Kim Novak: Hollywood’s Golden Age Rebel

Arte

Als een klassieke ‘blonde bombshell’, aan de man gebracht onder de noemer ‘The Lavender Blonde’, werd Kim Novak begin jaren vijftig door Hollywood in de markt gezet. Als de opvolgster bij filmstudio Columbia Pictures van Rita Hayworth en een geduchte rivale van Marilyn Monroe, de ster van de concurrerende studio 20th Century Fox. In Alfred Hitchcocks klassieker Vertigo (1958) zou de Amerikaanse actrice tot grote hoogte stijgen met een ijzingwekkende dubbelrol.

Tegelijkertijd werd ze behandeld zoals vrouwen nu eenmaal werden behandeld in het mannenbolwerk dat Hollywood zeker in die tijd was. Haar schoonheid voelde daardoor eerder als een juk dan als een zegen. ‘Ik herinner me nog goed dat het hoofd publiciteit van een filmstudio ooit tegen me zei: vergeet nooit dat je niet meer bent dan een stuk vlees’, stelde ze toentertijd verontwaardigd tijdens een tv-interview. ‘Net als in een slagerij. En het erge is: zo word je ook behandeld.’

Daarmee slaat Kim Novak: Hollywood’s Golden Age Rebel (52 min.) een vergelijkbare toon aan als de recente portretten van klassieke ‘sekssymbolen’ zoals Mae West, Marilyn Monroe en Anita Ekberg. Zij mochten stuk voor stuk nooit meer worden dan de vleesgeworden mannelijke fantasie. Novak voelde zich bepaald niet senang bij deze rol, die haar automatisch was toebedeeld. ‘Ik wilde mijn ziel laten zien op het scherm’, vertelde ze op latere leeftijd. ‘Niet mijn borsten.’

Volgens dit klassiek gemaakte portret van Jessica Menéndez was zij sowieso een ster tegen wil en dank. Novak wilde eigenlijk kunstenares worden en liep voortdurend tegen de beperkingen op die ze als eigenzinnige vrouw kreeg opgelegd. Dat werd nog eens pijnlijk duidelijk toen in de media het verhaal rondging dat ze een relatie had met Sammy Davis Jr. Een witte ster die zich inliet met een zwarte man. Dat was vragen om problemen in de oerconservatieve filmindustrie.

Bezien vanuit het #metoo-tijdperk lijkt het Hollywood uit deze degelijke tv-docu, waarin een verteller de kijker langs allerlei filmfragmenten, archiefmateriaal en enkele filmhistorici loodst, één grote vleesfabriek en ‘casting couch’. Zo bekeken is het helemaal niet vreemd dat één van de grootste sterren van de fifties al na een kleine vijftien jaar besloot om zich voortaan vooral op schilderen te gaan richten.

Pride

Disney +

Vóór de Stonewall-rellen, die in 1969 de Amerikaanse LGBTQ-beweging zouden aanjagen, bestonden er natuurlijk ook al homoseksuelen en lesbiennes in de Verenigde Staten. En die leefden soms een beter leven dan je nu zou denken, betogen enkele sprekers in de eerste aflevering van de zesdelige serie Pride (247 min.). De films van Hal O’Neal van halverwege de twintigste eeuw, waarin halfnaakte mannen frank en vrij met elkaar lijken om te gaan, leveren het bijbehorende bewijsmateriaal.

Open konden ze daar natuurlijk niet over zijn. Homoseksualiteit moest met alle mogelijke middelen worden afgeschermd van de buitenwereld. Anders kon het slecht met je aflopen. Of met je directe omgeving. Dat wordt op een bijzonder pijnlijke manier duidelijk in diezelfde eerste episode, als de Democratische senator Lester Hunt in 1954 een einde aan zijn leven maakt. Zijn Republikeinse collega Joe McCarthy, de man ook achter de genadeloze heksenjacht op communisten, is erachter gekomen dat Hunts zoon is gearresteerd vanwege onzedelijke handelingen met een andere man.

Het is één van de ‘vergeten’ verhalen in deze oerdegelijke serie, de Amerikaanse tegenhanger van Michiel van Erps De Roze Revolutie, die de LGBTQ-emancipatiestrijd van de afgelopen eeuw belicht met centrale spelers en een karrenvracht aan fraai archiefmateriaal. Daarbij komen natuurlijk bekende thema’s aan de orde, zoals de epische strijd met religieus rechts over Proposition 6 (waarmee homo’s uit het onderwijs moesten worden geweerd), het verpletterende AIDS-drama in de jaren tachtig en de cultuuroorlog van de nineties die uiteindelijk zou uitmonden in het homohuwelijk.

Het interessantst wordt Pride evenwel als de reeks minder bekende afslagen neemt: de verhouding van LGBTQ-activisten tot de burgerrechtenbeweging, het ontstaan van de drag- en ballroomscene of de strubbelingen van lesbiennes met sommige feministen, die hen als een bedreiging zagen voor hun eigen imago, de zogenaamde Lavender Menace. Deze grote maatschappelijke verhalen worden gestut met kleine menselijke getuigenissen. Van homo’s, lesbiennes en transgenders die hun eigen persoonlijke strijd moesten voeren om te kunnen zijn wie ze altijd al waren of wilden zijn.

Bittere noodzaak, aldus de activistische comedian Robin Tyler, die de kast waar ze uit moest komen treffend omschrijft als ‘een verticale doodskist’. Pas daarna kon het leven echt beginnen. Trots.