Dublin Narcos

SkyShowtime

‘Je bent een Dunne’, stelt Christy Dunne, een oudere, wat morsige Ier. ‘En daarom ben je ‘done’.’ Hij moet weinig van hebben van het imago van zijn familie. De Dunnes, een Iers gezin met maar liefst vijftien kinderen, zouden hoogstpersoonlijk verantwoordelijk zijn voor de heroïne-epidemie van de jaren zeventig en tachtig in Dublin. Eerder hadden enkele broers zich al onledig gehouden met bankovervallen. Uit ‘economische noodzaak’, aldus Christy. Vader Christy senior wist ervan en was er zelfs trots op. ‘Ik bewonder ze erom’, vertelde hij in een tv-interview. ‘Zolang er niemand gewond raakt.’

Met enige goede wil lijkt het drugsmilieu van de Ierse hoofdstad in de eerste aflevering van Dublin Narcos (143 min.), opgetekend met insiders aan beide zijden van de wet, dan nog over een soortgelijke charme te beschikken als de vroegere Amsterdamse penoze. In deel 2 van deze driedelige serie van Benedict Sanderson maakt vervolgens xtc z’n entree en ontstaat er eind jaren tachtig een echte ravecultuur. Om die scene te kunnen blijven bevoorraden ontwikkelt zich een serieuze industrie, die z’n tentakels ook naar het buitenland uitslaat. Intussen blijft heroïne onverminderd slachtoffers maken.

De slotaflevering belicht tenslotte het champagne & cocaïne-tijdperk van halverwege de jaren negentig, een weerspiegeling van de economische voorspoed in Ierland. ‘Heroïne floreerde in slechte tijden, cocaïne in goede tijden’, stelt journalist Lise Hand. ‘Je kon een koerier bellen die overal leverde. Je hoefde niet naar een steegje te gaan en met enge mensen te praten.’ Die waren er ondertussen natuurlijk tóch: aan de top van de piramide. Zij waanden zich onaantastbaar en konden bijvoorbeeld zomaar de opdracht geven om de bekende misdaadjournalist Veronica Guerin te liquideren.

Via de evoluerende drugswereld schetst Dublin Narcos, aangezet met enkele geacteerde scènes, tevens de recente Ierse geschiedenis. De schrijnende armoede, ‘The Troubles’ en de alomtegenwoordigheid van de katholieke kerk maken gaandeweg plaats voor een hernieuwd zelfbewustzijn – en stoutmoedige criminelen die, aangejaagd door cokegebruik en de bijbehorende paranoia, steeds gewelddadiger optreden. En daarbij zijn er zowel directe als indirecte links met Nederland. De liquidatie van Peter R. de Vries lijkt bijvoorbeeld bijna een reprise van de moord op Veronica Guerin.

Die schokkende gebeurtenissen representeren inmiddels het moment dat de beide landen definitief hun onschuld verloren. Deze gedegen miniserie brengt heel aardig in beeld hoe ‘t in Ierland zover heeft kunnen komen.

Bertolf In Bluegrass

NTR

De liedjes waarop hij zijn vingers blauw heeft gespeeld. Vereeuwigd met de bluegrass-muzikanten die hem rode oortjes hebben bezorgd. Op de plek van zijn dromen: countryhoofdstad Nashville, Tennessee. Bluefinger, het nieuwe album van de Nederlandse singer-songwriter Bertolf Lentink, waarmee hij tevens zijn vader en grote inspirator Dick eer wil bewijzen, heeft nogal wat voeten in de aarde. Dan zijn echter alle elementen aanwezig om een bescheiden klassieker af te leveren.

Even voor de duidelijkheid: bluegrasss heeft volgens Bertolf niets van doen met cowboyhoeden en –laarzen, linedancen of – God betere ‘t – ‘Yee-haw’ roepen. Het is muziek om thuis te komen. Letterlijk: na een optreden. En figuurlijk: het is de muziek waarmee hij is opgegroeid. Bertolf constateert ’t bij de ouderlijke woning van bluegrass-pionier Bill Monroe in Kentucky. Die schreef er een lied over: On My Way Back To The Old Home. De tekst ervan is uitgeschreven op een groot bord en noopt de Nederlander om het lied in de docu Bertolf In Bluegrass (64 min.) van Marcel de Vré hardop te zingen.

In het land van zijn muzikale dromen oogt Bertolf sowieso als een kind in de snoepwinkel. Hij brengt een verplicht bezoekje aan een muziekzaak (waar hij even mag fiedelen op een akoestische gitaar van 65.000 dollar), neemt in een kroeg deel aan een jamsessie en belandt uiteindelijk bij de Jack Clement Recording Studio voor de ontmoeting met enkele grote muzikale helden. ‘Natuurlijk is ‘t voor hen ergens gewoon een klusje’, dekt hij zichzelf de dag van tevoren in. ‘Zo eerlijk moet je zijn.’ Dan denkt hij even na en lacht. ‘Óf ze zeggen: Bertolf, this is amazing! You should come and live in Nashville. We should form a band.’

Bertolfs ambitie lijkt op voorhand alleen nauwelijks te realiseren: vijftien liedjes in drie dagen. Eenmaal aan de slag met door de wol geverfde cracks zoals Jerry Douglas (dobro), Stuart Duncan (viool), Mark Schatz (contrabas), David Benedict (mandoline), Wes Corbett (banjo) en producer/opnametechnicus Dave Sinko laat hij echter alle schroom varen. Dan wordt die Zwolse jongen, vergezeld door zijn vrouw en moreel ondersteund door collega Ilse de Lange, gewoon muzikant onder muzikanten. En De Vré kijkt, ongetwijfeld verlekkerd, vanachter zijn camera mee en maakt er een fijne liefdesverklaring aan de bluegrass van.

Bertolf droomt intussen alweer verder: een klein toertje door de Verenigde Staten, dat zou ook wel wat zijn…