Cyber Hell: Exposing An Internet Horror

Netflix

Als een rechtgeaarde sadist wilde hij er wel de credits voor hebben. En dus plaatste de Koreaan ‘Baksa’ pontificaal zijn eigen naam of een tag zoals ‘@baksaya’ of ‘slaaf van Baksa’ op de naaktfoto’s die hij rondpompte in speciale chatrooms. Hij had ze tenslotte zelf bemachtigd bij veelal minderjarige meisjes, die op slinkse wijze via Telegram onder druk waren gezet en gechanteerd.

Zodra cyberbullies zoals Baksa en zijn ‘vakbroeder’ Godgod die meisjes eenmaal in hun greep hebben, scheppen ze er duidelijk een duivels genoegen in om hun slachtoffers tot het bot te vernederen. Schrijf ‘bitch’ of ‘persoonlijk toilet’ op je lichaam, kan zomaar een bevel zijn. Of: kerf dat in je lijf met een mes. Intussen hengelen ze tevens persoonlijke informatie over de meisjes binnen, om hen nóg verder te intimideren.

In de jachtige fastfood-docu Cyber Hell: Exposing An Internet Horror (105 min.) reconstrueert Jin-seong Choi dit griezelverhaal vanuit het perspectief van de journalisten en rechercheurs die de seksuele intimidatie op het spoor kwamen. Slachtoffers, video’s of afbeeldingen van hen en hun communicatie met de agressors zijn geanonimiseerd of zelfs gerepliceerd. Veel bronnen willen bovendien alleen onherkenbaar in beeld komen.

Net als vergelijkbare producties als Don’t F**k With Cats en The Tinder Swindler richt deze straffe productie, helemaal bijdetijds vormgegeven en met een volvette soundtrack, zich volledig op de jacht op de geslepen roofdieren Baksa en Godgod, die via zogenaamde nummerchatrooms ook een handel in seksvideo’s opzetten. Met cryptovaluta kunnen anonieme bezoekers video’s aanschaffen, die alleen zijn te kwalificeren als kinderporno.

‘Bedankt dat jullie een demon hebben gedood die ik niet kon tegenhouden’, zegt één van hen als hij eindelijk is gearresteerd. Naar de motieven van deze bullies blijft het echter gissen. En misschien zijn de ‘normale’ types uit deze Cyber Hell, die verder ook niet worden uitgediept, uiteindelijk ook wel verontrustender. Zij kijken rustig – of, waarschijnlijker, opgewonden – toe hoe een willekeurige Koreaanse tiener op het digitale dorpsplein aan de schandpaal wordt genageld, helemaal uitgekleed en bekogeld met rotte tomaten.

Bully. Coward. Victim. The Story Of Roy Cohn

In de hoogtijdagen van de Koude Oorlog zouden ze Amerikaanse atoomgeheimen hebben doorgespeeld aan aartsvijand de Sovjet-Unie. Het echtpaar Julius en Ethel Rosenberg werd in 1953 ter dood gebracht. Ruim 65 jaar later portretteert hun kleindochter Ivy Meeropol de man die een sleutelrol speelde in hun veroordeling: Roy Cohn (1927-1986), een jonge advocaat die destijds aan de vooravond stond van een prachtige carrière als rechterhand van communistenjager Joe McCarthy, raadsman van de georganiseerde misdaad in New York én lichtend voorbeeld van een jonge, ambitieuze zakenman uit die stad, ene Donald Trump.

Die laatste rol, als mentor van de huidige Amerikaanse president, vormde onlangs al het uitgangspunt voor een andere film over de man die ook wel ‘de verpersoonlijking van slechtheid’ is genoemd: Where’s My Roy Cohn? (2018], een tamelijk traditionele en doeltreffende biografie van Matt Tyrnauer. De openingsscène van Bully. Coward. Victim. The Story Of Roy Cohn (98 min.) maakt direct duidelijk dat Meeropol een persoonlijkere aanpak voor ogen heeft: in oude zwart-wit beelden spreekt ze als klein meisje met haar vader Michael over de terechtstelling van diens ouders. Haar familie heeft aan den lijve ondervonden wat de gevolgen kunnen zijn van de rücksichtslose handelswijze van Cohn, die de verklaring van een belangrijke getuige tegen haar grootouders op een onoorbare manier zou hebben beïnvloed.

Tegelijkertijd probeert de documentairemaakster met bronnen als filmmaker John Waters (die Cohn, als homo die zijn hele leven in de kast bleef, regelmatig tegenkwam op een soort gayparadijs), collega-advocaat Alan Dershowitz (waarmee hij aan de geruchtmakende zaak tegen Claus von Bülow werkte), en roddelcolumniste Cindy Adams (die hij regelmatig van nieuwtjes voorzag over lieden die hij in verlegenheid wilde brengen) ook een tamelijk traditioneel portret van het ‘larger than life’-personage Roy Cohn te schetsen. Die twee verhaallijnen komen alleen niet altijd even soepel samen, waardoor de film soms een wat rommelige indruk maakt.

Via onlangs ontdekte audiocassettes van een interview dat journalist Peter Manso in 1980 met hem deed voor een Playboy-profiel komt de man met de spottende lach, boksersneus en bijzonder kille ogen zelf ook nog aan het woord, waarbij hij nooit om een scherpe oneliner verlegen lijkt te zitten. Behálve als het gaat over zijn eigen seksuele geaardheid en de dodelijke ziekte die hij uiteindelijk zou oplopen, een publiek geheim dat hem, ongewild, tot een belangrijk personage in de theatervoorstelling Angels In America zou maken. Dat verborgen leven krijgt veel aandacht in deze onevenwichtige film, die natuurlijk ook inzoomt op zijn rol als mentor van de jonge Trump, in Cohns ogen een genie met een gouden toekomst.

Van de executie van de Rosenbergs heeft Roy Cohn volgens eigen zeggen nooit ook maar een nacht wakker gelegen. Die kregen gewoon hun verdiende loon. Zelfs als hun zoon Michael Meeropol hem in een tv-programma confronteert met gerommel in de rechtszaak tegen zijn ouders geeft Cohn geen duimbreed toe en houdt vast aan zijn eigen werkelijkheid. Een modus operandi waarvan ook zijn protegé, op wie hij zonder enige twijfel trots zou zijn geweest, als president van de Verenigde Staten zijn handelsmerk heeft gemaakt. Zo leeft Roy Cohn voort: als de man die eerst het McCarthyisme en later Donald Trump (mede) mogelijk maakte.