Thelma & Louise – Born To Live

AVROTROS

In één beeld is het complete idee van de film vervat: op de achterbank van een auto die door de Verenigde Staten scheurt, een groene Ford Thunderbird cabriolet uit 1966, heeft een mannelijke scharrel plaatsgenomen, terwijl er twee vrouwen aan het stuur zitten. In het Hollywood van begin jaren negentig is dat vloeken in de kerk. De man bepaalt normaal gesproken de weg. En de vrouw zit erbij, mooi te wezen.

Juist daarom is Thelma & Louise ook zo’n bijzondere film. Een feministische roadmovie over twee krachtige vrouwen die hun eigen weg gaan in een wereld waar mannen nog altijd de lakens uitdelen. En die scharrel – gespeeld door een jeugdige Brad Pitt, die naar verluidt Grant Show, Mark Ruffalo en George Clooney heeft afgetroefd – wordt nooit meer dan een aantrekkelijk bijpersonage. Een lustobject, zelfs.

Die film is overigens gebaseerd op het scenario van een vrouwelijke schrijfster, Callie Khourie, en stelt psychologisch, lichamelijk en sociaal geweld van mannen tegenover vrouwen aan de kaak, maar hij werd wel geregisseerd door een man. Ridley Scott heeft dan als filmmaker allang zijn sporen verdiend in Hollywood, met kaskrakers zoals Alien en Blade Runner. Dit wordt echter een totaal ander avontuur.

In de interessante tv-docu Thelma & Louise – Born To Live (53 min.) onderzoeken Leni Mérat en Joséphine Petit de betekenis van Scotts baanbrekende film. Zij plaatsen die nadrukkelijk binnen de filmhistorie, waarbij de traditionele ‘male gaze’ ditmaal vervangen is door een vrouwelijke blik. Veel scènes uit Thelma & Louise lijken reacties of varianten op hoe mannen doorgaans worden geportretteerd door Hollywood.

Via gesprekken met Callie Khouri, producent Mimi Polk, filmsetontwerper Anne Ahrens en de acteurs Christopher McDonald, Stephen Tobolowsky en Jason Beghe, aangevuld met archiefinterviews met Ridley Scott en de hoofdrolspeelsters Geena Davis en Susan Sarandon, krijgen Mérat en Petit zicht op het maakproces van de film en op wat die bij hen en (vrouwen) in de rest van de wereld heeft losgemaakt.

Want toen Thelma & Louise in 1991 werd uitgebracht, kreeg de film niet alleen lof. Critici zagen er ook een onvervalst staaltje ‘male bashing’ of de verheerlijking van geweld tegen mannen in. Met een hedendaagse blik bekeken dealde Callie Khouri’s geesteskind toen al met issues die in de afgelopen jaren binnen de #metoo-beweging en discussies over grensoverschrijdend gedrag aan de orde zijn gesteld. 

Tegelijkertijd is de film er dan weer niet in geslaagd om de positie van vrouwen in Hollywood significant te verbeteren. In dat opzicht is zelfs Thelma & Louise een druppel op een gloeiende plaat gebleken.

Arsène Wenger: Invincible

Discovery+

Het beangstigt hem dat zijn hele leven vooral heeft gedraaid om voetbal. Die ontboezeming, direct aan het begin van het (zelf)portret Arsène Wenger: Invincible (95 min.) tekent de frêle Fransman. De filosofisch aangelegde Wenger stond 22 jaar aan het roer bij de Londense voetbalclub Arsenal, maar hij zou zich nog altijd het liefst enigszins distantiëren van de wereld waarvan hij jarenlang een smaakmaker is geweest.

