The Missing Piece: Mona Lisa, Her Thief, The True Story

First Hand Films

Als meisje werd Celestina Peruggia ‘kleine Mona Lisa’ genoemd. Ze had geen idee waarom. Pas later hoorde de Italiaanse vrouw dat haar vader Vicenzo de Mona Lisa op maandag 11 augustus 1911 had gestolen uit het Franse museum Het Louvre. Het wereldberoemde schilderij was daarna bijna tweeënhalf jaar van de aardbodem verdwenen. Totdat Vicenzo Peruggia Leonardo da Vinci’s meesterwerk, dat door de diefstal alleen maar aan bekendheid had gewonnen, doodleuk weer inleverde in Florence.

Waarom stal een eenvoudige werkeman, één van de vele en overigens ook weinig geliefde Italiaanse arbeidsmigranten in het toenmalige Frankrijk, Da Vinci’s fameuze kunstwerk? Het is een vraag die de Amerikaanse schrijver en documentairemaker Joe Medeiros in 2012 al een jaar of dertig bezighoudt. Eerst wilde hij erover schrijven. Het lukte hem alleen niet om tot een fatsoenlijk scenario te komen. Daarom heeft Medeiros de camera maar ter hand genomen. En daarmee is hij, na het nodige speurwerk, zowaar in het Noord-Italiaanse plaatsje Dumenza beland, waar de inmiddels 84-jarige Celestina op hem wacht met een knuffel en cake.

Zij moet de Amerikaanse documentairemaker verder helpen bij zijn queeste naar wat er zo’n honderd jaar geleden is gebeurd met dat veelbesproken schilderij. Medeiros gaat zowel grondig, met serieuze research en een hele zwik deskundigen, als ook heel speels te werk. Hij laat bijvoorbeeld een bevriende pizzeria-eigenaar het officiële psychiatrische rapport over Peruggia vertalen, vraagt zijn eigen dochter Julie om te testen of je de Mona Lisa onder je kleding kunt verbergen en keert met Vicenzo’s kleinzoon Silvio, zoals een dader volgens de volkswijsheid altijd pleegt te doen, terug naar de plaats delict, waar de hoofdverdachte een tijd werkte als schilder.

Tijdens zijn onderzoek voor de kostelijke documentaire The Missing Piece: Mona Lisa, Her Thief, The True Story (86 min.) stuit Joe Medeiros beurtelings op interessante nieuwe sporen, broodje aapverhalen en onbezonnen complottheorieën. Vicenzo Peruggio zou bijvoorbeeld een patriot zijn geweest die vond dat de Mona Lisa in Italië hoorde, een wraaklustige gastarbeider die er genoeg van had om ‘Dirty Macaroni’ te worden genoemd en een doorgewinterde crimineel, wiens brein was beneveld door een tijdens het verven opgelopen loodvergiftiging. En, ook nog een optie: misschien heeft hij ’t wel helemaal niet gedaan. Uitroepteken.

Waren ’t dan misschien ‘De Duitsers’? Die stonden op dat moment immers ook op het punt om de Eerste Wereldoorlog te starten met de Fransen. Op het rijtje verdachten van de Franse politie prijkten verder: de Amerikaanse bankier JP Morgan, kunstenaar Pablo Picasso en de illustere markies van Valfierno. Kortom: spannende onderzoekspistes, verhalen en kleurrijke personages genoeg. En Medeiros kneedt die, met een luchtige voice-over en ondersteund door vlotte klassieke muziek, tot een zeer amusante vertelling, die stiekem ook nog wel ergens over gaat. Zijn bezoek aan Vincenzo Peruggia’s dochter dreigt alleen op een gigantische mislukking uit te lopen.

Want vrijwel direct nadat Celestina hem thuis heeft ontvangen, komt het hoge woord over haar vader eruit: ‘Ik heb nooit het genoegen gehad om hem te kennen.’

