Truman & Tennessee: An Intimate Conversation

Dogwoof

De wegen van Tennessee Williams (1911-1983) en Truman Capote (1924-1984) bleven elkaar een leven lang kruisen. Zij behoorden tot de belangrijkste Amerikaanse schrijvers van hun tijd en waren ook ruim veertig jaar bevriend met elkaar. De twee leerden elkaar kennen toen Truman zestien was. Tennessee liep toen al tegen de dertig. Binnen enkele jaren zouden ze allebei doorbreken met hun debuut: het toneelstuk The Glass Menagerie (Williams, 1944) en de roman Other Voices, Other Rooms (Capote, 1948).

In de navolgende jaren zouden ze uitgroeien tot chroniqueurs van hun tijd en wereld. Tennessee deed dat veelal met theaterstukken. Die werden vaak ook verfilmd, zoals A Streetcar Named Desire, Cat On A Hot Tin Roof en Baby Doll. En Truman Capote, een graag geziene societyfiguur, manifesteerde zich nadrukkelijk met de novelle Breakfast At Tiffany’s en leverde daarna een huiveringwekkende true crime-klassieker af, In Cold Blood, een boek waaraan hij volgens eigen zeggen bijna kapot ging. 

In het dubbelportret Truman & Tennessee: An Intimate Conversation (85 min.) laat regisseur Lisa Immordino Vreeland de twee auteurs zichzelf én elkaar kenschetsen. Zo had Williams volgens zijn vriend een onstuitbare drang om te schrijven, terwijl die zich weer verbaasde over Capotes oneindige zucht naar roem. De filmmaakster gebruikt voor zulke inkijkjes zowel interviews met de New Yorkse schrijvers als hun geschriften, die ze door de acteurs Jim Parsons (Capote) en Zachary Quinto (Williams) heeft laten inspreken.

Immordino Vreeland zet daarnaast fragmenten uit speelfilms, gebaseerd op hun boeken en theaterstukken, in om hun levenswandel en oeuvre te illustreren en maakt slim gebruik van de veelvuldige bezoekjes van de twee sterauteurs aan de talkshows van David Frost en Dick Cavett. Wat ze daar te berde brengen over bijvoorbeeld de liefde, bekendheid, drankzucht, kritiek en – natuurlijk! – het schrijven zelf snijdt ze slim tegen elkaar weg. Om de overeenkomsten en verschillen tussen hen te benadrukken.

De twee mannen, allebei min of meer openlijk homoseksueel in een tijd waarin dat bepaald nog geen vanzelfsprekendheid was, leren gaandeweg ook de keerzijde van hun faam kennen. Op uitbundige lof volgt soms keiharde kritiek. Van middelpunt van de belangstelling kun je ook zomaar de risee van een gezelschap worden. Deze zorgvuldig gemaakte film toont vervolgens ook de neergang van de twee ooit zo gevierde schrijvers en werkt zo toe naar het tamelijk roemloze einde dat hen allebei ten deel viel.

Kokomo City

Periscoop Film

Na de doldwaze openingsscène, waarin Liyah Mitchell een anekdote over haar bizarre ervaring met een gewapende klant opdist, is duidelijk: dit wordt geen zwaarmoedige film over het desolate bestaan van zwarte trans-sekswerkers, maar een onbeschaamd, grappig en expliciet groepsportret van vier transvrouwen die van hun hart bepaald geen moordkuil maken en zich ook niet schamen voor hun lichaam of beroep.

Daarbij helpt het ongetwijfeld dat D. Smith, de maker van Kokomo City (73 min.), zelf zwart en trans is. Die heeft aan een half woord genoeg en is waarschijnlijk ook niet zo snel geshockeerd. En dus komt in deze joyeuze zwart-wit film, die is opgeleukt met straffe gele typografie, een moddervette soundtrack, coole illustratieve beelden en clipachtige sequenties, werkelijk alles aan de orde en krijgt de nietsvermoedende kijker bovendien ook nog eens bijna alles – of de suggestie daarvan – te zien.

Koko da Doll vertelt bijvoorbeeld dat zij pas sinds haar ‘boobjob’ echt in trek is bij klanten. ‘Ze willen gewoon een lekker wijf, met een grote lul.’ Haar collega Daniella Carter weet daarnaast: ‘Dit is overlevingswerk, echt gevaarlijke shit.’ En als ’t er op aankomt, moet je jezelf kunnen beschermen. Geweld komt volgens Dominique Silver echter nooit vóór het orgasme, maar altijd erna. Dan voelen sommige klanten zich toch ineens bedreigd en willen ze hun mannelijkheid bevestigen.

Daarom moet je als sekswerker ook altijd eerlijk zijn over wie je bent, vindt Silver. En zeker niet klanten ongevraagd ‘outen’ of chanteren met hun voorkeuren. Gay zijn ligt in de Afro-Amerikaanse gemeenschap al gevoelig genoeg. Laat staan het bezoeken van transprostituees. Klanten kunnen ’t zich helemaal niet permitteren om met een transvrouw gezien te worden en proberen hun fetish dus verborgen te houden – al heeft Smith ook enkele van zulke mannen toch voor de camera gekregen.

Zo bereikt Kokomo City, ondanks de ‘tough talk’ van de hoofdpersonen en de visuele flair waarmee hun verhalen worden omkleed, uiteindelijk toch ook de mensen achter de straatwijze sekswerkers. Hoe behoud je in deze omgeving bijvoorbeeld je gevoel voor eigenwaarde? En wie lukt ‘t werkelijk om dit werk levend te verlaten? Lukt dat überhaupt? Het zijn ontnuchterende vragen, die alle bravoure, de humor en het functionele naakt in deze film een stevig fundament geven.

