Kiezen, Snijden, Zwijgen

VPRO

Een psycholoog vroeg aan Sharan Bala of ze een lotgenoot wilde ontmoeten. Bij een koffietentje maakte ze kennis met Marieke Schoutsen. ‘Vet ongemakkelijk’, vertelt Sharan. ‘Zaten we allebei zo te fluisteren naar elkaar. Dat was heel bizar, want ik sprak voor het eerst met iemand die precies hetzelfde had meegemaakt. Alle shit waar ik mee zat, daar zat zij ook mee.’ Marieke: ‘Het was eigenlijk een openbaring. Van hé: ik ben niet de enige alien op deze planeet.’

Zulke ‘buitenaardse wezens’ noemen we tegenwoordig intersekse. Ze hebben een lichaam dat zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken vertoont. De twee hoofdpersonen van Kiezen, Snijden, Zwijgen (60 min.) ogen nochtans duidelijk vrouwelijk. Samen met Chris van den Brink en Femke Klein Obbink leggen ze in deze moedige film een jaar lang hun ervaringen vast: als ze in hun eigen medische dossiers duiken, daarin nieuwe informatie over zichzelf ontdekken en hun geheim delen met hun directe omgeving.

Marieke en Sharan spreken tevens met intersekse onderzoeker Margriet van Heesch van de Universiteit van Amsterdam. Zij vertelt over de dominante theorie die de Nieuw-Zeelandse psycholoog John Money ontwikkelde rond mensen die toen nog ‘hermafrodiet’ werden genoemd. ‘Het idee was dat je elk kind tot een jongetje of meisje kon kneden. Dat was zijn idee om kinderen met een intersekse-variatie te genezen. In een cultuur die maar twee mensen toeliet: heteroseksuele mannen en heteroseksuele vrouwen.’

Vanuit deze gedachte moest die heteroseksualiteit dan ‘bewezen’ worden met seks: penis in vagina. ‘Dus als jouw penis niet groot genoeg was om te penetreren, dan moest je een meisje worden’, legt Van Heesch uit. ‘En als je geen vagina had, moest die voor jou gemaakt worden.’ En daarover werden alle betrokkenen dan geacht om hun mond te houden. Ofwel: kiezen, snijden, zwijgen. Juist dat laatste aspect zit zowel Marieke en Sharan als hun ouders, blijkt tijdens persoonlijke gesprekken, nog altijd dwars.

Mariekes moeder herinnert zich als de dag van gisteren hoe haar dochter op haar achtste vroeg: ‘Mam, schaam jij je voor mij?’. Ze ervoer dit als een ‘dolksteek’. Vreemd was die vraag overigens niet: op advies van artsen hadden ze hun dochter voorgehouden om er vooral niet over te vertellen aan anderen. En bij Sharan werd er zelfs wezenlijke informatie achtergehouden. Toen zij nog heel jong was, hebben artsen keuzes met heel verstrekkende gevolgen gemaakt. Ze is er boos over: ‘Dat kleine jongetje, dat nooit heeft mogen bestaan.’

Het is een pijnlijke constatering, diep persoonlijk ook, illustratief voor het taboe dat er nog altijd rust op het thema intersekse. Van de ongeveer tachtigduizend mensen in Nederland, die niet helemaal voldoen aan de oppositie man-vrouw, zijn er volgens schattingen van de Nederlandse Organisatie voor Seksediversiteit slechts veertig helemaal uit de kast. ‘Jullie maken 41 en 42’, zegt Margriet van Heesch tegen Marieke Schoutsen en Sharan Bala. ‘Dus het allerbelangrijkste is dat je je verhaal blijft vertellen.’

Met deze aangrijpende film maken ze de gecompliceerde problematiek rond intersekse, die onlangs ook al zijn weg vond naar de indringende documentaire Who I Am Not, inzichtelijk en tastbaar. Het moet tegelijkertijd ongelooflijk spannend zijn om die het levenslicht te laten zien.

De Kresj / Onze Kresj

VPRO

Marije Meerman werd in 1967 in dezelfde week geboren als koning Willem-Alexander. Terwijl de oudste zoon van prinses Beatrix en haar echtgenoot Claus al van jongs af aan werd klaargestoomd om ooit de troon te bestijgen, werden Marije en haar broertje Gregor begin jaren zeventig door een oudercollectief anti-autoritair opgevoed in een crèche in een Amsterdams kraakpand.

‘Leef en werk in de geest van Lenin’, stond er op de muur gekalkt. Grenzen werden er niet gesteld aan hun gedrag, gestraft al helemaal niet. De machtsstructuur van het traditionele gezin moest worden doorbroken. Ze wilden een nieuwe autonome, kritische en solidaire mens creëren, die bestand zou zijn tegen autoritaire tendensen. Trots ging Marije’s idealistische moeder Hilde dan ook met een voorlichtingsfilm over het experiment, voor de Rijksvoorlichtingsdienst gemaakt door Jan van den Brink, het land in.