De komst van een ‘buitenlander’ als manager van Arsenal valt in eerste instantie overigens helemaal niet zo goed. Wie is híj, een coach die vanwege z’n klunzigheid direct ‘Clouseau’ wordt gedubt door spits Ian Wright, om zich te bemoeien met de Engelse voetbalcultuur? Pas als ‘s mans ‘onorthodoxe’ methoden – gezond eten en stoppen met zuipen, mannen! – resultaat beginnen op te leveren, keert het tij. Slechts anderhalf jaar na zijn aanstelling in 1996 heeft ‘Boring Arsenal’ de landstitel en FA Cup al in de wacht gesleept.

Wenger noemt zichzelf in deze stevige sportfilm van Gabriel Clarke en Christian Jeanpierre een ‘pragmatische romanticus’. Winnen alleen is niet genoeg – al blijft dat, geen twijfel daarover, natuurlijk wel het uitgangspunt. Samen met sleutelspelers uit zijn Londense tijd (Henry, Bergkamp, Vieira, Keown, Dixon en Pires) belicht hij hoe dat er ruim twee decennia in de praktijk uitzag. En in een filmzaaltje kijkt hij in zijn eentje hoogte- en dieptepunten terug, waaronder een befaamd incident met Manchester United-spits Ruud van Nistelrooij.

De enorme rivaliteit met Man United, de Schotse manager Alex Ferguson (onlangs zelf hoofdpersoon van Never Give In: Sir Alex Ferguson) in het bijzonder, loopt sowieso als een rode draad door Wengers regime als Arsenal-manager en door deze film. Daarin geeft zowaar ook Ferguson acte de présence. Hij is gul naar die andere ‘dinosaurus’ Arsène, een man die toch jarenlang dienst heeft gedaan als zijn gezworen vijand. Bezien door de achteruitkijkspiegel heeft hun jarenlange tweestrijd echter alleen maar aan heroïek gewonnen.

In 2004 wordt Arsenal, met een team dat ‘The Invincibles’ wordt genoemd, ongeslagen kampioen. Dat is nog altijd een Brits record en de kroon op Wengers werk. Daarna worden ‘The Gunners’ voorbijgestreefd door kapitaalkrachtigere concurrenten. Arsène Wenger blijft de club echter trouw en gaat daarmee ook ten onder. ‘Dat is een belangrijke karakterzwakte’, zegt hij glimlachend. ‘Ik hou te veel van waar ik ben.’ Totdat zijn eigen fans ‘Wenger out!’ beginnen te scanderen. In deze film is hij dan ook stellig: hij had moeten vertrekken. Bij Arsenal komt hij tegenwoordig nooit meer.

Op zulke momenten klinkt Arsène Wenger heel even wat bitter. Verder voert zelfreflectie echter de boventoon. Ook over wat de drang om, ten koste van zowat alles, nooit te verliezen hem heeft gekost. Wenger constateert dat hij zijn gezin door dat voetbal jarenlang heeft verwaarloosd. ‘Dat probeer ik nu te repareren’, lacht hij verontschuldigend in een film die hem als een sieraad van zijn sport nog eens netjes probeert op te poetsen.

Het Wonder Van Le Petit Prince

De Kleine Prins werd een vriend voor het leven. Nadat haar zus Pirkko verdronk, was Kerttu Vuolab uit Samiland als dertienjarig meisje naar een kostschool in Ivalo gestuurd. De taal waarmee ze in het afgelegen Vuovdaguoika opgroeide, Sami, werd daar niet gesproken. Ze moest en zou Fins leren. ‘Het voelde alsof iemand mijn keel had doorgesneden’, zegt Kerttu nu. ‘Mij werd de mond gesnoerd nog voordat ik iets had gezegd.’

Toen ontdekte ze het boek Le Petit Prince van Antoine de Saint-Exupéry. ‘Het bood me vriendschap en troost.’ Het was alsof Kerttu via de woorden van de Sain-Exupéry met zichzelf kon praten en zich kon laven aan de inherente wijsheid ervan. Met een eigen vertaling van het boek, in de taal van de hooglanden van Samiland, zou ze er later bovendien haar bedreigde taal en cultuur mee revitaliseren.

