In Mijn Hoofd Is Alles Leuker

Human

‘Only in dreams’ zong de ultieme dagdromer Rivers Cuomo ooit op het debuutalbum van zijn band Weezer, ‘we see what it means.’ Dat dromen, veel bejubeld, kan alleen ook leiden tot een stoornis: maladaptive daydreaming. De lijders vinden het gewone leven zo saai, zwaar of verwarrend dat ze zich elke dag urenlang verliezen in dagdromen. Zodat ze uiteindelijk nergens meer aan toekomen en zelfs de grip op de realiteit kunnen verliezen.

De Nederlandse filmmaker Thomas W. Renckens maakte in 2020 de korte documentaire The Daydreamers. Dit project heeft nu een vervolg gekregen: In Mijn Hoofd Is Alles Leuker (55 min.). Over drie gewone stervelingen voor wie escapisme een soort gevangenis is geworden. Het Nederlands meisje Amber Schippers heeft bijvoorbeeld moeite met echte mensen en het normale leven, maar kan zich helemaal verliezen in Inanis, een verzonnen wereld waar mensen na hun dood heengaan.

De 33-jarige Dušan Jerger heeft al enkele jaren geen baan. Hij zit thuis bij zijn moeder en fantaseert er dan op los. Dat hij net zo’n leider wordt als Alexander de Grote, bijvoorbeeld. Dušan de Grote. De Britse tiener Sian Kirby tenslotte stelt zich voor dat haar vader een prins is. Als zij later zelf beroemd en succesvol is, wil ze hem gaan zoeken. Dat idee van adellijk bloed is natuurlijk een stuk aantrekkelijker dan een vader die zijn gezin heeft verlaten en een moeder die ‘t dan aanlegt met gewelddadige kerels.

Het ergste aan deze excessieve manier van dagdromen is volgens Sian ‘dat het een stoornis is die zorgt dat je er ook van houdt’ Ze heeft erover geschreven: ‘Het fluistert in je oren, bedekt je ogen en streelt je gezicht terwijl het je haren uittrekt. Maladaptive daydreaming grijpt je bij de keel en zegt dat je dat als knuffel moet zien.’ Renckens beweegt intussen mee naar hun wereld. Hij plaatst geen kanttekeningen: of ze bijvoorbeeld niet gewoon een spreekwoordelijke schop onder de kont nodig hebben?

Hij laat Amber, Dušan en Sian zelf constateren dat die uitbundige fantasie hun werkelijke leven smoort. In Real Life dus. De opdracht is dan simpel: gelukkig worden in dat échte echte leven, met echte mensen in de echte wereld. Dit wordt meteen het doel voor de tweede helft van de film. Via verbinding met een ander, of juist loskomen daarvan. Een baan wellicht. Tegelijk blijft, ergens in hen, dat gevoel. Dat er daaro, aan de andere kant van de heuvel, ‘over yonder’ zelfs, toch nog een mooiere wereld wacht.

‘Only in their dreams can men truly be free’, betoogt Robin Williams, als de docent John Keating, niet voor niets in de dagdroomfilm Dead Poets Society, waarin hij zijn studenten aanspoort om hun dromen na te jagen. ‘Twas always thus, and always thus will be.’

Dreaming Walls: Inside The Chelsea Hotel

Cinema Delicatessen

Zowel het hotel zelf, dat wordt gerenoveerd, als de vaste gasten hebben inmiddels een glorieuze toekomst achter zich. Er wordt al negen jaar verbouwd in het illustere Chelsea Hotel te New York. In die tijd is iedereen die weg kon inmiddels wel vertrokken. De blijvers zijn volledig vergroeid geraakt met deze plek en lijken vaak ook geen alternatief te hebben. Het is tegelijk nog maar de vraag of ze straks de (verhoogde) huur kunnen opbrengen als die verbouwing ooit afkomt. Als die ooit afkomt.

Het hotel heeft een roemruchte historie. Kunstenaar Andy Warhol maakte er de underground-film Chelsea Girls, zanger Leonard Cohen wijdde er de songklassieker Chelsea Hotel aan. En pak ‘m beet Marilyn Monroe, Bob Dylan, William Burroughs, Nico, Jimi Hendrix, Janis Joplin, Patti Smith, Sid Vicious & Nancy Spungen en Madonna verbleven en werkten er. Volgens één van de bouwvakkers waart hun geest nog altijd door het pand, dat tegenwoordig vooral dienst doet als een soort Maison Vergane Glorie.

In Dreaming Walls: Inside The Chelsea Hotel (77 min.) richten Maya Duverdier en Amélie van Elmbt zich met name op de huidige bewoners van het hotel, waaronder een hoogbejaarde choreografe, een transvrouw die vooral ‘s nachts leeft en een oudere schilderes en haar zieke echtgenoot. Vrijwel allemaal leven ze voor hun eigen variant op de kunst, die het hotel ooit groot heeft gemaakt. Vanuit hun herinneringen maken de filmmakers soms ook uitstapjes naar dat verleden, toen het Chelsea Hotel ‘the place to be’ was.

Deze documentaire weigert echter om zich genoeglijk in die veel bewierookte historie te wentelen en behandelt al die helden inderdaad vooral als geesten uit een verloren tijd. Hun beeltenis wordt soms weliswaar geprojecteerd op de muren van het hotel, maar hun verhalen worden verder nauwelijks uitgediept. De echte helden van de film – de huidige bewoners – ogen soms overigens ook bijna als geesten, als verpersoonlijking van de spirit van het Chelsea Hotel dat tegenwoordig bijna bezwijkt onder het gewicht van zijn eigen verleden.

Dat is op zich een aardig uitgangspunt, maar Dreaming Walls wordt nooit meer dan dat: een amusante verzameling portretten van oudere kunstenaars en excentriekelingen, afgezet tegen een omgeving die ooit status en grandeur had. Dat vermaakt en verwondert, maar kruipt nooit écht onder de huid en slaagt er slechts een enkele keer in om te ontroeren.