In 1995 ging Meerman, gewapend met datzelfde beeldmateriaal, voor haar afstudeerfilm De Kresj (57 min.) in gesprek met vijf twintiger die rond 1970 als kleuter met haar op de Kresj Prins Konstantijn hadden gezeten. Hoe kijken ze terug op die periode? En in hoeverre zijn de idealen van hun ouders doorgesijpeld naar hun eigen leven? Zijn ze door dat ’uit de hand gelopen experiment’ – of juist ondanks dat wilde plan – op het podium, achter de bar, aan de zelfkant, in de kraakbeweging of achter (en nu ook een beetje voor) de camera terechtgekomen?

In de opvolger Onze Kresj (95 min.) uit 2014 buigt Marije Meerman zich over het archief van haar inmiddels overleden moeder en spreekt ze, bijgestaan door haar broer Gregor als cameraman, met de andere hippies van weleer. Hoe kijken deze voormalige voortrekkers van de protestgeneratie, die inmiddels stilaan de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, erop terug dat zij hun kinderen ‘de vrije lustbeleving’ lieten ontdekken? En is het gelukt om daarbij ‘de patriarchale gezinsstructuur’ daadwerkelijk los te laten?

Duidelijk is dat theorie en praktijk ook toen al soms ongenadig met elkaar botsten. En dan moest er eindeloos worden gediscussieerd of vergaderd om iedereen weer op hetzelfde spoor te krijgen. ‘De mensen die daar het hoogste woord hadden vond ik op de werkvloer niet echt overtuigend’, herinnert Peter zich. ‘Nou, die hadden ook geen kinderen’, vult Samantha aan. En dan waren er nog de verplichtingen die ze als ouders en volwassenen hadden naar elkaar. Want het was ook de tijd van de vrije liefde, communes en partnerruil.

Al reflecterend op die formatieve jaren worden De Kresj en Onze Kresj veel meer dan simpelweg een terugblik op een onorthodoxe Amsterdamse crèche. Meerman kijkt naar wat de idealen van de jaren zestig te weeg hebben gebracht. Zijn de rimpelingen van de steen die toen in het water is gegooid nog altijd zichtbaar? En zijn die idealen daardoor dichterbij gekomen of juist (definitief) kaltgestellt? De vrijheid blijheid die de ouders destijds aan hun kinderen wilden meegeven, in de hoop dat ze zo weerbare mensen zouden afleveren, lijkt in elk geval vervlogen.

De Kresj is hier online te bekijken.

Onze Kresj is hier online te bekijken.

De Politieke Droom Van Rick Brink

c: Frank van der Burg / KRO-NCRV

Het was een idee van KRO-NCRV en presentatrice Lucille Werner: de verkiezing van een Minister van Gehandicaptenzaken, die de belangen van mensen met een beperking zou gaan vertegenwoordigen. Tijdens een liveshow op 17 juni 2019 wordt uit zes kandidaten de eerste minister gekozen: Rick Brink, een ambitieuze dertiger uit Hardenberg die weet waarover hij praat. Vanwege Osteogenesis Imperfecta, een zeldzame aangeboren en erfelijke bindweefselaandoening, zit hij al zijn hele leven in een rolstoel.

Brink is ook al enkele jaren actief als gemeenteraadslid voor het CDA en wil nu wel eens de overstap naar Den Haag maken, waar personen met een beperking ernstig zijn ondervertegenwoordigd. Hij stelt zich kandidaat voor de kieslijst voor de Tweede Kamerverkiezingen. De documentairemakers Ben Jebbink en Nienke de Looff mogen meekijken terwijl hij zich aan de interne procedure onderwerpt. Net als zijn beste vriend Piet-Cees van der Wel overigens, die ineens een directe concurrent is geworden.

Rick Brink beheerst het politieke spel al heel aardig. Hij tempert steeds slim de verwachtingen als hij na een selectieronde weer eens zit te wachten op een telefoontje van de secretaris van de vertrouwenscommissie. In werkelijkheid vindt de minister dat hij inmiddels wel recht heeft op een verkiesbare plek. Binnen het CDA hebben ze hem vaak genoeg, op het ongemakkelijke af zelfs, gefêteerd vanwege zijn werk voor mensen met een beperking. Nu wordt het, zegt hij zonder omhaal van woorden, tijd voor boter bij de vis.

