After Baywatch: Moment In The Sun

ABC News

‘Iedereen in de serie was mooi’, vertelt Billy ‘Eddie Kramer’ Warlock. ‘Je moest wel mooi zijn. Anders kwam je er niet in.’

‘Veel mensen zeiden: ik kijk de serie met het geluid uit’, herinnert Nicole ‘Roberta “Summer” Quinn’ Eggert zich.

‘Eerlijk gezegd waren die scènes in slow-motion ook het beste’, vult Carmen ‘Lani McKenzie’ Electra aan. ‘Want daarin was je op je meest sexy te zien.’

Met een hedendaagse bril bekeken kan Baywatch eigenlijk helemaal niet meer door de beugel. Veel afleveringen van de naughty nineties-serie lijken vooral een alibi om mooie lijven te tonen. Liefst in slow-motion rennend over het strand, in veel te krappe rode badpakken of minuscule rode slips. De serie over Californische strandwachten zette dan ook de nodige sekssymbolen op de kaart, zoals Pamela AndersonCarmen Electra en Erika Eleniak, de enige echte Knight Rider (David Hasselhoff) en een hele stoet knappe jongens met wasbordjes, die vaak allang weer zijn vergeten.

Zij halen nu stuk voor stuk herinneringen op in After Baywatch: Moment In The Sun (168 min.), een vierdelige serie van debuterend documentairemaker Matthew Felker. Hij heeft vijf jaar gewerkt aan deze productie over de serie, die hem ooit inspireerde om zelf naar Californië te verhuizen en strandwacht (!) te worden. En hij heeft zichzelf ook maar meteen tot deskundige gebombardeerd en duidt dus in beeld (!!) alle verwikkelingen. Felker weet zich in de rug gedekt door een vrijwel complete sterrenlijst. Alleen Yasmine Bleeth en David Charvet schitteren ditmaal door afwezigheid.

Gezamenlijk roepen zij een serie op, die de tijdgeest perfect weerspiegelde. Baywatch was ongegeneerd sexy, leek soms bijna een reclamefolder voor plastische chirurgie en leverde sterren af, waar paparazzi een dagtaak aan hadden. De tumultueuze relatie van Pamela Anderson met Mötley Crüe-drummer Tommy Lee, nog eens aangejaagd door die beruchte sekstape, maakte de blondine bijvoorbeeld alleen maar populairder. Tegelijkertijd joeg de roddelpers ook op compromitterende foto’s van de Australische ‘hunk’ Jaason Simmons, die maar niet uit de kast durfde te komen.

Er was destijds ook volop kritiek op de gelikte strandserie, herinneren reflectieve castleden zoals Alexandra Paul en Gregory Allan Williams zich: was Baywatch bijvoorbeeld niet erg seksistisch? En werd ‘t ook niet eens tijd voor een meer diverse cast? Zulke thema’s worden wel aangestipt in deze soapy miniserie, maar nooit serieus uitgewerkt. Felker werkt liever zijn checklist af (de liefde ‘irl’ tussen Erika en Billy? Vink) en concentreert zich ook op trivialiteiten: het ontstaan van de themasong, de inzet van sluikreclame en hoe het merk Baywatch op alle mogelijke manier te gelde werd gemaakt

En vanzelfsprekend krijgen ook de persoonlijke verhalen van de sterren alle ruimte. Voor de rol van David Hasselhoffs zoon in de serie moesten de makers bijvoorbeeld kiezen tussen de veertienjarige Jeremy Jackson en diens twee jaar jongere concurrent Leonardo DiCaprio. De keuze viel uiteindelijk op Jackson, die was opgegroeid zonder vader en in Hasselhoff een surrogaatouder dacht te vinden. Als broekie moest Jackson zich vervolgens staande houden op de filmset. Te jong voor de vrouwen, maar oud genoeg voor crystal meth. Al voor z’n twintigste stond hij te boek als een ‘has been’.

Ruim twintig jaar later is Jeremy Jackson enkele afkickpogingen en de nodige jaren gevangenis verder en lijkt het evenwicht dat hij nu heeft gevonden nog altijd erg broos. Voor meer castleden is het een opgave gebleken om hun leven een vervolg te geven na dat verblindende ‘moment in de zon’. Anderen kampen inmiddels met serieuze gezondheidsproblemen, iets waarop Felker nét iets te gretig inspeelt in deze gladde en tamelijk sentimentele miniserie. Die is best vermakelijk hoor, maar heeft uiteindelijk niet heel veel meer om het lijf dan de gemiddelde Baywatch-aflevering.

The Man Who Played With Fire

Discovery+

De Zweedse oud-diplomaat Jan Stocklassa, de hoofdpersoon van The Man Who Played With Fire (182 min.) en schrijver van het boek waarop deze vierdelige serie is gebaseerd, heeft zonder enige twijfel het zogenaamde Palme-virus. Zoals er in de Verenigde Staten een verbond van mannen is ontstaan die onvermoeibaar de moord op president John F. Kennedy in 1963 blijven onderzoeken, zijn amateurdetectives in Zweden al ruim dertig jaar in de ban van de moord op de progressieve premier Olof Palme op vrijdagavond 28 februari 1986. Zij bijten zich vast in wie Palme, na een bezoek aan de bioscoop in Stockholm, van achteren met een .357-Magnum revolver doodschoot – en wie daarvoor wellicht de opdracht heeft gegeven.

