Merckx

Gusto Entertainment

‘Op de fiets was hij net als zijn vader Jules: serieus, koppig en vasthoudend’, vertelt wielerjournalist Rodrigo Beenkens in deze archieffilm over de grootste wielrenner aller tijden. ‘Maar eenmaal van de fiets af was hij net als zijn moeder Jenny: emotioneel, melancholiek en vrijgevig. De ambivalentie van Eddy Merckx.’

In de documentaire Merckx (83 min.) richten Christophe Hermans en Boris Tilquin zich op de hoogtijdagen van de Belgische wielrenner die, bijvoorbeeld, vijf keer de Tour de France won, eveneens vijfmaal zegevierde in de Ronde van Italië, de Vuelta één keer won en nog eens drie keer wereldkampioen werd. Tussendoor schreef hij ook nog zo ongeveer alle wielerklassiekers op zijn naam. Nee, voor andere wielrenners was er van pakweg 1967 tot 1975 doorgaans héél weinig aan.

Eddy Merckx was een echte vechter die nooit van opgeven wilde weten, stelt zijn Nederlandse coureur Joop Zoetemelk, die mede door de verrichtingen van zijn Belgische rivaal de bijnaam ‘de eeuwige tweede’ verwierf. Verder komen in deze documentaire ook Merckx’s zus Micheline en broer Michel, zijn biograaf Johny Vansevenant, soigneur Guillaume Michiels en zijn concurrenten Jan Janssen, Felice Gimondi, Lucien van Impe, Cyrille Guimard en Bernard Thévenet aan het woord.

Zij blijven buiten beeld. En ook in het fraaie archiefmateriaal is vooral Eddy Merckx zelf te zien: demarrerend, terughalend, klimmend, tijdrijdend en sprintend. Winnend, dat vooral. Een tijd was hij de wielervariant op Duitsland in de boutade ‘voetbal is een eenvoudig spelletje, waarbij 22 mannen negentig minuten achter een bal aanrennen en op het einde Duitsland altijd wint’. Iedere coureur reed zich het snot voor ogen en moest daarna aanzien hoe hij toch weer als eerste de meet passeerde.

De Merckx van na de finish, toen hij zijn fiets definitief in het vet had gezet, bestaat in deze film niet. En zijn jeugd, met een moeder die in eerste instantie weinig fiducie had in de wielercarrière van haar kind en een vader die hardhandig ingreep als het joch weer eens nauwelijks te hanteren was, wordt in tamelijk ruwe pennenstreken afgedaan. Heden ten dage zou Eddy waarschijnlijk met ADHD worden gediagnosticeerd, toentertijd probeerden ze hem gewoon in het gareel te houden.

Hoe hij daar zelf naar kijkt, daarnaar blijft ’t overigens gissen in deze film. De man zelf – en ook zijn echtgenote Claudine, eerder wel prominent aanwezig in Joël Santoni’s Eddy Merckx: La Course En Tête uit 1973 – komen alleen aan bod in archiefinterviews en -reportages. Eddy mag eeuwig jong blijven, de man die Vlamingen en Walen voor de verandering eens trots maakte dat ze Belg waren – al werden wielerfans van buiten de landsgrenzen allengs strontziek van Merckx’s dominantie.

De bijnaam ‘De Kannibaal’ geldt als een weerslag van die weerzin. Merckx was er zelf naar verluidt niet blij mee. Bij de Tour de France van 1975 zou hij de eerste renner in de geschiedenis gaan worden die de ronde zes keer had gewonnen. Een chauvinistische Franse fan kon dat echter niet verkroppen en bracht de Belgische favoriet een slag toe. Merckx reed zich daarna volgens eigen zeggen helemaal kapot. Hij heeft na deze tour ook nauwelijks nog een overwinning van betekenis geboekt. 

Een geboren winnaar was een gewezen winnaar geworden – en Eddy, die enigszins verlegen Belgische jongen, niet langer Merckx, de beste wielrenner van zijn (en wellicht elke) tijd.

Eddy Merckx: La Course En Tête

Elan Film

De Nederlandse wielrenner Rini Wagtmans reed ooit negentig kilometer in de gele trui. Hij had maar één opdracht: de eerste plaats in de Tour de France van 1971 weer afstaan. Aan zijn Belgische kopman Eddy Merckx, welteverstaan. ‘De Kannibaal’ wilde altijd alles winnen en had zich voor dat jaar voorgenomen om de volledige Ronde van Frankrijk in het geel te rijden. Door een vreemde speling van het lot was echter zijn meesterknecht Wagtmans in de leiderstrui beland. Die maakte nog dezelfde dag, tijdens een volgende korte etappe, plaats voor de toonaangevende coureur van zijn tijd.