Dat is een interessant uitgangspunt voor zo’n typische politieke docu, waarin een (kandidaat)politicus wordt gevolgd tijdens (interne) verkiezingen. Het is altijd weer de vraag of, en zo ja wanneer, die zich in zijn kaarten laat kijken. Rick Brink houdt heel lang zijn ‘pokerface’ op. Totdat doorsijpelt dat, of all people, ook Lucille Werner kandidaat is voor de CDA-lijst en dat ze nog wel eens op een hoge plek zou kunnen belanden ook. Brink belt direct verontwaardigd een bevriende partijprominent op. ‘Dat laten we toch niet gebeuren, of wel?’

Zijn ouders Geert en Roelie vinden intussen dat hij ‘Hugo’ moet gaan bellen. Dit mag hun zoon niet over zijn kant laten gaan. Zo ontvouwt zich een spannende climax voor deze heel vermakelijke campagnedocu (die alleen wel zonder die journalistiek verantwoorde voice-over had gekund, ingesproken door Sven Kockelmann), waarin glashelder wordt dat politieke dieren met een beperking toch ook maar heel gewone politieke dieren zijn. Met die mooie inclusieve gedachte zal Rick Brink het ongetwijfeld eens zijn.

The Brink

‘Wat zou Leni Riefenstahl doen?’, geint Steve Bannon tegen documentairemaakster Alison Klayman, nadat zij hem kritisch heeft bevraagd over een nieuwe, opruiende Trump @War-campagnefilm voor de Amerikaanse midterm-verkiezingen van 2018. ‘Hoe zou zij die scène monteren?’

De zelfverklaarde ideoloog van het Trumpisme begint te glunderen. Propaganda is voor hem helemaal geen vies woord. En hij weet dat hij met het verwijzen naar de beruchte Duitse filmmaakster zijn ideologische tegenstanders gemakkelijk op de kast kan krijgen – en dat het de doelgroep van zijn campagne, de mensen die hij de van aartsvijand Hillary Clinton geleende geuzennaam ‘the deplorables’ heeft gegeven, tegelijkertijd geen barst uitmaakt. Win-win, zogezegd.

Misschien is dat ook de reden dat hij opnieuw meewerkt aan een documentaire van een filmmaker die niet per definitie in zijn kamp zit. Ná Errol Morris’ vlammende film American Dharma uit 2018, die tijdens de opnames voor The Brink (91 min.) in première is gegaan. Er is een duidelijk verschil tussen de twee docu’s: terwijl Morris Bannons extreme ideologie en de mogelijke implicaties daarvan onder vuur neemt in een gestileerde setting, legt Alison Klayman als de spreekwoordelijke vlieg op de muur, die slechts een heel enkele keer een vraag stelt, de praktische uitwerking daarvan vast.

Zo volgt ze Trumps voormalige campagnemanager naar achterafkamertjes in de Verenigde Staten, waar de populistische revolte (verder) gestalte moet krijgen, en reist ze tevens mee naar Europa, waar Bannon vergaande samenwerking tussen nationalistische partijen uit verschillende landen hoopt te bewerkstelligen. In een ontspannen atmosfeer dineert de man bijvoorbeeld gezellig met (extreem-)rechtse kopstukken als opper-Brexiteer Nigel Farage, Vlaams Belang-leider Filip de Winter, de Zweedse scherpslijper Kent Ekeroth en Lega Nord-voorman Matteo Salvini. Ook adviseurs van Marine le Pen en de Hongaarse premier Orbán laten zich gewillig door hem influisteren.

In eigen land schuift Alison Klayman aan als de onvermoeibare Bannon de financiers bezoekt van zijn campagne om, met alle beschikbare middelen, Amerika’s hart en ziel te veroveren: Erik Prince (de oprichter van het omstreden beveiligingsbedrijf Blackwater), de Chinese multimiljonair Miles Kwok en voormalig topman van Goldman Sachs, John Thornton. Mannen die hun geld graag voor hen laten spreken. En laat het maar aan Steve Bannon over om de juiste woorden te vinden. ‘Haat motiveert’, zegt hij daarover in deze documentaire. ‘Woede motiveert.’

Gevraagd naar zijn eigen drijfveren windt de workaholic er ook geen doekjes om: ‘Het gaat mij maar om één ding: winnen.’ Het doel heiligt in zijn geval écht alle middelen. Al betekent dat niet dat dit doel ook daadwerkelijk wordt bereikt. Als Bannon – tijdelijk? – uit de gratie raakt bij Trump, een periode waaraan hij de bijnaam ‘Sloppy Steve’ overhoudt, raakt hij ook zijn momentum kwijt. Nadat de Democraten in het najaar van 2018 de congresverkiezingen winnen met een diversere kandidatenlijst dan ooit, lijkt de invloed van de Macher tanende en begint de geboren winnaar steeds meer te ogen als een praatjesmakende loser.