Squaring The Circle: The Story Of Hipgnosis

Splendid Film

Even popquizzen: wat hebben Pink Floyd, T.Rex, Led Zeppelin, Genesis, Paul McCartney, Wishbone Ash, Electric Light Orchestra en 10cc met elkaar gemeen? Een beetje kenner antwoordt dan meteen: Hipgnosis. In Squaring The Circle: The Story Of Hipgnosis (101 min.) zoomt de vermaarde Nederlandse fotograaf/filmmaker Anton Corbijn in op het Britse designduo Aubrey ‘Po’ Powell en Storm Thorgerson (1944-2013) en daarmee ook op de tijd dat elpeehoezen nog het werk van kunstenaars waren. Het artwork kreeg in de jaren zestig en zeventig nog, letterlijk, de ruimte om een verhaal te vertellen.

In kenmerkend zwart-wit, waarbij alleen de hoezen en performances van de betrokken artiesten in kleur worden getoond en er dus lekker uitspringen, geeft Corbijn nu ook Po alle ruimte om zijn relaas te doen en tot in detail stil te staan bij de klassieke albumcovers die ze maakten voor acts zoals Pink Floyd, Led Zeppelin en Wings. Hij wordt in de rug gedekt door medewerkers, collega’s en bekende klanten zoals Paul McCartney, David Gilmour en Roger Waters (Pink Floyd), Robert Plant en Jimmy Page (Led Zeppelin), Peter Gabriel (Genesis) en Graham Gouldman (10cc). Zij verhalen over onmogelijke mensen (de dwarse Storm in het bijzonder), ambitieuze plannen en oneindige budgetten.

Want Hipgnosis maakte naam in de jaren dat rockmuziek definitief doordrong tot stadions en een gigantische moloch werd, die vervolgens wel lomp moest worden neergehaald door punk (hier vertegenwoordigd door Sex Pistol Glen Matlock). In 1983 viel dus ook het doek voor het befaamde ontwerpbureau en raakten de twee oprichters meteen gebrouilleerd. Ze waren uit de tijd geraakt, ingehaald door een nieuwe ‘jeugd van tegenwoordig’ die alles anders wilde (al zou Oasis-gitarist Noel Gallagher maar wat graag het budget hebben gehad om die Hipgnosis-lui te kunnen inhuren, stelt hij in deze stijlvolle en stevig doortimmerde kunst/muziekfilm tegelijkertijd grappend en niet-grappend).

En omdat we toch aan het popquizzen waren nog een slotvraag: welke favoriete groep van Anton Corbijn, waarmee hij ooit naam maakte als fotograaf, waarover hij veel later ook een speelfilm (Control) maakte en waarvan hij hier de hoesontwerper Peter Saville nog maar eens opvoert, zou z’n artwork nooit laten ontwerpen door Hipgnosis?

Punk

Epix

Punk gaat nooit verloooooren! Althans volgens enkele ogenschijnlijk goed geconserveerde iconen van het ruige rockgenre in dit aanstekelijke documentaire-vierluik. De ultieme middelvingermuziek stak in de jaren zeventig zijn lelijke kop op, kreeg tijdens de eighties onder de noemer hardcore een erg grimmig karakter en kon in de negentiger jaren als poppunk eindelijk commercieel worden geëxploiteerd. Intussen was het ooit zo dwarse genre natuurlijk allang ingekapseld door de muziekindustrie, waarop het in het openbaar altijd had gespuugd.

Niet dat de gestaalde miniserie Punk (219 min.) daar al te veel aandacht aan besteedt. De nadruk ligt, zoals gebruikelijk in dit soort muziekdocu’s, op het bewieroken van de eigen helden. Dat is in het geval van punk eerder gedaan, maar niet vaak beter of completer. De serie van Jesse James – goede naam trouwens voor een regisseur van een punkfilm – Miller behandelt niet alleen de beginperiode, toen de punkmuziek en -lifestyle hun naam vestigden, maar brengt ook de periode van de grote commerciële doorbraak – of, zo je wilt, de grote uitverkoop – in beeld.

Aflevering 1 richt zich op de Amerikaanse voorvaderen van het genre (The MC5, Stooges, New York Dolls en Ramones). In het tweede deel staat de Britse sensaaaaatie die daarop volgde (Sex Pistols, Damned en The Clash) centraal. De Amerikaanse hardcorescene van begin jaren tachtig (Bad Brains, Black Flag, Dead Kennedys en Minor Threat) bevolkt episode 3. En in de slotaflevering (Bad Religion, Nirvana, Green Day, The Offspring en Rancid) worden tenslotte grunge en skatepunk als soundtrack voor de alternatieve jeugd belicht.

Deze slicke serie heeft een lekker verteltempo, is natuurlijk dichtgesmeerd met opwindende muziek en beschikt bovendien over een behoorlijke sterrencast met vedettes (en usual suspects) als Iggy Pop, Wayne Kramer, Johnny Rotten, Marky Ramone, Debbie Harry, Joan Jett, Ian MacKaye, Jello Biafra, Henry Rollins, Flea, Brett Gurewitz, Billie Joe Armstrong, Josh Homme en Dave Grohl. Zij stralen in zowat alles uit dat punk behalve muziek vooral ook een attitude is. Van: Wij tegen de rest. Waarbij alles mag, zolang het maar punk is. Zoiets.

’Het is heel eenvoudig’, zegt Penelope Spheeris, maakster van de klassieke punkdocu The Decline Of Western Civilization uit 1981, daarover. ‘Je bent het en je snapt het. Of je bent het niet en snapt het dus ook niet.’ Waarbij je je automatisch afvraagt: zouden al die sprekers, die je ervan verdenkt dat ze, net voordat de cameraploeg binnenkwam, nog gauw even een kleurspoelinkje door hun haar hebben gedaan en het nog eens lekker door elkaar hebben gehusseld, bijvoorbeeld nooit een héél klein beetje moe worden van de punkmores en bijbehorende haarkloverij? Zulke vragen stel je echter niet in een ode aan een muziekstroming die staat of valt bij kwalificaties als ‘authenticiteit’ en ‘street credibility’.

Ook dat heeft overigens zijn charme. Als Miller op een platenspeler oude punkklassiekers zoals I Wanna Be Your Dog of Anarchy In The UK afspeelt voor zijn gesprekspartners, blijven die lekker in hun rol en zingen of luchtgitaren enthousiast mee. Het levert fraaie taferelen op. Van metershoge helden die zichzelf terugbrengen tot doodgewone punks. En dat zou je de essentie van de stijlvorm kunnen noemen.