Twee jaar later wordt de Belgische kampioen geportretteerd in Eddy Merckx: La Course En Tête (101 min.), een wat opmerkelijke film van Joël Santoni. Hij volgt Merckx gedurende 1973 zowel thuis als tijdens wielerkoersen, maar laat de renner helemaal niet aan het woord. Terwijl manlief Eddy onder de douche staat, zijn kinderen te eten geeft of met z’n gezin naar de kermis gaat is het wel zijn echtgenote Claudine die vertelt hoe haar Eddy soms bijvoorbeeld kampt met de hoge verwachtingen. ‘Als hij verliest, is ‘t altijd hetzelfde liedje’, zegt zij. ’Dit is het begin van het einde.’

Rond wielerwedstrijden kijkt Santoni als een vlieg op de muur mee. Voor de start en na de finish is er simpelweg het geluid ter plaatse en wil Merckx nog wel eens een interview geven of keuvelen met een verzorger of één van zijn ploeggenoten. Eenmaal op de fiets weerklinkt echter de barokke klassieke soundtrack van de Britse muzikant David Munrow, die je toch eerder bij een film over de middeleeuwse koningen Arthur of Richard Leeuwenhart zou verwachten. Of het moet de bedoeling zijn geweest om Eddy Merckx te portretteren als de koene ridder van de wielersport…

Daarmee wordt La Course En Tête zowel een collageachtig portret van de beste wielrenner aller tijden als een lyrische ode aan de wielersport, compleet met de onvermijdelijke valpartijen, pitstops en bevoorradingsmomenten. En bij de prijsuitreiking is het dan meestal Eddy Merckx, een man met een schier oneindige ambitie, die een bos bloemen in de lucht houdt. Zijn palmares is nog altijd onovertroffen: van vijf eindoverwinningen in de Tour de France en Giro d’Italia tot drie wereldkampioenschappen, zeges in zo’n beetje alle belangrijke klassiekers en verbetering van het werelduurrecord.

Een kannibaal, kortom, die een ander hooguit negentig kilometer in het geel gunt. Voordat ie ‘m met huid en haar opvreet.

This Is My Moment

Gruber Images

Hij komt in 2019 als negentienjarige jongen van Eritrea naar Europa. Niet op de vlucht voor oorlog of armoede, maar na een uitnodiging van de UCI. De internationale wielerfederatie heeft Biniam Girmay, samen met enkele andere getalenteerde renners, over laten komen voor een trainingsstage in Zwitserland. ‘Bini’ hoopt daar een profcontract in de wacht te slepen en dan te kunnen gaan werken aan het verwezenlijken van zijn grote droom: deelnemen aan de Tour de France.

De Belgische documentairemaker Lieven Corthouts bivakkeert dan al aan z’n zijde. Samen met Biniam Girmay zelf documenteert hij in This Is My Moment (106 min.) de weg die de Afrikaanse wielrenner in de navolgende jaren moet afleggen van Asmara in Eritrea, waar elke zondag een wielerkoers wordt verreden, naar de belangrijkste wedstrijd van de wereld, de Ronde van Frankrijk. Vóór Biniam hebben daaraan pas vier zwarte renners deelgenomen. Om over overwinningen nog maar te zwijgen.

Onderweg moet hij de nodige klimmetjes nemen en door een aantal dalen heen. De tocht begint met een pikstart: een contract bij de Belko-ploeg. Daarna volgt echter tegenslag in de vorm van het Coronavirus en het ontmantelen van diezelfde ploeg. Intussen zit Bini vast in Frankrijk, ver weg van Saliem, die eerst nog z’n verloofde is en daarna zijn vrouw en de moeder van z’n dochter wordt. Rechtvaardigt de droom – zegevieren, ergens op de weg naar Parijs – zulke persoonlijke offers?

Corthouts toont z’n protagonist op zulke kwetsbare momenten, reist met hem mee naar huis en registreert ondertussen zijn progressie als wielrenner. Want Biniam Girmay begint zichzelf in de navolgende jaren de geschiedenisboeken in te rijden. Van een rariteit in het peloton ontwikkelt hij zich tot een coureur om rekening mee te houden, die aan de meet de strijd kan aanbinden met cracks zoals Mathieu van der Poel. Op z’n wielertenue verschijnt zelfs een slogan: Veni, Vidi, Bini!.

This Is My Moment is de weerslag van die opmars, afgezet tegen het leven dat hij tijdelijk aan de kant van de weg heeft moeten parkeren in Eritrea. Een film die, afhankelijk van het verdere verloop van Biniam Girmays loopbaan, nog aan waarde zou kunnen winnen. Als hij ooit toch eens de regenboog- of gele trui zou veroveren…. Bij de Tour van 2024 bijvoorbeeld, waar de Eritrese held aan de start verschijnt.

A Sunday In Hell

paris-roubaix.fr/en/

In de openingsscène van deze wielerklassieker uit 1977 prepareert een mechanieker met zorg en aandacht een fiets. Zo en daar begint ‘t. Pas daarna worden de twee grote rivalen van A Sunday In Hell (oorspronkelijke titel: En Forårsdag I Helvede, 105 min.) geïntroduceerd: de grote kampioen Eddy Merckx en zijn concurrent Roger de Vlaeminck. Zij binden op zondag 11 april 1976 de strijd met elkaar aan in de 74e editie van de voorjaarsklassieker Parijs-Roubaix. Zowel Merckx als De Vlaeminck kan de legendarische koers als eerste voor de vierde keer op z’n naam schrijven.

