Trains

IDFA

Vanaf het moment dat de binnenkomende trein van één van de allereerste films, L’Arrivée D’Un Train En Gare De La Ciotat van de gebroeders Lumière, in 1896 voor paniek heeft gezorgd in de geïmproviseerde bioscoop – zo wil tenminste de overlevering – omdat het publiek in de veronderstelling was dat de locomotief de zaal in zou rijden, hebben treinen altijd een prominente plek geclaimd op het witte doek.

Als een symbool van beweging, van actie of van vooruitgang – of simpelweg als een object om te overvallen of om op te klimmen en vervolgens een episch gevecht af te wikkelen. De Poolse regisseur Maciej J. Drygas appelleert in Trains (80 min.), op het International Documentary Festival Amsterdam van 2024 gekozen tot beste film, aan de sleutelrol die treinen tevens in de gehele twintigste eeuw hebben gespeeld.

En hoewel de zwart-witte en volledig woordeloze film luchtig begint, met goedgemutste leden van de gegoede burgerij die zich maar al te graag naar hun plek van bestemming laten brengen, is ook van meet af aan duidelijk dat Drygas eveneens de andere kant van treinen wil belichten. Hij begint zijn film niet voor niets met een citaat van Franz Kafka: ‘There is plenty of hope, an infinite amount of hope… but not for us.’

Binnen een kwartier staat de eerste groep soldaten dus klaar op het perron, om naar het front te worden vervoerd en zet de duivelse cadans van oorlog zich in gang. De aanvoer van troepen, wapentuig en Der Führer komt op gang, onvermijdelijk gevolgd door de afvoer van doden, gewonden en krijgsgevangenen. En dan moet het echte afvoeren nog beginnen, van Settela Steinbach bijvoorbeeld. Naar de kampen…

Deze ritmisch gemonteerde archieffilm, waarin ook het toegevoegde geluid een essentiële rol opeist, speelt voortdurend met zulke grote krachten, waarvoor de mens niet meer dan een speelbal is. De voor het leven verminkten, soms met een totaal verwilderde blik in de ogen, zijn bijvoorbeeld nauwelijks weggevoerd of er wordt alweer een kolossale afbeelding van Stalin de trein in gehesen. Op naar nog meer onheil.

Tussendoor speelt ook het gewone leven zich af in en om de treinen, perrons en stations. Onderweg kan de reiziger genieten van een spelletje kaart, dat lekkere diner of het lezen van De Telegraaf. En voor je ’t weet stapt er bij aankomst een zwerver onder de trein vandaan, die toch wel verdacht veel weg heeft van Charlie Chaplin. En daarna dendert de trein ongetwijfeld weer verder, op weg naar de volgende bestemming.

Requiem For Auschwitz

Pink Moon

Ruim twintig jaar heeft componist Roger Moreno-Rathgeb gewerkt aan zijn Requiem For Auschwitz (64 min.). Binnen drie weken had hij de eerste zes delen, bijna drie kwartier muziek, min of meer klaar. En toen stokte zijn dadendrang, vertelt hij in Bob Entrops documentaire Een Stukje Blauw In De Lucht uit 2008. Hij voelde zich helemaal leeg en besloot om zelf een kijkje te gaan nemen bij het vernietigingskamp, waar meer dan een half miljoen leden van zijn gemeenschap, de Sinti en Roma, werden vermoord. ‘En toen was het helemaal voorbij met de inspiratie.’

Uiteindelijk heeft Moreno-Rathgeb de draad toch weer opgepakt, zo blijkt uit deze vervolgfilm van Bob Entrop, de Bredase filmmaker die zich in de afgelopen jaren heeft opgeworpen als chroniqueur van de Nederlandse zigeunergemeenschap. Entrop heeft op die manier een belangrijke rol gespeeld bij zowel de emancipatie van de Nederlandse Sinti en Roma als de erkenning dat ook zij tot de belangrijkste slachtoffers van het verderfelijke naziregime behoren. Ook al wilden – of konden – ze daar in eerste instantie vaak nauwelijks over praten.

