Ever Change A Winning Team

PSV

‘Don’t worry’, zegt Earnest Stewart, directeur voetbalzaken van PSV, bij het begin van het tweeluik Ever Change A Winning Team (109 min.) tegen Ivan Perisic en zijn entourage over de camera die hen filmt. ‘It’s ours.’

Tijdens de transferzomer van 2025 laat de Eindhovense voetbalclub een cameraploeg, onder leiding van Job van der Zon, achter de schermen meekijken voor een documentaire voor het eigen platform, PSV Play. Daarbij blijft ‘t voor een buitenstaander natuurlijk altijd onduidelijk wat er vanwege het clubbelang op de montagetafel is gesneuveld. Er blijft echter genoeg aardigs over.

Zo krijgt Van der Zon toegang tot PSV’s directiekamer, waar Stewart, algemeen directeur Marcel Brands, financieel directeur Jaap van Baar en commercieel directeur Frans Janssen spijkers met koppen moeten slaan in een transferzomer, waarvan op voorhand al duidelijk is dat die hectisch zal worden. Het ‘winning team’, tweemaal achter elkaar kampioen geworden, heeft nieuwe impulsen nodig.

Zij moeten bijvoorbeeld voor de vacature van een centrale verdediger de keuze maken tussen het Spaanse talent Yarek Gasiorowski, waarmee op termijn zogezegd waarde kan worden gecreëerd, en de ervaren Japanner Ko Itakura. Die staat er ongetwijfeld meteen, maar daarop moeten ze dan wel flink afschrijven. De keuze valt op Yarek, Itakura zal enige tijd later bij directe concurrent Ajax tekenen.

Zulke besluiten worden niet in een vacuüm genomen. In de buitenwereld wordt door fans, kenners en transferspecialisten permanent gespeculeerd over wat er bij een club zoals PSV speelt en hoe dit moet worden geduid. Van der Zon maakt dit voelbaar met audiofragmenten uit voetbalpraatprogramma’s en PSV-podcasts. Daarin wordt de spijker even vaak op z’n kop als de plank helemaal misgeslagen.

Als de toonaangevende transferspotter Fabrizio Romano, die erg nauwe banden met bepaalde zaakwaarnemers lijkt te onderhouden, bijvoorbeeld meldt dat PSV een akkoord heeft bereikt met Napoli over de transfer van Noa Lang, ontkent Stewart dit ten stelligste tegenover PSV’s eigen persvoorlichter Nick Tol. ‘Ik stoor me d’r wel aan’, zegt de directeur voetbalzaken later, over alle geruchten en speculatie.

Ook rond aanvoerder Luuk de Jong, die niet wil bijtekenen en voor zichzelf traint, ontstaat veel ruis. ‘We zijn wel PSV’, moppert Frans Janssen, die niet door de spits gegijzeld wil worden, in de directiekamer. ‘Niet FC Luuk de Jong.’ Even later volgt een lekker ongemakkelijke ontmoeting tussen de zojuist aangetrokken nieuwe spits Alassane Pléa en diezelfde De Jong. Of die toch blijft? ‘Dat weet ik nog niet.’

Op het trainingskamp lezen enkele spelers online ook dat er een nieuwe aanvaller is aangetrokken. ‘Komt hij hierheen?’ vraagt Joey Veerman. ‘Hij is goed, hoor.’ Verder komen de huidige spelers van PSV nauwelijks in beeld. De actie speelt zich ditmaal op kantoor af, niet op het veld. Sportjournalist Sjoerd Mossou en presentatrice Maddy Janssen worden nog wel geïntroduceerd als, enigszins overbodige, duiders.

Hoewel PSV zich ook nu niet uitlaat over bedragen – salarissen, transfersommen, bonussen – geeft het tweeluik enig inzicht in de zwarte doos-periode van het voetbaljaar, een proces van aantrekken en afstoten dat onlangs ook al uitgebreid is belicht in de fijne podcast Mino’s Imperium, over de machtige spelersbegeleider Mino Raiola. PSV hakte overigens al eerder met dit bijltje in de miniserie Cody Gakpo – Psalm 20:4.

Ever Change A Winning Team wordt daarmee een extra large-variant op alle Deadline Day-docu’s, al dan niet van clubs zelf, en zoekt daarmee tevens het terrein op dat docuseries zoals Sunderland ‘Til I Die ook bestrijken. Waarbij op voorhand duidelijk is: wat PSV niet wil dat we zien, zien we ook niet.

Kader Abdolah – Ouder Worden Is Prachtig

NTR

Zes jaar na zijn aankomst in Nederland debuteerde de Iraanse schrijver Kader Abdolah, gevlucht voor het schrikbewind van de ayatollahs in eigen land, in Nederland met De Adelaars (1993). In zijn nieuwe taal. Ruim dertig jaar later leert hij zijn kleinkinderen Perzisch. Omdat die taal niet verloren mag gaan. Verder spreekt Abdolah een mengelmoes van Nederlands, Engels en zijn moedertaal met hen.

In welke taal hij ook spreekt, om woorden zit Kader Abdolah ogenschijnlijk nooit verlegen. Misschien wel omdat zijn vader dat juist wel zat. Die was doofstom. En dat was volgens zijn zoon de reden dat zijn eerste geliefde, een meisje uit Isfahan, niet met hem wilde trouwen. Om zijn verdriet te vergeten vertrok Abdolah naar Koerdistan. Daar schreef hij zijn eerste boek. In verband met zijn veiligheid moest dit wel onder pseudoniem worden uitgegeven. Seyed Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani vernoemde zichzelf naar twee vrienden die waren geëxecuteerd: Kader en Abdolah.