Na de Bijbel is Le Petit Prince het meest vertaalde boek ter wereld. De klassieker is inmiddels in meer dan 375 talen uitgebracht. In Het Wonder Van Le Petit Prince (88 min.) portretteert Marjoleine Boonstra vertalers uit alle windstreken. Zij vervatten het moderne sprookje in zieltogende talen als Nawat of Tamazight, die in respectievelijk El Salvador en de Sahara worden gesproken en ernstig in hun voortbestaan worden bedreigd.

Boonstra geeft haar hoofdpersonen alle ruimte in deze bespiegelende film. Ze laat hen kalm – of traag, afhankelijk van je kijktempo – hun eigen verhaal doen. Van een veelbewogen persoonlijk leven, hun cultuur die vertrapt of ondergesneeuwd dreigt te worden en dat ene boek van De Saint-Exupéry, waaruit ze ook liefdevol, in hun eigen taal natuurlijk, voorlezen. Omdat de wereld, zo lijkt deze verstilde documentaire te betogen, gebaat is en blijft bij ‘culturele en taalkundige diversiteit’.

Man On Wire

Show Art

In de Oscar-winnende documentaire Free Solo stelt Alex Honnold zijn leven in de waagschaal voor een zelf opgelegd bovenmenselijk doel. Zonder enige vorm van zekering, free solo, wil hij de negenhonderd meter hoge bergwand El Capitan beklimmen. Als hij daarin slaagt, valt hem eeuwige roem ten deel. Anders wacht de peilloze diepte en een roemloze dood.

Ruim veertig jaar eerder wilde Philippe Petit, de hoofdpersoon van de eveneens Oscar-winnende documentaire Man On Wire (94 min.) uit 2008, koste wat het kost een soortgelijke megalomane prestatie leveren. In 1974 probeerde hij als koorddanser de Twin Towers van het New Yorkse World Trade Center te bedwingen. Via een koord tussen de twee torens, op ruim vierhonderd meter hoogte, liep de Fransman van de ene naar naar de andere kant.

Omdat hoogmoed niet altijd voor de val hoeft te komen, kan hij het nog steeds navertellen. ‘Het feit dat koorddansen wordt omringd door de dood maakt het fantastisch’, zegt Petit, een man die zichzelf graag hoort spreken en grote woorden bepaald niet schuwt, in dat karakteristieke Engels met een Franse inslag. ‘Want daardoor moet je het héél serieus nemen. Een heel klein foutje of een fractie van een seconde niet opletten, kan je je leven kosten.’

Behalve de waaghals zelf komen in deze boeiende film van James Marsh ook enkele handlangers aan het woord. Zij faciliteerden ‘de coup’ en riskeerden daarmee problemen met de wet. Want legaal was het natuurlijk niet om van de ene naar de wolkenkrabber te dansen. En wat als het fout zou aflopen? Philippe Petit had echter geen keuze. Hij was voorbestemd voor de Twin Towers – of zij voor hem. ’Hij kon niet meer verder leven als hij niet had geprobeerd om die torens te veroveren’, zegt zijn vriendin Annie. ‘Het voelde alsof ze speciaal voor hem waren gebouwd.’

Marsh reconstrueert Petits briljante/bezopen actie, waarmee hij in de hele wereld verbazing en bewondering oogst. De filmmaker kan daarbij teruggrijpen op een heel arsenaal archiefmateriaal en vult dit aan met nieuw geschoten beelden. Met die bouwstenen, bijeengehouden door weelderige klassieke muziek, fabriceert hij zowel een overtuigend narratief over ‘the artistic crime of the century’ als een fascinerende karakterschets van een man met meer geldingsdrang dan eigenlijk goed voor hem is.

Zo bezien zijn er inderdaad opvallende parallellen tussen Man On Wire en Free Solo. Er is ook een belangrijk verschil: waar Honnold niets te verliezen lijkt te hebben, wil Petit heel nadrukkelijk winnen.