In deze documentaire mag natuurlijk ook dat ene hartverscheurende beeld van Settela Steinbach, het meisje dat na de oorlog was uitgegroeid tot hét symbool van de vervolging van Nederlandse Joden, niet ontbreken. Vanuit een treinwagon op Kamp Westerbork kijkt de tiener, die op weg moet naar Auschwitz, desolaat de wereld in. Pas in 1994, vijftig jaar na dato, ontdekte de journalist Aad Wagenaar dat het in werkelijkheid om een Limburgs Sinti-meisje ging. Settela werd opnieuw een symbool: voor de afgevoerde Nederlandse zigeuners en hoe weinig aandacht daarvoor tot dan toe was geweest.

Die tragedie – het verwoesten van een complete gemeenschap en het zwijgen daarover – komt in deze film indringend tot uiting in scènes waarin jonge Sinti en Roma worden geconfronteerd met de herinneringen van vertegenwoordigers van een eerdere generatie zigeuners die de vernietigingskampen overleefden. Intussen is het muziekstuk van Roger Moreno-Rathgeb dan toch klaar om uitgevoerd te worden. Ter voorbereiding daarop brengt de componist met leden van het Nederlands Begeleidingsorkest een bezoek aan Auschwitz-Birkenau. Zodat ze weten en voelen wat ze gaan musiceren.

De beelden van overlevenden die afdalen in het diepste van hun zwartgeblakerde ziel en anderen die zich bij de plekken des onheils en bijbehorende monumenten proberen in te leven hoe het geweest moet zijn om volledig overgeleverd te raken aan een moorddadig regime, mogen dan inmiddels overbekend zijn, echt wennen doen ze nooit. Deze documentaire benadrukt nog maar eens het belang van dat herinneren en herdenken en voegt daar de helende kracht die muziek, hopelijk, kan hebben aan toe. Als balsem voor de gebutste ziel.

Nuit Et Brouillard

Het is onmogelijk voor ons, kinderen van de 21e eeuw, om mentaal terug te keren naar de jaren van direct na de Tweede Wereldoorlog. Toen de volle omvang duidelijk begon te worden van wat Nazi-Duitsland had aangericht. Nuit Et Brouillard (32 min.) dateert uit die periode. 1955, om precies te zijn. Tien jaar na de capitulatie van de Duitsers is het bloed in Auschwitz opgedroogd, groeit er onkruid en is het bedrieglijk stil. Toch ademt de plek waar ooit de dood regeerde volgens verteller Michel Bouquet nog altijd onheil.

Het is voor ons – kijkers die zich vast al eens hebben ondergedompeld in pak ‘m Holocaust, Shoah, Schindler’s List, Night Will Fall en/of Son Of Saul – natuurlijk onmogelijk om weer níet te zien. Om deze korte, essayistische documentaire van de vermaarde Franse cineast Alain Resnais (Hiroshima Mon Amour, L’Année Dernière A Marienbad en Mon Oncle D’Amérique) te bekijken zoals hij destijds is gezien. Door mensen die de oorlog zelf hadden meegemaakt, dagelijks worstelden met de gevolgen ervan of hem maar al te graag probeerden te vergeten.

De militaire parades, de spoorlijnen, de barakken, natuurlijk. Het prikkeldraad, het afbeulen, het gas, niet (nooit!) te vergeten. Iconische beelden ook van Tsvi Chaim Nussbaum, dat hartverscheurende jongetje in het getto van Warschau, en van Settela, het Nederlandse zigeunermeisje in de trein naar het vernietigingskamp dat toen, in de jaren vijftig, nog onterecht voor een Joodse tiener werd aangezien. En het ogenschijnlijk onbekommerde leventje van de kampbewakers afgezet tegen het ronduit onbeschrijflijke leed van de door hen bewaakten.