Het rijtje kanshebbers voor een overwinning in ‘De Hel van het Noorden’ lijkt verder beperkt. Van de 154 coureurs die aan de start verschijnen – waaronder Tour de France-winnaar Bernard Thévenet, de Nederlandse wereldkampioen Hennie Kuiper en Mathieu van der Poels Franse grootvader, de veteraan Raymond Poulidor – worden alleen nieuwkomers zoals de Belgische klasbak Freddy Maertens en de nieuwe Italiaanse hoop in bange dagen Francesco Moser in staat geacht om de loodzware kasseistroken te overleven en als eerste over de meet te komen in Roubaix.

De Deense documentairemaker Jørgen Leth volgt de race van start tot finish. Verteller David Saunders houdt namens hem de verschillende verhaallijntjes (het koersverloop, de achtergronden van de renners, hun ploegen, de organisatoren, televisiecommentatoren en de toeschouwers langs de weg) bij elkaar en geeft ze kleur. Zij krijgen ditmaal met opmerkelijke obstakels te maken: meerdere wegversperringen door stakende arbeiders. Maar de koers gaat door. Altijd. Totdat ze, na zo’n drie kwartier docu, de weg naar de hel bereiken. En die is geplaveid met kasseien – en valpartijen.

Daar is het ieder voor zich, in deze tijdloze film, die de heroïek van de befaamde wielerklassieker ten volle uitnut en nog eens versterkt met slow motion-beelden en dramatische klassieke muziek. Daarna werkt Leth toe naar een grande finale waarin de bekende matadoren zich met elkaar kunnen meten. Of gaat toch een outsider met de eer – en de bloemen en kus van een plaatselijke miss – strijken? Wat de uitkomst ook wordt: na afloop is iedereen weer gelijk als ze gezamenlijk de modder van zich afspoelen onder de douche – en de mechaniekers vast alweer met die fietsen in de weer zijn.

The Last Rider

Laurent Fignon (l) & Greg LeMond (r) / Offside / L’Equipe / Dogwoof

In de veelbewogen geschiedenis van ‘s werelds belangrijkste wielerwedstrijd de Tour de France heeft er zelden een heroïscher tweegevecht plaatsgevonden dan in 1989. Thuisfavoriet Laurent Fignon en zijn Amerikaanse concurrent Greg LeMond strijden gedurende drie weken op het scherpst van de snede om de eindoverwinning. Tijdens de afsluitende tijdrit wordt ‘t op de Champs Élysées in Parijs letterlijk secondenwerk. LeMond is aan zet: hij moet vijftig tellen goedmaken op klassementsleider Fignon. Dat lijkt een onmogelijke opdracht.

Het wordt de zinderende apotheose van Greg LeMonds carrière die, natuurlijk, al over hoge toppen en door diepe dalen is gegaan. In The Last Rider (97 min.), een documentaire van Alex Holmes (Stop At Nothing: The Lance Armstrong Story / Maiden), blikken de wielrenner en zijn vrouw Kathy terug op die turbulente jaren en de persoonlijke dilemma’s die hem daarbij parten spelen. LeMond is in 1981 door het wielerpeloton binnengehaald als ‘de nieuwe Bernard Hinault’, de Franse renner die de Ronde van Frankrijk dan al vier keer heeft gewonnen.

Greg LeMond wordt Hinaults rechterhand en moet hem in 1985 aan zijn vijfde Tour-overwinning helpen. Als wederdienst belooft de Breton zijn Amerikaanse teamgenoot dat hij het volgende jaar voor hem zal rijden. Tegen die tijd besluit de eerzuchtige Hinault, die niet aan het woord komt in deze film, echter om toch weer voor eigen succes te gaan. LeMond voelt zich verraden. Intussen worstelt hij ook met een bijzonder delicaat geheim. Als de Amerikaan enkele maanden later bovendien ernstig gewond raakt bij een jachtongeluk lijkt zijn loopbaan definitief voorbij.

Na het verplichte vallen en opstaan – dit is immers een heldenverhaal – volgt de onvermijdelijke comeback die Greg LeMond in 1989 terug naar de Tour leidt, voor het duel van zijn leven met z’n hautaine rivaal Laurent Fignon. De enerverende strijd tussen de twee matadoren, die met hulp van Fignons ploegleider Cyrille Guimard en hun Spaanse concurrent Pedro Delgado overtuigend wordt opgeroepen, vormt vanzelfsprekend het hart van deze enerverende sportfilm, waarbij het wel jammer is dat het perspectief van Fignon (1960-2010) ontbreekt.

