Disco: Soundtrack Of A Revolution

PBS/BBC

ABBA, Donna Summer, Village People, The Bee Gees en John Travolta in een wit pak op de dansvloer. Zomaar wat associaties rond het fenomeen ‘disco’ bij de start van deze driedelige docuserie van Louise Lockwood en Shianne Brown. En meteen een constatering erbij: disco is terug. Van nooit weg geweest. Ook al staat volgens sommige haters nog altijd als een paal boven water: disco sucks.

Disco: Soundtrack Of A Revolution (153 min.) gaat terug naar het New York van de jaren zeventig. Na de zogenaamde Stonewall-rellen van 1969 ontstaat in de huiskamer van David Mancuso een nieuwe, inclusieve scene, waarbinnen ook gekleurde Amerikanen, feministische vrouwen en de LHBTIQ+-gemeenschap hun plek vinden. Tijdens deze feesten in ‘The Loft’ wordt de basis gelegd voor een muziekstroming die in het navolgende decennium de hele wereld zal veroveren: D.I.S.C.O.

Aflevering 1 schetst met wegbereiders, ‘early adopters’ en kenners hoe de ondergrondse danscultuur volwassen wordt. Daarbij wordt disco ook nadrukkelijk in z’n maatschappelijke context geplaatst, als onderdeel van de tweede feministische golf, Black Power en de homo-emancipatie. In het tweede deel, over de hoogtijdagen van het even geliefde als verguisde genre, komen de (sub)toppers aan het woord: Thelma Houston, George McCrae, Anita Ward en één van de discodiva’s, Candi Staton.

Bijzondere aandacht is er dan voor de New Yorkse club Studio 54, dé plek voor seks, drugs & disco. Waar zien en gezien worden het parool is. Tenminste volgens één van de oprichters van de ‘place to be’, Carmen D’Alessio. Andy Warhol zou volgens haar bijvoorbeeld nog naar de opening van envelop gaan, bang dat hij anders iets zou missen. Het succes van disco barst daarna helemaal uit z’n voegen met de film Saturday Night Fever, waarmee John Travolta en The Bee Gees wereldsterren worden.

En dan begint het genre volgens de echte trendsetters, waarop deze gedegen miniserie zich vooral concentreert, z’n ziel kwijt te raken. Illustratief is het verhaal van Village People, een groep die allerlei homostereotypen presenteert aan een groot publiek. Een paard van Troje zogezegd, maar discopuristen moeten er niks van hebben. ‘Je had baggermuziek van baggerplatenmaatschappijen die voor het snelle geld gingen’, zegt Ana Matronic van Scissor Sisters in de slotaflevering.

De markt raakt oververzadigd. Intussen bereikt de weerzin tegen disco een nieuw hoogtepunt. Op 12 juli 1979 wordt er in het sportstadion Comiskey Park, waar het plaatselijke honkbalteam The Chicago White Sox ‘t opneemt tegen The Detroit Tigers, een heuse ‘Disco Demolition’ georganiseerd door de radiodeejay Steve Dahl. Gekleed in een militair uniform brengt hij discoplaten tot ontploffing. Een ludieke actie of toch een moderne variant de boekverbrandingen? De meningen verschillen.

Het mediaspektakel luidt in elk geval het begin van het einde in voor de lijfmuziek van de Amerikaanse LHBTIQ+-gemeenschap, die in dezelfde tijd ook wordt overvallen en gestigmatiseerd door de AIDS-epidemie. En die tragische crisis vormt tevens het ‘point of no return’ van deze gesmeerd lopende productie, die zeker in het nostalgiecircuit gretig aftrek zal vonden. Want daarna neemt disco vanuit datzelfde Chicago ongenadig wraak, onder een nieuwe noemer: house.

The Kinks: Echoes Of A World

The Kinks / Alamy

Volgens Ray Davies is het album ‘de meest succesvolle flop aller tijden’. Het duurde in elk geval een halve eeuw voordat er 100.000 exemplaren waren verkocht van The Kinks Are The Village Green Preservation Society, de zesde studioplaat van zijn band uit 1968. Zanger en songschrijver Ray, zijn gitarende broer Dave en drummer Mick Avory blikken in The Kinks: Echoes Of A World (71 min.) terug op het laatste album dat ze in de originele bezetting van de band maakten.

Ze worden vergezeld door het gebruikelijke contingent aan musicerende bewonderaars, zoals Paul Weller (The Jam), Suggs (Madness) en Graham Coxon (Blur), dat zich, ook al zoals gebruikelijk, in louter superlatieven uitlaat over The Kinks en dit conceptalbum in het bijzonder, dat toentertijd desondanks geen enkele hitsingle opleverde. ‘Het is net zo belangrijk als Sergeant Pepper’, stelt Oasis-spil Noel Gallagher, die de plaat vergelijkt met de Beatles-klassieker. ‘Voor mij is het een soort vervolg.’ En stuk voor stuk zouden deze beroemde fans zich zelf ook schuldig maken aan eigen ‘vervolgen’ op het Kinks-oeuvre.

‘We waren niet de beste band die er ooit bestond’, blijft de bewierookte songschrijver Ray Davies nochtans bescheiden. ‘Maar we hadden momenten waarop we de hele wereld aankonden.’ Deze eikenhouten televisiedocumentaire van Charlie Thomas gebruikt het welbekende Classic Albums-stramien, waarin een klassieke popplaat track voor track wordt doorgenomen, om de schijnwerper te zetten op één van die momenten. Toen de wereld nog niet klaar leek voor wat de typisch Britse Kinks hadden te bieden.

Thomas’ enige echt opmerkelijke keuze komt in de gedaante van acteur Danny Horn, die in de succesvolle musical Sunny Afternoon een jonge Ray Davies vertolkte en nu op camera diens herinneringen verwoordt aan de langspeler waarmee hij de (imaginaire) wereld van zijn jeugd opnieuw tot leven wekte. Die toevoeging voelt uiteindelijk wat als een fremdkörper in een verder heel traditioneel opgezette popdocu.