Scriptschrijver Jean Cayrol, zelf een overlevende van de kampen, brengt die tragedie tóch onder woorden. Hij heeft verteller Bouquet voorzien van een messcherpe tekst. ‘De mensen die links staan worden aan het werk gezet’, laat hij hem bijvoorbeeld droog constateren, bij beelden van rijen gevangenen in het kamp. ‘En de mensen rechts hebben nog een paar minuten voordat ze worden vernietigd.’ En dat lot, het onmenselijke einde en de al even inhumane afhandeling daarvan, wordt door Resnais zéér expliciet in beeld gebracht.

Nuit Et Brouillard wordt daardoor niets minder dan een hellegang door het vernietigingskamp, die ook een kleine zeventig jaar later nog altijd nauwelijks om aan te zien is. Terwijl kijken, onder ogen blijven zien, erkennen, eigenlijk niets minder dan onze collectieve plicht is.

Settela, Gezicht Van Het Verleden

Hij noemde haar Esther. Een nette Joodse naam. Journalist Aad Wagenaar wist in 1994 natuurlijk niet hoe ze echt heette, dat desolate meisje met de witte hoofddoek. In het voorjaar van 1944 stond ze in de deuropening van een treinwagon, die elk ogenblik kon vertrekken naar het vernietigingskamp Auschwitz. Datzelfde meisje werd na de Tweede Wereldoorlog het gezicht van de (Nederlandse) Jodenvervolging. De vermoorde onschuld, letterlijk. En Wagenaar wilde een halve eeuw na dato beslist weten hoe ze écht heette.

De beelden werden onlangs ingekleurd, voor de Nederlandse speelfilm Gemmeker van regisseur Robert Schinkel. Ze zijn afkomstig uit een Westerbork-film die de Joodse fotograaf Rudolf Breslauer in opdracht van de Duitse kampcommandant Gemmeker maakte. Te midden van beelden van het dagelijks leven in het Drentse Durchgangslager is er ineens die ‘documentaire van zeven seconden’ waarin de Endlösung heel tastbaar wordt. Via een kwetsbaar meisje in een treinbarak, waarop pontificaal ‘74 pers’ staat geschreven. Zoveel mensen pasten er blijkbaar in de veewagen. De meesten van hen zouden nooit meer terugkeren naar huis.

In de documentaire Settela, Gezicht Van Het Verleden (55 min.) uit 1994 gaat filmmaker Cherry Duyns op zoek naar het verhaal achter de iconische beelden. Hij bevraagt de editor van de Westerbork-film, laat historici de precieze datum van het transport vaststellen (19 mei 1944) en spreekt overlevenden van de helletocht naar het vernietigingskamp. Zij bevestigen de opzienbarende conclusie die de speurder Wagenaar even daarvoor al had getrokken: het ‘gezicht van de Nederlandse Jodenvervolging’, de gestorven kinderen in het bijzonder, blijkt helemaal geen Joods meisje. Het is een Zigeunerin.

Ze heet Settela Steinbach, is een jaar of tien oud en komt uit het Limburgse Susteren, vertellen inmiddels bejaarde ooggetuigen als Crasa Wagner en het echtpaar Kercha en Leitji Rosenberg. Stukje bij beetje dringt Duyns met hen steeds dieper door in Steinbachs familieverhaal in deze serene, voor hedendaagse begrippen wat trage film. Via Settela, die bij de burgerlijke stand overigens stond geregistreerd onder haar Nederlandse naam Anna Maria, vertelt hij zo ook het verhaal van de Nazi-vervolging van de Nederlandse Sinti en Roma, een menselijke tragedie die tot dat moment onderbelicht was gebleven.

Is de scène met Settela inderdaad stiekem in de Duitse promotiefilm gefrommeld door Rudolf Breslauer, zoals Wagenaar veronderstelt? Als daad van verzet tegen de Shoah, die hij zelf ook niet zou overleven? Of is de wens hier toch de vader van de gedachte? Feit is dat Breslauer in zeven luttele seconden de onverdraaglijke waarheid van de transporten naar de vernietigingskampen op een indrukwekkende manier wist te vereeuwigen.