Hoe zou de tweevoudige Tour-winnaar er nu op terugkijken dat hij LeMond, die dan een kleine minuut op hem achterstaat in de strijd om de gele trui, tijdens één van de laatste etappes alvast heeft ‘gefeliciteerd’ met zijn tweede plaats? Ligt daar misschien de sleutel voor één van de meest iconische sportmomenten van de twintigste eeuw, dat in The Last Rider in volle glorie herleeft? Het wordt erop of eronder voor de twee wielertoppers, waarbij de één de ander vernedert en zo tot op het bot motiveert. En, zoals al vaker is aangetoond, er bestaat nauwelijks een betere drijfveer voor een sporter dan rancune.

Mark Cavendish: Never Enough

Netflix

‘Cavs identiteit is wielerwedstrijden winnen’, stelt zijn vriend en oud-collega Peter Kennaugh in het portret Mark Cavendish: Never Enough (92 min.). ‘Dat is wie hij is. Daarvoor staat hij ’s ochtends op. Wat is het leven zonder dat?’

Mark Cavendish houdt zijn kaarten echter het liefst tegen zijn borst. Hoe hij zich voelt is zijn eigen zaak. Dat merkt ook David Spindler als hij in 2019 wordt afgestuurd op de Britse topsprinter, die al een hele tijd onder de maat presteert en er ook gewoon geen zin meer in lijkt te hebben, wordt afgestuurd. Cavendish moet weinig hebben van sportpsychologen. Hij heeft altijd zijn eigen zaakjes geregeld. Met vrijwel ongekend succes. Jarenlang is hij bijvoorbeeld gestaag op weg geweest om Eddy Merckx’ record van 34 gewonnen Tour de France-etappes uit de boeken te rijden.

Sinds kort is ‘The Manx Missile’ echter niet meer vooruit te branden. Is het die ene valpartij geweest? Zijn eetprobleem? Dat verraderlijke Epstein-Barr virus? Of toch – Cav is zelf eigenlijk wars van dat soort verklaringen – een depressie? Heeft de druk die hij zichzelf al sinds jaar en dag oplegt zich nu dan tegen hem gekeerd? Spindler gaat met hem terug naar de bron van zijn onvrede en hoopt daar – bij de tienjarige Mark, te zien in een aandoenlijk interview – ook de liefde voor de fiets weer te vinden bij de horkerige streber, die volgens zijn vrouw Peta thuis al even lastig is als voor zijn eigen teamgenoten en de rest van het peloton.

‘Ik had zoveel zelfmedelijden dat het me niet boeide wie om mij gaf’ vertelt Cavendish daar zelf over. Hij maakt soms nog altijd een getormenteerde indruk in deze typische sportfilm, waarin regisseur Alex Kiehl, begeleid door een dikke soundtrack, langs de heroïsche overwinningen en dieptepunten in zijn lange loopbaan koerst. Een man die alles aan de kant schuift voor de winst, maar zich het zoet van de overwinning nooit lang kan laten smaken. Een man ook die uiteindelijk gewoon niet meer weet wat winnen is – of wat daarvoor moet worden gedaan en gelaten.

Als hij zelf eigenlijk al zover is om in de remmen te knijpen en voor de allerlaatste maal af te stappen, meldt zich echter zijn voormalige ploegleider Patrick Lefevere, de Vlaamse houwdegen met wie hij in het verleden grote successen vierde – en krijgt dit klassieke heldenepos zijn derde akte. Waarin Mark Cavendish na enkele vruchteloze jaren de Rocky Balboa in zichzelf (terug)vindt, de verplichte onverwachte remonte doormaakt en dan, natuurlijk, ook weer gaat jagen op Eddy Merckx.

Wolfpack

Prime Video

Waar de één wint, verliest de ander. Nadat onlangs in All-In: Team Jumbo-Visma het succesjaar 2022 van de wielerploeg rond Tom Dumoulin, Wout van Aert en Tour de France-winnaar Jonas Vingegaard werd gedocumenteerd, volgt nu hetzelfde seizoen vanuit het perspectief van concurrent Quick-Step Alpha Vinyl. En dat begint ronduit beroerd. De ene na de andere voorjaarsklassieker eindigt in een deceptie voor de ploeg die in de voorgaande jaren zo vaak succesvol was.

Volgens de Belgische ploegleider Patrick Lefevere zit er te weinig ‘grinta’ in de ploeg. ‘Een coureur is als een jong hondje’, legt de uitgesproken wielerprominent even later uit in de zesdelige serie Wolfpack (270 min.), waarvan ik nu drie afleveringen heb gezien. ‘Als je op zijn schouder klopt dat hij het goed gedaan heeft, dan gaat hij liggen op zijn rug met zijn pootjes omhoog en hoopt hij dat je ook op zijn buik wrijft. Als je dat te veel doet, dan gaat het winnen automatisch stoppen.’

Lefevere is meer het type dat zijn pupillen zo nu en dan een schop onder hun kont verkoopt, al is daar naarmate het seizoen vordert steeds minder aanleiding toe. Zijn renners beginnen te winnen. Dat leidt tot emotionele taferelen. Van de Belgische renner Yves Lampaert bijvoorbeeld, die na zijn onverwachte winst in de proloog van de Tour de France, overmand raakt door emoties en een zin uitspreekt die in eigen land een cultheld van hem maakt. ‘Ik ben maar een boerenzoon uit België.’