Het portret Kader Abdolah – Ouder Worden Is Prachtig (56 min.) van regisseur Fabrizio Polpettini richt zich in eerste instantie op ‘s mans jonge jaren in Iran, voordat Abdolah als politieke vluchteling, via Turkije, in Nederland terechtkomt. Daar moet hij een geheel nieuwe taal leren. In een land dat hem in eerste instantie volledig vreemd is. ‘Ze proberen een Nederlander van je te maken’, zegt hij, bedachtzaam formulerend. ‘Dat is mooi, maar dat gebeurt nooit.’ Als nieuwkomer heeft Abdolah niettemin van Nederland leren houden, zegt hij. ‘Maar… Ik aanvaard ’t en verander ‘t. Op mijn eigen manier.’

De schrijver is in deze documentaire soms lang van stof, maar heeft wel wat te vertellen. Zijn verhalen worden door Polpettini aangezet met nieuwsreportages uit zijn moederland en ingekleurd met fraaie fragmenten uit Iraanse films. Abdolah wordt bovendien bijgestaan door zijn vrouw, de vertaalster Soheila Sanati. Zij leerden elkaar kennen bij studentenprotesten in Teheran. Drie maanden later waren ze getrouwd. Als partner van een schrijver moet je volgens Soheila wel onafhankelijk zijn en een groot hart hebben. Want je weet dat je nooit meer dan zijn tweede liefde wordt.

Hij schrijft om te vergeten, stelt Kader Abdolah in deze film die de kern van zijn persoonlijkheid en schrijverschap probeert te raken. Welke taal hij daarvoor ook gebruikt. ‘Om in dezelfde situatie te komen als mijn moeder.’ Want die is op haar oude dag een groot deel van het verleden kwijtgeraakt, inclusief alle pijn. ‘Alles is weg’, constateert haar zoon bijna blij. Dat wil hij zelf ook wel.

Videocracy

Het presidentschap van Donald Trump lijkt een typisch Amerikaans aangelegenheid: het onvermijdelijke resultaat van decennialange debilisering op de Amerikaanse (kabel)televisie en het internet. Als het maar beweegt, lawaai maakt en consternatie veroorzaakt, krijgt het ook oeverloos aandacht. Enter: The Donald, de man die zijn eigen mediapersonage is geworden en het leiderschap van zijn land heeft gereduceerd tot een soort real life equivalent van een echte reality show.

Trump staat echter bepaald niet op zichzelf en is zonder twijfel schatplichtig aan Silvio Berlusconi, de vastgoedmagnaat, mediatycoon, voorzitter van de voetbalclub AC Milan en voormalige president van Italië. In deze documentaire uit 2009 verbindt de Zweeds-Italiaanse filmmaker Erik Gandini de opkomst van Berlusconi met het ontstaan van commerciële televisie en de celebritycultuur die daarmee is verbonden. Waarin alles om uiterlijk vertoon draait, dat bovendien met alle mogelijke middelen, inclusief plastische chirurgie, in stand moet worden gehouden.

Videocracy (81 min.) is geen traditioneel portret van de populist, topondernemer en overjarige playboy Berlusconi, maar een exposé over de wereld die hem heeft voortgebracht en die hij zelf mede heeft gecreëerd. Gandini vindt daarin onvergetelijke personages. Talentmanager Lele Mora bijvoorbeeld, een goedlachse kerel in smetteloos wit met een onbeschaamde voorliefde voor de fascistische leider Mussolini. Of een geboren loser genaamd Riccardo Canevali. Hij wil kost wat het kost beroemd worden. En de louche paparazzi-fotograaf Fabrizio Corona, die er wel een héél opmerkelijk verdienmodel op nahoudt en daarmee zelf een B-ster wordt.

Gezamenlijk portretteren zij Berlusconi’s videocratie tevens als een absolute mannenwereld. Vrouwen (liever: meisjes) zijn er vooral om de heren te behagen. Ze moeten lange benen hebben, bereid zijn om hun kleren uit te trekken en – belangrijk! – altijd blijven lachen. Daarbij past een bepaald soort leider. Voor wie schaamte niet bestaat. Zo kon bijvoorbeeld ‘grab ‘em by the pussy’ voor Donald worden wat ‘bunga bunga’ ooit was voor Silvio: op het eerste oog een serieuze bedreiging voor zijn carrière, maar uiteindelijk vooral een bevestiging van ‘s mans onomstreden succesverhaal. Behalve geld, macht en status hebben mannen als Trump en Berlusconi nu eenmaal een soort onvervreemdbaar recht verworven op jonge, aantrekkelijke meisjes.

Met zijn tandpastasmile, grondig gerenoveerde hoofd en opzichtige haarimplantaten oogt Silvio, net als zijn zelfs nóg larger than life- evenknie Trump, in eerste instantie als een echte clown. Waarbij het lachen je gaandeweg, als de maatschappelijke schade duidelijk wordt, wel vergaat. Al is het tegelijkertijd vrijwel onmogelijk om niet te grinniken bij het potsierlijke campagnelied van Berlusconi’s partij Il Popolo Della Libertà, Meno Male Che Silvio C’è, dat Gandini als belangrijk plotpoint halverwege de film heeft geparkeerd: ‘Dank God, Silvio, dat je bestaat.’ Met zulke leiders en volgers dreigen echte komieken werkeloos en de wereld een levensechte parodie te worden.