Stocklassa heeft daarbij een uitgesproken troef in handen gekregen: het archief van de vermaarde onderzoeksjournalist Stieg Larsson (1954-2004). Larsson, die internationale bekendheid verwierf als auteur van de Millennium-misdaadserie, was eveneens behept met het virus en heeft zich tien jaar lang vastgebeten in de Palme-moord. Zit het antwoord op de vraag wat er precies is gebeurd misschien verscholen in Larssons monnikenwerk? Was het de spreekwoordelijke ‘lone killer’? Of toch een samenzwering? En moest de oorsprong daarvan dan worden gezocht bij de Amerikaanse inlichtingendienst CIA? Of juist bij de Russische tegenhanger daarvan, de KGB?

Deze miniserie van Matt Rudge situeert de moord op Olof Palme, die aan beide uitersten van het politieke spectrum intens werd gehaat, aldus in het hart van de Koude Oorlog, terwijl de zaak ook verband zou kunnen houden met het Zuid-Afrikaanse Apartheidsregime (waarvan Palme een uitgesproken en invloedrijke tegenstander was). Jan Stocklassa fungeert als (soms net iets te) geroutineerde gids tijdens een tocht door de donkerste spelonken van de internationale politiek, waar spionnen, moordmakelaars en Zweedse extremisten elkaar zomaar kunnen hebben gevonden in een complot om Olof Palme te liquideren. Althans, als er inderdaad vuur is waar Stocklassa rook denkt te hebben waargenomen.

Rudge maakt gebruik van (verborgen camera)beelden van Stocklassa’s ontmoetingen met verdachten, kleedt diens zoektocht aan met stemmige reconstructiebeelden, een sinistere soundtrack en de verplichte cliffhangers en laat alle verwikkelingen bovendien inkaderen door bronnen zoals Palmes zoon Joakim, ’s mans stafchef Ulf Dahlsten, de Britse Labour-leider Neil Kinnock, een zoon van CIA-directeur William Colby en de Zuid-Afrikaanse anti-Apartheidsactivist Allan Boesak. Dit maakt al bij al een gedegen indruk, al is voor een buitenstaander nauwelijks vast te stellen welke informatie is ingekleurd, aangezet of simpelweg weggelaten.

De conclusies die Stocklassa uiteindelijk trekt in deze straffe geopolitieke thriller worden zeker niet door iedereen gedeeld en komen in elk geval niet overeen met de officiële lezing van de Zweedse justitie. Tijdens een omstreden persconferentie wees die op 10 juni 2020 ineens een inmiddels overleden verdachte aan en sloot vervolgens meteen ook het politieonderzoek officieel af. De maatschappelijke discussie over wie er waarom z’n ‘Palme-haat’ heeft omgezet in een brute wandaad – die enkele jaren geleden ook al zijn weg vond naar de Nederlandse documentaire Palme, Pappa En Ik – zal daardoor echter niet verstommen. Want tegen het Palme-virus is uiteindelijk maar één remedie: onomstotelijk bewijs wie er de trekker heeft overgehaald (en wie daarvoor eventueel de opdracht of het bevel heeft gegeven).

En zelfs dan…

Trailer The Man Who Played With Fire

Quincy

Netflix

Tijdens z’n inmiddels zeventig jaar omspannende carrière is zijn voornaam niet minder dan een merk geworden: Quincy (123 min.). Achternaam overbodig. Een enkele letter is soms zelfs al genoeg: Q. Zijn imposante loopbaan bracht hem van Frank Sinatra tot Michael Jackson, van Ray Charles tot Steven Spielberg en van Paul McCartney tot Nelson Mandela. Quincy werd intussen ook een icoon van Zwart Amerika.

Je zou bijna vergeten dat de veel gelauwerde producer, muzikant, filmproducent en sociaal activist ooit als een straatratje, met een bijzonder labiele moeder bovendien, opgroeide in de beruchte South Side van Chicago. Zijn lichaam draagt er nog de sporen van. Bij de start van deze onderhoudende documentaire, geregisseerd door zijn dochter Rashida Jones en Allan Hicks, laat hij een litteken op zijn hand zien aan de hiphopproducer (en devote fan) Dr. Dre. Quincy was nog maar zeven toen er een mes doorheen werd gestoken.

En toen, zal hij later in de film met gevoel voor drama vertellen aan rapper Kendrick Lamar, vond hij een piano… Het boefje van weleer ontworstelt zich nochtans nog steeds af en toe aan de ruim tachtigjarige en inmiddels helemaal salonfähige versie van Q. Als hij begin 2015 na alweer een avondje flink doorzakken een beroerte krijgt en op de rand van de dood zweeft, heeft hij na het ontwaken uit zijn coma bijvoorbeeld al snel zijn gevatheid terug. Weet je wie de president is? wil de dienstdoende arts weten. Hij moet de controlevraag tweemaal stellen. Dan klinkt het bijzonder bijdehand: ‘Sarah Palin’.

Deze biopic wisselt ’s mans turbulente levensverhaal af met zijn inspanningen om de opening van The National Museum of African American History and Culture tot een grandioos succes te maken, trip nostalgia’s door het luisterrijke verleden en zijn dappere pogingen om gezond te blijven. De film zit met dik twee uur wel erg ruim in zijn jasje en mist eigenlijk een goed uitgewerkte dramatische opbouw of overtuigend kartelrandje. Maar als eerbetoon van een dochter aan haar vader, die daarmee meteen zijn erfgoed kan veiligstellen, is Quincy zonder twijfel geslaagd.