Ook fraai: de weggeslikte tranen van Florian Sénéchal als zijn ploeggenoot Fabio Jakobsen, een sprinter die anderhalf jaar eerder nog een doodsmak maakte, tijdens een bergetappe nét op tijd binnen komt. ‘Hij is mijn vriend.’ En de constatering van Tim Declercq na alwéér een overwinning van kopman Remco Evenepoel: ‘Op de basisschool zeiden ze: Jezus heeft de talenten allemaal evenredig verdeeld. Maar als je iemand ziet als Remco, dan merk je dat dat eigenlijk niet altijd waar is.’

Vergeleken met All-In is Wolfpack, vernoemd naar de geuzennaam die de ploeg koestert, wat minder gelikt. Ruwer ook. Met volop lekke banden,  teleurstellingen en valpartijen, bijvoorbeeld van wereldkampioen Julian Alaphilippe. Vakkundig dichtgesmeerd bovendien met een synth-soundtrack. Alleen de wel erg brave, wat uitleggerige voice-over valt een beetje uit de toon. Daar was een volkse verteller, die zich in plat Vlaams bedient van onnavolgbaar wielerjargon, beter op zijn plek geweest.

Voormalige wielervedetten zoals Tom Boonen, Alberto Contador en Philippe Gilbert trappen verder nog wat open deuren in, maar moeten op dat gebied zonder enige twijfel hun meerdere erkennen in de continu oneliners ophoestende commentator van Eurosport, Rob Hatch, een Britse erfgenaam van Theo Koomen die zelfs in een zielige klim, val of ontsnapping tijdens de eerste de beste kermiskoers nog een gebeurtenis van epische proporties ziet die de heroïek van de sport onderstreept.

Dat is ook tegen de serie in te brengen: alleen de hoogte- en dieptepunten lijken te tellen. Het gewone, ongetwijfeld vaak ook oersaaie wielerleven ontbreekt. Het routineuze gemopper over arbeidsvoorwaarden, de keuvelgesprekjes onderweg (hedde gij ook zo’n zin in patatten? Ja, houdt je vader van postzegels? Oké, nu weer even aanhaken, maat) en de eindeloze ritten door Niemandsland waarbij niks te winnen of verliezen valt, maar die natuurlijk wel gewoon uitgereden moeten worden.

Dat gezegd hebbende – en daarbij ook het promotionele karakter van de serie in ogenschouw genomen – is Wolfpack eigenlijk verrassend vermakelijk. En dan moet Evenepoel nog echt op gang komen…

All-In: Team Jumbo-Visma

Prime Video

Hoewel ze de beste wielerploeg van de wereld vormen, winnen ze nog altijd vaker niet dan wel. De verwachtingen bij Jumbo-Visma zijn niettemin hooggespannen voor 2022: enkele klassiekers willen sportief directeur Merijn Zeeman en zijn team winnen, net als de Giro d’Italia en zowel de gele als de groene trui in Tour de France. Ze hebben daarvoor meerdere ijzers in het vuur: de kopmannen Wout van Aert, Tom Dumoulin, Primoz Roglic en Jonas Vingegaard.

In de traditie van Nederlandse wielerfilms als De Tour Van BaukeNieuwe Helden: In Het Hart Van De Tour en Code Geel laat de zesdelige serie All-In: Team Jumbo-Visma (300 min.) van Job van der Zon van binnenuit zien wat er van die ambities terechtkomt. Dat betekent dus wederom: teambesprekingen, trainingskampen, hotelkamers, massagetafels én peptalkende, juichende en teleurgestelde taferelen in de ploegleiderswagen, die steevast als de machinekamer van de koers fungeert. Één van de machinekamers van de koers, welteverstaan. Want elke ploeg beleeft immers zijn eigen race, viert uitbundig zijn eigen overwinningen en likt stiekem z’n wonden.

Dit is wel duidelijk een Jumbo-Visma productie, waarbij Van der Zon veel kan laten zien, maar ongetwijfeld ook regelmatig rekening heeft moeten houden met de wensen van de ploegleiding. Zoals dat gaat in een tijd waarin pak ‘m beet celebrities, bands en sportteams een documentaire(serie) als een probaat promotiemiddel beschouwen. Bezien vanuit die context bevat de serie overigens best aardige elementen, zoals de gesproken columns van schrijver Frank Heinen over de wielersport, z’n helden en hun mythologie – al blijven die miniatuurtjes ook wel fremdkörpers binnen een verder tamelijk conventioneel opgezette en strak afgewerkte productie.

