
Met elke aanbesteding wijzigt het management. En dat is bepaald geen onverdeeld genoegen. Op de werkvloer verandert er ondertussen weinig. Aan de uiteinden van de dag en de week verrichten vaste mensen al jaren dezelfde werkzaamheden. Zonder dat de klant, de TU Delft in dit geval, ze kent. Ze doen dat werk alleen steeds voor een ander schoonmaakbedrijf. Teamleider Asah Akebe, wiens baan na vijftien dienstjaren op de tocht staat, somt ze nog maar eens op: Asito, CSU, weer Asito en nu Gom. Zodat de campus van de universiteit, ongemerkt, schoon wordt gehouden. Met steeds minder geld en mensen, als ‘t even kan.
Ook de andere hoofdpersonen van de documentaire Onzichtbaar (85 min.) van Gabrielle Provaas (Ouwehoeren / Meneer Pastoor) houden zogezegd de schone schijn op voor ons. Tegen een veelal schamel loon. Ze volgen de basisopleiding schoonmaak (‘altijd van schoon naar vuil werken’), zetten zich schrap voor betere arbeidsvoorwaarden en maken alles wat los en vast zit weer toonbaar: scholen, kantoren, hotelkamers, bioscopen, grachten, fietsenstallingen, treinen, operatiekamers, pretparken, concertzalen, peeskamertjes, havens en zo’n beetje elke denkbare openbare ruimte. Hun werk valt alleen op als ze het niet goed doen.
Dat vuil – door het gestileerde camerawerk lijkt het bijna een levend organisme – is alomtegenwoordig en krijgt ook in deze film veel ruimte, zowel ‘sped up’ als vertraagd, en wordt lekker aangezet met een dikke soundtrack van de Nederlandse muziekproducer Bas Bron. Zijn elektronische muziek, inclusief een fraai titelnummer met als sleutelzin ‘Kan jij me nog zien? Of ben ik onzichtbaar?’, geeft hun werk een zekere coolheid – al trekt ie ook wel de aandacht. Verder moeten enkele vaste personages ‘t doen. Een Poolse vrouw die zich in de vakbond en plaatselijke afdeling van de SP begint te manifesteren bijvoorbeeld.
Of een gescheiden Gambiaanse man waarvan de verblijfsvergunning is ingetrokken. ‘Wat ik respecteer aan schoonmaken is dat het uit een oprecht hart komt’, zegt die, als hij nog eens nadenkt over het werk dat hij in Nederland verricht. ‘Het leuk vinden om de troep van anderen op te ruimen. Het is jammer als mensen je bezig zien en een verkeerd beeld van je krijgen. Ze moeten zich afvragen: kan ik overleven zonder schoonmakers?’ Deze film, die het meer van schwung en sfeer moet hebben dan van dramatische ontwikkelingen, werkt intussen als een ode aan al die naamloze werkbijen. Onzichtbaar zijn ze, maar ook onmisbaar.