Il Caso Yara: Oltre Ogni Ragionevole Dubbio

Netflix

Op de avond van 26 november 2010 verdwijnt het dertienjarige Italiaanse meisje Yara Gambirasio. Ze komt nooit meer thuis na een les ritmische gymnastiek. Ruim drieëneenhalf jaar later, op 16 juni 2014, arresteren de Carabinieri een 43-jarige bouwvakker, Massimo Bossetti, vanwege de moord op Yara. Zijn DNA is aangetroffen op de kleding van het slachtoffer. Dat is het startpunt van de vijfdelige true crime-serie Il Caso Yara: Oltre Ogni Ragionevole Dubbio (252 min.), die vervolgens dik vier uur besteedt aan het op onnavolgbare wijze verknopen van deze twee dramatische gebeurtenissen.

Regisseur Gianluca Neri alterneert daarbij voortdurend tussen 2010, als het onderzoek naar het vermiste meisje uit Brembate di Sopra op gang komt en leidt tot een grootschalig DNA-onderzoek, en 2014, waarin de arrestatie van de verdachte voor allerlei verrassende ontwikkelingen zorgt. Hoewel de uitkomst van beide verhaallijnen op voorhand vast lijkt te staan – moord door Bossetti, toch? – blijkt die opzet heel effectief. Alle tijdssprongen, dwaalsporen en cliffhangers houden kijkers moeiteloos bij de les en zorgen bovendien voor de introductie van intrigerende verhaallijnen en nieuwe personages.

Onderweg haalt Neri met behulp van onder anderen de verantwoordelijke rechercheur, Massimo’s advocaten en zijn vrouw dus heel wat overhoop, maar blijven er, mede omdat enkele sleutelfiguren uit de zaak niet in de serie participeren, ook nogal wat losse eindjes rondslingeren. Hoe zit ’t bijvoorbeeld met de rechtszaak waarbij Yara’s vader als getuige betrokken zou zijn geweest? Heeft de politie werkelijk een video van Massimo’s busje bij haar gymzaal in elkaar geflanst, om hem verder verdacht te maken? En wat betekent de conclusie, getrokken na een genetische omweg, dat Massimo ‘Onbekende 1’ is voor zijn verwanten?

Vragen die in elk geval niet worden beantwoord door Fulvio Gambirasio en Maura Panarese. De ouders van Yara uiten zich tegenwoordig niet meer in het openbaar over de zaak van hun dochter en ontbreken dus ook in deze true crime-productie. Via door hen ingesproken boodschappen, bijvoorbeeld op de voicemail van hun verdwenen dochter, kan Neri echter toch invoelbaar maken wat zij hebben doorgemaakt. Daarmee legt hij een emotioneel fundament onder een ronduit tragisch misdrijf, dat uiteindelijk met DNA-bewijs definitief lijkt te worden opgelost. Totdat dit bewijs zelf ook weer voor twijfel en verwarring zorgt…

La Mano En El Fuego

HBO Max

‘Om tegen een kind te zeggen: je bent een hoer en je hebt Pincelito verkracht.’ Mari Carmen Espinosa kan er nog altijd niet bij. ‘Godverdomme! Pfff….’ Haar dochter Verónica was dertien toen ze op zaterdagochtend oktober 1998 door een dorpsgenoot werd verkracht. De metselaar en duivenhouder Antonio ‘Pincelito’ Cosme was 63. En de andere inwoners van Benejúzar in Alicante stonden aan zijn kant. Zij konden zich niet voorstellen dat hij, lid van een bekende familie in het Spaanse dorp, zich werkelijk had vergrepen aan dat kind van die vrouw van buiten.

‘We kregen alleen maar minachtig, beledigingen en agressie van het dorp’, vertelde het tienermeisje zelf destijds. ‘Mensen op straat hebben me bedreigd: als Pincelito vrij is, snijdt hij je keel door. En die van je familie ook.’ Ruim 25 jaar later kunnen Verónica en haar inmiddels bejaarde moeder, die elkaar regelmatig moed inspreken tijdens hun gesprekken voor deze docuserie, nog altijd nauwelijks geloven hoe zij in de beklaagdenbank terecht kwamen. Het was een pijnlijk staaltje ‘victim blaming’. Want toen had Mari Carmen nog helemaal geen wraak genomen op Pincelito.

