cruciale rol speelden: Edgar Davids (Ajax), Luis Figo (FC Barcelona), Frank en Ronald de Boer (Nederlands Elftal, 2000-2001), Mounir El Hamdaoui (AZ), Uli Hoeness (Bayern München), Arjen Robben (Nederlands Elftal, 2012-2014) en Wayne Rooney (Manchester United).

Het aardige van die tweegesprekken is dat ze niet louter loftuitingen aan het adres van de coach bevatten. Soms zit er ook een zekere spanning in. De gebroeders De Boer, als Jut en Jul op de achterbank van Van Gaals auto gezet, denken bijvoorbeeld wel te weten waar het misging tijdens zijn eerste bondscoachschap. Daar moeten ze de man zelf alleen nog van overtuigen. En ook het bijpraten met Bayern-voorzitter Hoeness, die hem na een succesvolle periode ontsloeg, heeft soms echt iets ongemakkelijks. Dat kleeft ook wel aan Louis van Gaal: het schuurt altijd wel een beetje.

Als hij zijn biografie mag aanbieden bij het Ajax van Ten Hag, resulteert dit in een werkelijk kostelijke scène. Want Van Gaal neemt, ongevraagd natuurlijk, meteen de gelegenheid te baat om spelers als Ziyech en Onana de les te lezen. Deze film bevat diverse van zulke ‘coachsituaties’, die alleen met een mengeling van bewondering en gêne zijn te aanschouwen. ‘Je hebt gelijk’, zegt Lassche bijvoorbeeld, als hij samen met zijn protagonist een videoverbinding tot stand probeert te brengen in diens Portugese woning. ‘Natuurlijk heb ik gelijk’, antwoordt die, geheel ‘in character’.

‘Was die boosheid echt?’ vraagt de filmmaker na beelden van één van Van Gaals fameuze woede-uitbarstingen. ‘Dat is een domme vraag,’ is het barse antwoord. Toch lijkt er van echte frictie tussen de twee nauwelijks sprake. Samen lopen ze ook zijn persoonlijk leven door, waarbij z’n vrouw Truus, broer Gerard en Renate en Brenda, de volwassen dochters die hij kreeg met zijn jong overleden eerste echtgenote Fernanda, een sleutelrol spelen. Zij zorgen voor verdere (emotionele) duiding bij kerngebeurtenissen uit Louis’ verleden, die met foto- en videobeelden uit het privé-archief worden geïllustreerd.

En net als dit portret op het niveau van een weliswaar smeuïge, schurende en ontroerende trip nostalgia dreigt te blijven steken, dienen zich twee nieuwe uitdagingen aan voor Louis van Gaal: ernstige gezondheidsproblemen en het aanbod om opnieuw Oranje te coachen. Met deze bouwstenen, die emotioneel helemaal verknoopt raken met elkaar, werkt Lassche naar een geladen climax, waarbij hij opvallend veel toegang krijgt tot zijn hoofdpersoon. Zowel bij diens behandeling in het ziekenhuis als bij zijn derde klus met het Nederlands elftal.

Het wordt de aangrijpende apotheose van deze ‘totaalfilm’ over Louis van Gaal, zo’n archetypische ‘man you hate to love and love to hate’ – al is dat laatste er bepaald niet gemakkelijker op geworden door Geertjan Lassches hartveroverende portret.

One Day In September

The games must go on.’ De woorden van IOC-voorzitter Avery Brundage hangen nog altijd als een slagschaduw over de Olympische Spelen van München in 1972. Ondanks een terroristische aanslag op het Israëlische team, waarbij diverse atleten op brute wijze werden geslachtofferd, ging het toernooi door. Sporters, zoals de Nederlandse judoka Wim Ruska, die na ‘het bloedbad van München’ een medaille wonnen, zouden zich daarvoor tot in lengte der dagen moeten verantwoorden.

De Oscar-winnende documentaire One Day In September (93 min.) van Kevin Macdonald uit 1999 volgt met overlevenden, nabestaanden, politieagenten, onderhandelaars, politici, journalisten én Jamal Al-Gashey, de enige aanvaller van Black September die de actie zou overleven, de aanloop naar en gebeurtenissen op die fatale vijfde september van 1972. De Palestijnse terreurgroep eiste dat meer dan tweehonderd medestanders werden vrijgelaten uit gevangenissen in de gehele wereld, in Israël in het bijzonder. De geplande gijzeling zou he-le-maal uit de hand lopen.

Illustratief is het relaas van de Nederlandse vrouw Ankie Spitzer. Voor de Olympische Spelen zette ze haar echtgenoot, de Israëlische schermcoach André Spitzer, nietsvermoedend op de trein. Ze zou hem nooit meer terugzien. Behalve dan in het televisienieuws, toen hij met een geweer in zijn rug door de gijzelnemers naar voren werd geschoven, om vanuit een raam met de verzamelde media te praten. Ankie, die later correspondent in Israël zal worden voor Nieuwsuur en de VRT, zag het met afgrijzen aan. Ze zou nog ruim veertig jaar moeten ijveren voor een herdenking van ‘München’.

Filmmaker Macdonald laat de verbijsterende gebeurtenissen in het Olympische dorp echt herleven met deze straffe reconstructie. De Schotse filmmaker maakt bijzonder effectief gebruik van graphics om de stormachtige ontwikkelingen te verduidelijken en zet de naargeestige sfeer bovendien vet aan met muziek. Ook acteur Michael Douglas is een belangrijke troef. Als verteller geeft hij het drama echt urgentie. Zo slaagt Macdonald erin om de hectiek van het moment te vangen: de gewelddadige actie van Black September en het navolgende geblunder van de West-Duitse autoriteiten, dat de situatie nog veel erger maakte.

Niet iedereen bewaart overigens slechte herinneringen aan het ‘Munich Massacre’. De actie heeft zijn doel bereikt, constateert Al-Gashey, die niet wil zeggen of hij persoonlijk Israëli’s heeft gedood of niet, ruim 25 jaar na dato in One Day In September: ‘Ik ben trots op wat ik heb gedaan in München omdat dit De Palestijnse Zaak enorm heeft geholpen. Vóór München had de wereld geen idee van onze strijd.’