The Corridors Of Power

Dror Moreh Films / VPRO

Nooit meer.’ Na de onvoorstelbare gruwelen van de Holocaust heeft menige Amerikaanse leider deze of soortgelijke woorden uitgesproken als er na de Tweede Wereldoorlog ergens in de wereld opnieuw sprake leek te zijn van volkerenmoord. Maar wat hield die twee beladen belofte werkelijk in? Volgden op de woorden ‘never’ en ‘again’ ook passende daden? Of waren die voor ‘de politieagent van de wereld’ uiteindelijk toch niet meer dan loze woorden, een doekje voor het bloeden?

De achtdelige docusere The Corridors Of Power (459 min.), waarvoor Meryl Streep als verteller fungeert, neemt de proef op de som bij enkele actuele gevallen van genocide, waarbij de Verenigde Staten en de internationale gemeenschap wel, niet of erg laat ingrepen: van de zenuwgasaanvallen van de Iraakse dictator Saddam Hoessein op de Koerden via de etnische zuivering in Bosnië en Kosovo tot Assads ‘knielen of sterven’-regime in Syrië en de barbaarse daden van Islamitische Staat.

Regisseur Dror Moreh laat sleutelfiguren uit de regeringen van de Amerikaanse presidenten Reagan, Bush sr., Clinton, Bush jr. en Obama, zoals Hillary Clinton, Colin Powell, James Baker, Madeleine Allbright, Condoleezza Rice en Samantha Power aan het woord over hoe ze met hun beleidskeuzes brandhaarden elders in de wereld probeerden in te dammen. Of er sprake was van genocide – en dus reden om in te grijpen – hing vaak ook af van het ‘strategische belang’ van het desbetreffende land.

Duidelijk is dat er binnen de Amerikaanse regeringen van dienst regelmatig fundamenteel verschil van mening was. Topdiplomate Prudence Bushnell is er bijvoorbeeld nog altijd woest over dat haar land in 1994 niet ingreep in Rwanda toen Hutu’s daar de Tutsi-minderheid, gereduceerd tot ‘kakkerlakken’, met machetes, knuppels en bijlen begonnen af te slachten. Zodra de Amerikaanse burgers in veiligheid waren gebracht, verflauwde de aandacht van de regering Clinton direct.

Als de situatie daarna ontspoort in Soedan, lijkt Clintons opvolger, George W. Bush, wél bereid om in te grijpen. Enkele dagen later, op 11 september 2001, worden de Verenigde Staten echter zelf getroffen door een terroristische aanval. Waarna Bush ten oorlog gaat in Irak en de Janjaweed, de brute beulen van dictator Omar al-Bashir, vrij spel krijgen in Darfur. Daar voltrekt zich volgens Nicole Widdersheim (USAID) de duivelse logica van dit type oorlog: eerst seksueel geweld, daarna massaslachtingen.

Kun en wil je als ‘politieagent’ in zo’n penibele situatie vuile handen maken? Waar begint je verantwoordelijkheid en eindigt je betrokkenheid? En hoe kun je voor zowel vrede als gerechtigheid zorgen? Dat blijkt, steeds weer, een vrijwel onmogelijke opdracht voor de betrokken politici en diplomaten. En ook een loffelijk initiatief zoals het Internationaal Strafhof in Den Haag, een hedendaagse variant op het Neurenberg-tribunaal, wordt actief ondermijnd, nota bene door de Verenigde Staten zelf.

Deze indringende serie zet bepalende figuren uit de Amerikaanse buitenlandpolitiek aan tot oprechte zelfreflectie en plaatst hun keuzes, dilemma’s en frustraties in een historische context. De parallellen met het verleden zijn vaak onontkoombaar. ‘Wat is het verschil tussen Sarajevo en Auschwitz?’ haalt ambassadeur Peter Galbraith bijvoorbeeld een wrang grapje aan dat rondging in Sarajevo, een stad die ‘t zonder drinkwater en gas moest doen. ‘In Auschwitz hadden ze tenminste nog gas.’

Weerzien In Pristina

ICU Docs

In twintig jaar tijd kunnen mensen sadder, wiser én grijzer worden. Zoals documentairemaker Hans Hermans. In 1999 ontmoette hij als verslaggever van Netwerk in een vluchtelingenkamp bij de Macedonische grens een stel uit Kosovo, Valon en Flutura Murtezi. Tijdens de zoveelste Balkanoorlog waren ze van huis en haard verdreven en per trein gedeporteerd naar de grensplaats Blace. Hermans trok zich hun lot aan, maar verloor de geliefden na de oorlog uit het oog.

Twintig jaar later blijken de Murtezi’s een tienerdochter te hebben. Via social media legt zij namens hen contact met de Nederlander, die zich destijds om hen bekommerde. Hij reist vervolgens af naar de voormalige brandhaard in het hart van Europa. Deze televisiedocumentaire, gemaakt met Hermans’ vaste samenwerkingspartner Martin Maat, is de weerslag van dat Weerzien In Pristina (60 min.) en gebruikt die ontmoeting om terug te blikken op de strijd tussen de Servische troepen en het Kosovaarse bevrijdingsleger UCK en tevens de schade daarvan op te nemen.

Na twintig jaar zijn de wonden nog altijd vers. Niet vreemd: Kosovo was eind jaren negentig het toneel van massaslachtingen, met duizenden doden en nog steeds drieduizend vermisten tot gevolg. Gewapend met foto’s en filmbeelden van mensen die hij in die tijd portretteerde gaat Hans Hermans op zoek naar wat er van hen is geworden. Óf er iets van hen is geworden. Want het is bepaald niet zeker dat ze de oorlog ook allemaal hebben overleefd.

De mensen die hij uiteindelijk opspoort weten niet wat ze zien als Hermans z’n laptop opent: zichzelf, in een andere wereld, toen niemand veilig was. Het zijn beelden die ze nooit eerder hebben gezien. Van gebeurtenissen, die na twintig jaar nog altijd niet volledig zijn verwerkt. De kapot geschoten huizen mogen dan zijn herbouwd, de menselijke schade valt niet zomaar te repareren. ‘Die oorlog gaat voor mij nooit voorbij’, stelt een voormalige UCK-strijder. De man lijkt voor een complete generatie Kosovaren te spreken. Zij gaan gebutst door het leven.

Zijn die wonden van Kosovo over twintig jaar wél geheeld, als de mensen die de oorlog bewust hebben meegemaakt stilaan plaats beginnen te maken voor een nieuwe generatie, die alleen de verhalen erover kent? Afgaande op Weerzien In Pristina, een menselijke film over een ontwrichte samenleving, valt daarover niets met zekerheid te zeggen. De erfenis van de vorige oorlog kan tot een ‘dat nooit meer’-houding leiden, maar zou voor hetzelfde geld de basis voor de volgende oorlog kunnen vormen. De tijd zal ook dat leren.