Behalve fly on the wall-materiaal bij diverse wielerwedstrijden en interviews met de renners en teamleiding bevat All-In ook bijdragen van oud-wielercrack Tom Boonen en sportjournalisten zoals Thijs Zonneveld, Raymond Kerkhoffs en Diana Kuip. Zij moeten voor onafhankelijke duiding zorgen bij de verschillende gebeurtenissen. Daarbij is opnieuw een bijzondere rol weggelegd voor de (voormalige) klasbak Tom Dumoulin, die ook in de eerdere wielerdocu’s al voor het nodige drama zorgde. Gedurende de serie wordt steeds duidelijker dat een definitief afscheid van de sportcarrière, die hij eerder al eens op pauze heeft gezet, nu echt onvermijdelijk wordt voor Dumoulin.

De flegmatieke renner die zich steeds nadrukkelijker naar de finish moet worstelen, waar hij zo vaak met bloemen is opgewacht, slaat vermoedelijk de spijker op z’n kop als hij stelt dat hij weliswaar de benen heeft van een topper, maar zich ongemakkelijk voelt bij de bijbehorende positie. Dat pleit tegelijkertijd ook voor hem en leidt bovendien tot één van de mooiste verhaallijnen in deze miniserie (waarvan ik tot dusver drie afleveringen heb gezien), als hij zijn maatje Koen Bouwman aan een etappeoverwinning helpt. ‘Koen is gewoon een schat van een jongen’, zegt Dumoulin, na de koers liggend op de massagetafel. ‘Die ene rit in de Giro gaat voor mij – dat is misschien cru om te zeggen – het verschil niet meer maken. En voor hem is dit gewoon de mooiste wielerdag uit zijn leven.’

Daarmee geeft Dumoulin zowel uitdrukking aan wie hij is als mens en als (voormalige) toprenner, maar ook als lid van een ploeg die zichzelf voorhoudt dat niemand groter is dan het team. En daar zit ongetwijfeld ook, doelbewust, de voornaamste boodschap van All-In: Team Jumbo-Visma, waarin de totstandkoming van een ongekend succesverhaal van binnenuit wordt belicht.

Inmiddels is er ook over het wielerseizoen 2022 van Jumbo-Visma’s concurrent Quick-Steph Alpha Vinyl een documentaireserie gemaakt: Wolfpack.

De Beloften

Harrie Lavreysen / c: David Eerdmans

Alles was gericht op 2020. Tien jonge Nederlandse sporters met een Olympische droom. In het kader van het project De Beloften zouden ze vier jaar op de voet worden gevolgd door Victor Vroegindeweij en Xenia Maria Evers. En toen werden de Spelen van Tokio vanwege het Coronavirus een jaar uitgesteld – en moesten ook zij hun persoonlijke doelen, of op z’n minst de planning daarvan, grondig bijstellen.

Het filmen ging intussen gewoon door. Voor de vijfdelige docuserie De Beloften (200 min.) zijn drie van de tien jonge sporters gesneuveld. Het is net topsport. Zeven talenten hebben de laatste selectie wél overleefd. Niet dat het bij hen altijd crescendo gaat. De weg naar de top bevat nu eenmaal onverwachte hobbels, scherpe bochten en plotselinge wegversperringen.

Roos Zwetsloot, een typisch hockeymeisje dat op een skateboard is beland, scheurt bijvoorbeeld haar voorste kruisband. Turnster Sanna Veerman, die gewend is om altijd te winnen, wordt ineens geconfronteerd met teleurstellingen. En de Haagse judoka Simeon Catharina moet een directe concurrent van enkele jaren ouder vloeren. Op Catharina’s lijf staat al een datum getatoeëerd: 8 augustus 2015. Op die dag werd hij jeugdwereldkampioen. Als het aan hem ligt, komt zijn hele lichaam vol te staan.

Verder moeten zwemmer Nyls Korstanje en atleet Zoë Sedney hun status als respectievelijk De Nieuwe Pieter van den Hoogenband en De Nieuwe Dafne Schippers zien waar te maken, wil kogelstoter/discuswerper Alida van Daalen haar moeder en grote voorbeeld Jacqueline Goormachtigh naar de kroon steken en probeert baanwielrenner Harrie Lavreysen op weg naar één of meerdere gouden medailles de concurrentie van zich af en zijn schouder in de kom te houden.

Vroegindeweij en Evers serveren de lotgevallen van hun hoofdpersonen met een aanstekelijke mixture van bijdetijdse muziekjes uit, zetten hen zo nu en dan op een stoel om te reflecteren op hun leven en ontwikkeling als sporter en laten rapper Sef alle verhaallijnen lekker vlot aan elkaar praten. Het resultaat is een kekke serie over aspirant-Olympiërs, waarvan een enkeling zich al heeft geplaatst voor de Spelen, die op 24 juli dan toch echt gaan beginnen, en anderen nog altijd strijden om een ticket. 

Voor hen allemaal geldt dat winnen uiteindelijk toch echt belangrijker is dan alleen deelnemen.