Een Pop Zoals Ik

Olympic Films

Ze wilde als klein meisje op haar – witte en roodharige – moeder lijken en dus ook een soortgelijke pop hebben. De moeder van Ellen Brudet vond echter dat ze een pop moest hebben waarmee zij, als kind van een witte moeder en zwarte vader, zich echt kon identificeren. En nu verkoopt Ellen zelf zulke poppen, die een inclusieve wereld weerspiegelen, in haar eigen winkel Coloured Goodies te Amsterdam. Die afficheert zich vol trots met de slogan ‘There is no beauty without colour.’

Dat begrip neemt de idealistische winkeleigenaar overigens ruim: in het assortiment van haar zaak zijn bijvoorbeeld ook albinopoppen en poppen met het Syndroom van Down te vinden. Want: ieder kind hoort een pop te hebben waarin hij of zij zichzelf herkent. En dit geldt natuurlijk ook voor Niah Nameh, een jong zwart meisje dat zweert bij de Disney-hit Frozen en uitspreekt, tot zorg van haar moeder, dat ze toch echt een voorkeur heeft voor witte kinderen. ‘Als iemand zwart is’, zegt ze, ‘wil ik er echt niet mee praten.’ Daar is dus nog wat werk te verzetten.

In Een Pop Zoals Ik (54 min.) portretteren Cinta Forger en Walther Grotenhuis behalve Niah Nameh en haar ouders nog twee andere kleurrijke gezinnen. De kinderen groeien op in een land waar wit nog altijd de norm is. Hun ouders spannen zich daarom in om hen de schoonheid in zichzelf te laten ontdekken: ze lezen kinderboeken over Rosa Parks en zingen liedjes over Suriname, maar worden ook weerbaarder gemaakt via een cursus zelfverdediging. Anders zijn kan immers ook leiden tot gepest worden – al ligt daarop niet de nadruk in deze observerende documentaire.

Want de gezinnen, waarbij Forger en Grotenhuis als een vlieg op de muur mogen meekijken, richten zich op positieve actie: in plaats van het benoemen van wat er allemaal verkeerd gaat, kijken ze liever in de spiegel en stellen vast wat er goed en mooi is aan henzelf. En in de klas leren ze dat steil haar niet per definitie mooier is dan kroeshaar. Als vanzelf belanden de ouders zo ook met hun kinderen bij Coloured Goodies, waar ze letterlijk kunnen zien dat echt niet alle rolmodellen net zo wit en blond zijn als Anna en Elsa van Frozen.

Ellen Brudet is ondertussen druk doende om de pop te laten maken die ze zelf als kind had willen hebben. Een Moksi Girl. Want mensen zoals zij moeten voortaan vanzelfsprekend onderdeel zijn van wat normaal is in Nederland – tevens de impliciete boodschap van deze gedegen film.

The Doll

VPRO

De broers en zussen van de Iraanse fotograaf Alireza zijn kritisch. Van een aantal van hen is de relatie uitgelopen op een echtscheiding – en bij enkele andere huwelijken zou dat niet minder dan een bevrijding zijn geweest. Toch wil de alleenstaande vader, zelf ook net gescheiden, zijn dochter van veertien uithuwelijken. Hij zit in financiële problemen. En er heeft zich een goede huwelijkskandidaat voor Asal aangediend: Soroush is gelovig en komt uit een goede familie.

Één van Alireza’s broers schetst nochtans een weinig rooskleurig beeld van het leven van getrouwde vrouwen in Iran: ‘Ze dragen hun lot en proberen met hun man te leven.’, zegt hij nuchter in The Doll (33 min.). ‘Ik laat mijn dochter nooit jong trouwen, zelfs niet met de zoon van de president’, stelt een zus van Alireza daarom beslist. ‘Ik heb een kind van dezelfde leeftijd’, vult een andere broer nog lachend aan. ‘Die pruilt als hij groente moet eten.’

Alireza is echter onvermurwbaar. En Asal heeft zo haar eigen overwegingen blijkt uit deze korte docu van Elahe Esmaili, die zich als jonge Iraanse vrouw zorgen maakt over kinderhuwelijken. ‘Sommige van mijn klasgenoten zijn getrouwd’, zegt het meisje. ‘Zij hebben geen problemen op school. Ze worden met rust gelaten.’ De tiener is er ook wel van gecharmeerd dat haar aanbidder gummibeertjes en Nutella voor haar heeft gekocht. ‘Als hij dat niet had gedaan, waren we niet verloofd geweest.’

Asals oudste broer Amir, die overigens een stuk jonger lijkt dan zijn verliefde zus, is niet overtuigd. ‘Soroush heeft nog niet bewezen dat hij van m’n zus houdt’, zegt het aandoenlijke jongetje ferm, terwijl hij een grote teddybeer wiegt. ‘Ik ben een man van eer. Als iemand haar lastigvalt, sla ik z’n voorruit in.’ En anders hakt Amir hem, werkelijk waar, gewoon doormidden. Het joch moet alleen nog bedenken welk (speelgoed)zwaard hij daarvoor wil gebruiken.

Met al die verschillende stemmen uit één en dezelfde familie – waarin religie, gevoel, gezond verstand, praktische overwegingen én het ontspoorde huwelijk van Asals ouders doorklinken – laat Esmaili niet alleen verschillende perspectieven op het uithuwelijken van kinderen zien, maar schetst ze tevens een boeiend portret van haar land, dat met het ene been in z’n culturele traditie staat en met het andere in een zeer moderne werkelijkheid.