In het gelikte intro van La Mano En El Fuego (Engelse titel: Hell On Earth: The Veronica Case, 132 min.) – waarin, zoals tegenwoordig ‘goed’ gebruik is, alvast wordt geteased naar wat er nog gaat komen – geeft documentairemaakster Elena Molina dat direct prijs: de moeder van het dertienjarige slachtoffer heeft de verkrachter zeven jaar later overgoten met benzine en vervolgens levend in brand gestoken. Daarmee ligt het complete tragische verhaal al bij de start van deze driedelige serie op tafel en is het vooral de vraag hoe en waarom het zover heeft kunnen komen.

En dat is onvoldoende om drie afleveringen lang, ruim twee uur, te blijven boeien. Hoeveel drama Molina met tamelijk gekunstelde toneelstukjes tussen moeder en dochter, onheilspellende muziek en symbolische sequenties met duiven, een ontsnapt paard en vuur ook toevoegt, de serie blijft voelen als een eindeloze herhaling van zetten. Achteraf bezien zaten alle elementen die er echt toe deden in deze tragische geschiedenis al in die allereerste minuten verstopt en blijkt vrijwel alles wat daarna volgt niet héél veel meer dan het uitmelken daarvan.

Het is alleen nog de vraag of die wraakactie het gevolg was van spontane verstandsverbijstering of toch tot in detail was voorbereid.

Men At Lunch

Rustig werken ze hun bammetjes weg. Netjes op een rijtje. Elf staalwerkers tijdens hun lunchpauze, zittend op een balk. Even rust, even ontspannen. Achter hen is het New York van de jaren dertig te ontwaren, met de Hudson-rivier en het Central Park. Ruim tweehonderd meter beneden hen, welteverstaan. De mannen bevinden zich op een wolkenkrabber in aanbouw. Van hoogtevrees hebben ze ogenschijnlijk geen last. Die is gereserveerd voor de nietsvermoedende kijker. Die ziet de peilloze diepte.

Wie ze waren? Daarover is meer dan genoeg gespeculeerd, maar ergens onderweg zijn hun namen verloren gegaan – of ze zijn, omdat die er eigenlijk niet toe deden, gewoon nooit genoteerd. Wat is gebleven, is die ene iconische foto. Die nog altijd tot de verbeelding spreekt en overal opduikt: als een toonbeeld van de onverzettelijkheid van gewone werkemannen ten tijde van De Grote Depressie. Het waren de jaren van honkbalheld Babe Ruth, de drooglegging van de Verenigde Staten en Franklin Delano Roosevelts ‘new deal’ die het land er weer bovenop zou helpen.

Niet alleen de identiteit van de Men At Lunch (65 min.) is altijd onbekend gebleven. Ook naar de fotograaf van Lunch Atop A Skyscraper is het nog altijd gissen. Alleen de datum waarop hij het adembenemende tafereel op de RCA-wolkenkrabber op Rockefeller Plaza arrangeerde voor zijn fotocamera staat vast: 20 september 1932. En met die informatie gaat regisseur Seán Ó. Cualáin in deze verzorgde film uit 2012, waarvoor actrice Fionulla Flanagan de voice-over verzorgt, op onderzoek uit. Het spoor leidt naar het Ierse platteland, waar de wortels van in elk geval twee van de elf mannen zouden liggen.

Zij staan model voor de miljoenen immigranten, die aan het begin van de twintigste eeuw hun eigen geboortegrond ontvluchtten, hun geluk in het Land van Hoop en Dromen gingen beproeven en daar bijvoorbeeld de gevaarlijke klusjes zouden opknappen bij de opbouw van het moderne New York. Jaarlijks stierf twee proces van de staalwerkers tijdens het bouwen van wolkenkrabbers. Nog eens twee procent raakte invalide. Volgens de overlevering hielden de werkers er daarom een naargeestig motto op na: wij gaan niet dood, wij worden vermoord.

Wat er verder ook van hen is geworden, door die ene foto leven ze voort en fungeren ze bovendien als inspiratiebron voor bouwvakkers die, voor het oog van fotograaf Joe Woolhead, het New York van na 11 september 2001 weer proberen op te bouwen.