De Beul Van Twente

AVROTROS

In die tijd wordt dierenmishandeling kennelijk nog beschouwd als een soort vandalisme. Een paard, schaap of geit is zo bezien niet meer dan het eigendom van een ander. En daar hoor je vanaf te blijven. In het najaar van 2000 wordt de omgeving van Enschede, die nog moet bijkomen van de Vuurwerkramp, echter opgeschrikt door allerlei gruwelijk gemolesteerde dieren. Het feit dat de dader ook hun geslachtsdelen afsnijdt duidt op een ernstige seksuele perversie.

En daardoor gaan de alarmbellen af in de regio Twente. Want een beetje crimekenner weet: elke seriemoordenaar is ooit begonnen met het mishandelen en verminken van dieren. ‘Het is niet ondenkbeeldig dat iemand op een gegeven moment overgaat op mensen’, stelt hoogleraar forensische psychologie Corine de Ruiter in De Beul Van Twente (118 min.) onderkoeld. Deze driedelige true crime-serie van Duco Coops, die onlangs een enigszins vergelijkbare productie over De Regenboogmoorden in het Kralingse Bos maakte, reconstrueert met direct betrokkenen de jarenlange jacht op de dierenbeul die zijn mes inderdaad ook in mensen zal gaan zetten.

De gemoederen op het Twentse platteland raken ondertussen behoorlijk verhit. Henk ten Napel, een boer uit Enschede, start bijvoorbeeld een burgerwacht als één van zijn paarden ernstig wordt mishandeld. ‘Dat was toch wel heel bijzonder’, herinnert hij zich nu, niet zonder trots en plezier. ‘Midden in de nacht. Echt iedereen met legerkleding aan en zo. Dat was wel heel bizar.’ Ten Napel is alleen zo vaak in de buurt als er een dier is toegetakeld dat hij zelf ook in beeld komt bij pers en politie. De Twent blijkt zelfs een cameraman te hebben ingehuurd om de activiteiten van zijn militie te documenteren. En nét als die erbij is, wordt er natuurlijk een dood dier aangetroffen.

Coops tekent de grimmige sfeer rond de misdrijven en de verknipte geest die daarachter schuilgaat op een typisch true crime-manier op: veel donkere, unheimische beelden, gebruik van slow-motion, dreigende geluiden en muziek en – natuurlijk – een politieprikbord met alle informatie die is verzameld over de vermoedelijke dader. Hij kan tevens putten uit correspondentie van ‘De Beul’, die met een vervormde stem is ingelezen en wordt omkleed met sinistere, in scène gezette beelden. ‘Als ik seksueel geprikkeld was ging ik in de buurt kijken naar plekken waar schapen liepen’, vertelt de engerd bijvoorbeeld. ‘Want de penis van een mens past in een ooi.’

Zou deze psychopaat misschien afkomstig kunnen zijn uit de nabijgelegen TBS-kliniek Oldenkotte in Rekken? vragen de verantwoordelijke rechercheurs zich al snel af. En als ze daadwerkelijk een serieuze verdachte in beeld krijgen, moeten ze nog afdoende bewijsmateriaal tegen hem verzamelen. Ruim twintig jaar na dato volgt deze duistere miniserie dat proces op de voet: hoe ze vanuit het botte geweld tegen dieren en enkele serieuze steekincidenten, die een man op een homo-ontmoetingsplaats in Enschede noodlottig wordt, in het hoofd van De Beul proberen te komen. En daar wil geen levend wezen – mens of dier – al te lang vertoeven.

De Burgerwacht

KRO-NCRV

Ze functioneren als ‘de ogen en de oren van de politie’, zijn te herkennen aan hun felgele hesjes, karakteristieke fietsen en elektrische scooters en beschikken zelfs over een ‘aandachtsfunctionaris huiselijk geweld’. In Rhoon Noord, een buurt in de Zuid-Hollandse gemeente Albrandswaard, is een fanatieke buurtpreventiegroep actief. Volgens eigen zeggen hebben ze ervoor gezorgd dat de overlast en criminaliteit duidelijk zijn afgenomen.

Voor de tv-docu De Burgerwacht (53 min.) sluit ‘good old’ Frans Bromet aan bij de gedreven vrijwilligers, die werk op zich nemen dat van oudsher tot het takenpakket van de overheid werd gerekend. Van patrouilleren op plekken waar jongeren rondhangen en het samen met kinderen opruimen van hondenpoep tot het signaleren van eenzaamheid in de buurt en opruimen van lachgaspatronen. De medewerkers van buurtpreventie zorgen zowel voor sociale cohesie als sociale controle.

Bromet heeft er zijn vragen bij. ‘Is dit nou iets om even in te grijpen’, vraagt hij bijvoorbeeld aan een vrijwilliger als enkele buurtbewoners een boom proberen bij te snoeien. ‘Ingrijpen?’, reageert deze luchtig. ‘Nee, dat zijn mensen die in hun eigen tuin bezig zijn.’ Bromet probeert nog even te prikken: ‘Maar hebben ze een kapvergunning?’ De man laat zich echter niet uit de tent lokken. ‘Dat zal voor zo’n klein boompje niet nodig zijn, denk ik. Als ze een hele dikke gaan weghalen die langs de weg staat, dan wel.’

Terwijl hij zo op microniveau in kaart probeert te brengen wat die participatiesamenleving, met een zich terug trekkende overheid, in de praktijk inhoudt, blijft Frans Bromet op de van hem welbekende directe manier op Jan en alleman vragen afvuren: wat buurtpreventie wel en niet mag volgens de plaatselijke wethouder, of de wijkagent eigenlijk nog wel nodig is en of mensen zich misschien ook bij buurtpreventie aanmelden omdat ze stiekem een beetje eenzaam zijn.

Zonder dat de docu héél spannend, grappig of onthullend wordt, wandelt De Burgerwacht zo ontspannen het hart van de buurtpreventie in, ergens tussen oprechte maatschappelijke betrokkenheid en het betere Cor van der Laak-gevoel. Of zoals Bromet het zelf formuleert in één van zijn voice-overs: tussen burgerplicht en bemoeizucht.