De Pedaalridder – Het Buitenaardse Leven Van Willem Koopman

RTV Rijnmond

‘Hij reed zo het beeld uit’, zegt stadgenoot Jules Deelder met zijn gebruikelijke gevoel voor theater. Willem Koopman was niet te stoppen tijdens het Nederlands kampioenschap baanwielrennen in 1967. Die titel was voor hem. Dat ene pilletje, net voor de meet, had hij echter beter niet kunnen nemen. De Rotterdammer moest zijn titel inleveren. Hij werd ook geschrapt als partner op de tandem van Jan Janssen, die bij de Olympische Spelen van 1968 zilver won met een andere teamgenoot. Koopman zou de top nooit bereiken en ging de boeken in als dopingzondaar. ‘Een Lance Armstrong avant la lettre’, aldus Deelder.

Daarna ging het rap bergafwaarts met de sprintkampioen: (kleine) criminaliteit, psychisch verval en, uiteindelijk, dakloosheid. Deelder ontmoette hem in de herentoiletten van een Rotterdams café, vertelt hij in de bijzonder vermakelijke documentaire De Pedaalridder – Het Buitenaardse Leven Van Willem Koopman (49 min.) van zijn dochter Ari Deelder uit 2016. Het kwam zelfs tot een transactie tussen de beide heren. Over de details wil de dichter met de rappe tong verder niet uitweiden. Het is immers niet zeker of de deal is verjaard.

Gaandeweg ontwikkelde Koopman een geheel eigen visie op dit aardse bestaan, dat volgens hem ieder moment onder vuur kon worden genomen vanuit het heelal. Voor de zekerheid bouwde hij alvast ruimteschepen met de gesmolten stampers van zijn Tonic. In 1995 vertelde de oud-wielrenner in het televisieprogramma Sportpaleis de Jong zelfs dat hij niet was geboren, maar uit grond kwam en was geleverd door de spin Atlanta. Interviewer Wilfried de Jong sprak de inmiddels wat smoezelige en duidelijk verwarde oudere man niet tegen. ‘Ik ben wereldkampioen op de 300 meter’, vertelde Koopman nog. ‘Met 1100 kilometer per uur.’

Deze film is een geslaagde verbeelding van Koopmans wonderlijke belevingswereld. Ari Deelder heeft scènes uit zijn absurde leven in een theatrale setting laten naspelen door de acteurs Klaas Postmus en Raymond Thiry. Tussendoor plaatst ze interviews met intimi van de man die in Rotterdam een absolute cultstatus heeft verworven. Dat wordt nog eens bevestigd door de sixtiesband The Kik. Die maakte de tributesong Van Wie Hij Was En Wie Hij Is, waarmee dit joyeuze en liefdevolle portret naar een fijne climax wordt gebracht. ‘Ik denk dat Willem ons met zijn manier van praten en leven beschermde tegen de saaiheid van het bestaan’, heeft Wilfried de Jong even daarvoor nog gezegd. Lachend: ‘Als je daarnaar keek, dacht je: ja, zo kun je ook leven!’

Joop! Eindelijk Weer Kampioen

Max

Het is een onvergetelijk tafereel uit een lang vergeten Tour de France. Joop Zoetemelk, ooit een potentiële winnaar van de wielerronde, heeft nadat hij een tijd geblesseerd is geweest moeite om weer aan te haken. Tijdens de Ronde van Frankrijk van 1975 wordt hij in een bergetappe gelost. Moederziel alleen probeert hij zich terug te knokken, in gevecht met zichzelf. Dan komt de ploegleiderswagen naast hem rijden. Joop heeft blijkbaar behoefte aan wat verkoeling. Die komt er: de man achter het stuur heeft zijn wangen gevuld met water en spuugt het vol in zijn gezicht. En Joop koerst onverstoorbaar verder.

Het verhaal van Joop Zoetemelk is bekend: hij stond bekend als de eeuwige tweede. Zo zag hij er ook uit, een noeste werker die steevast met de troostprijs werd opgezadeld. Achter veelvraten zoals Eddy Merckx en Bernard Hinault. En zelfs achter Bernard Thévenet, een Franse coureur die er halverwege de jaren zeventig tweemaal met de overwinning vandoor ging. Joop was en bleef altijd de eerste verliezer. Jarenlang aan de wereldtop en toch gedoemd om te worden vergeten. Tót de Tour de France van 1980. Toen brak Zoetemelk, ondersteund door de legendarische Nederlandse Raleigh-ploeg, de ban. Als toetje volgde vijf jaar later nog het wereldkampioenschap, op 38-jarige leeftijd.

Al die hoogtepunten ontbreken natuurlijk niet in Joop! Eindelijk Weer Kampioen (60 min.). Het hart van deze vermakelijke tv-film wordt echter gevormd door Zoetemelks privéleven. Achter al die successen, zo openbaart hij met zichtbare tegenzin aan maakster Ariane Greep, zat een ongelukkige man. Gevangen in een huwelijk dat gaandeweg een dood vogeltje van hem maakte. Hij praat er liever niet over. Joop is sowieso een man van weinig woorden. Zijn tweede vrouw Dany en drie bevriende wielerjournalisten, die dit jaar het veertigjarige jubileum van Zoetemelks tourwinst vieren met het fotoboek Ongezien, vullen het verhaal verder in.

Dat zijn voormalige echtgenote Francoise niet meer in de gelegenheid is om te reageren, is daarbij wel een beetje ongemakkelijk. Zoetemelks zoon Karl maakt er ook geen woorden aan vuil als hij met zijn vader een fietstochtje onderneemt of met hem en de rest van de familie gaat langlaufen. De gewezen wielerheld maakt daarbij een ontspannen indruk, als een vriendelijke opa die volstrekt tevreden is met wat hij heeft opgebouwd. En in het huis dat hij met zijn huidige vrouw bewoont, is tegenwoordig een heuse Zoetemelk-zaal ingericht, een plek waar Joop en Dany voor de camera de imposante wielercarrière doornemen die zij alleen van horen zeggen kent.

Time Trial

IDFA

In het Ronde van Vlaanderen-museum te Oudenaarde kun je virtueel De Oude Kwaremont beklimmen en je intussen meten met de groten der wieleraarde. Op zijn best lukt het om even, heel even, aan te klampen. Voordat de man met de hamer de definitieve genadeklap geeft. De overweldigende documentaire Time Trial (82 min.) biedt een gelijksoortige ervaring; als kijker word je onderdeel van het peloton.

Dit betekent overigens niet dat je per definitie ook tot de groten der wieleraarde behoort. Het gros van de beroepsrenners rijdt vooral als pelotonvulling mee en hoopt tegen beter weten in op meer. Dat geldt ook voor de Schot David Millar, die in de nadagen van zijn carrière is aanbeland. Ooit, voor zijn schorsing vanwege dopingsgebruik, reed hij de pannen van het dak. Maar die glorieuze dagen liggen al lang en breed achter hem.

Dat is de context voor deze zinnenprikkelende film van Finlay Pretsell. Millar levert een bijna wanhopige strijd tegen zichzelf, de rest van het peloton én de (biologische) klok, die zijn bestaan als wielrenner stelselmatig begint te ondermijnen. Met de Nederlander Thomas Dekker, ook een voormalige dopingzondaar, als ploeggenoot aan zijn zijde spreekt Millar al zijn reserves aan zodat hij nog eenmaal de Tour de France mag rijden.

Om de kijker in het getergde lijf van de hoofdpersoon te persen en vanuit diens perspectief de koers te laten beleven, trekt Pretsell filmisch alles uit de kast; van spectaculaire cameravoering, waaronder een kleine go pro-camera op Millars gezicht tijdens een tijdrit en adembenemende point of view-beelden van een bergbeklimming, tot een zorgvuldig samengesteld geluidspalet, waarin de dwarse soundtrack van de Amerikaanse deejay en producer Dan Deacon echt het ritme en tempo van de koers vindt.

Time Trial probeert niet zozeer een lineair verhaal te vertellen, maar dwingt je tot een emotionele ontdekkingsreis door de wielersport, waarin je van kopman vrijwel ongemerkt kunt verworden tot knecht – een woord dat buiten de wielrennerij niet voor niets behoorlijk in onbruik is geraakt – of zelfs drager van de Rode Lantaarn. Gelouterd, en helemaal leeg getrokken, bereik je in de slipstream van Millar de eindstreep. En dan begint het gewone leven weer…

Demarrage

KRO-NCRV

Jonge honden in veel te oude lichamen, constateert de bijna tachtigjarige Janus over het groepje maten waarmee hij driemaal per week op de fiets klimt. De Brabantse vrinden waren ooit met tien, maar hartproblemen en een beroerte later resteren er nog maar acht mannen in een wielertricot.

In Demarrage volgt Arno Kranenborg een van de vele groepjes oudere mannen die dagelijks, in weer en wind, het land doorkruisen. Intussen keuvelen ze over zichzelf, elkaar en het vrouwelijk schoon (‘lekker spek’) dat ze passeren en verbijten de pijntjes die komen met de jaren.

Zo nu en dan houden ze even halt voor een natje en een droogje of gaan ze op ziekenbezoek bij een oude fietsvriend. En als Jan het niet meer kan bijbenen, houdt een ander even halt en loodst hem weer richting peloton. Gewoon doodgewone mannen op de fiets dus, die we stiekem mogen bekijken en (vooral) beluisteren.

Veel meer heeft de alleraardigste documentaire eigenlijk niet om het lijf. Toch werkt ’t. Ook door de weelderige muziek waarmee die fietsavonturen zijn aangekleed. Alleen de regelmatig terugkerende bespiegelingen van verteller Janus voelen soms wat gekunsteld.

Demarrage (55 min.) is een ode aan mannenvriendschappen. Die hebben bij deze wielerclub ogenschijnlijk weinig om het lijf, maar samen kletsend, lachend en pedalerend houden de oudgedienden het onvermijdelijke einde nog even op afstand. ’Als je blijft fietsen’,  concludeert Toontje. ‘Dan ga je niet dood.’