Tardes De Soledad

Imagine

Met een ongenaakbare blik in de ogen treedt hij de vijand tegemoet. Vertrokken mond, verwaande tronie. In zijn mooiste showpak. Rood, afgezet met zwart stiksel. Of geel. Zolang ’t maar afkleedt – en de rollen in dit duivelse spel bevestigt. Koene ridder versus dommekracht. De borst fier vooruit, een holle rug, beloert hij hem. De rode doek, een lap, stevig in de hand. Achter de rug, ingeklapt of uitdagend uitgestald.

Totdat het dier bezwijkt en aanvalt. De hoorns vooruit. Steeds weer. Ins Rote hinein. Als een blinde stier. En in het stof bijtend. Een geduchte tegenstander nochtans, die tot voorzichtigheid maant. Al staat de uitslag op voorhand vast: híj eindigt straks, briesend, bezweet en dodelijk gewond, in de modder. Terwijl de trotse matador de staande ovatie in ontvangst neemt, die al het hele ‘gevecht’ in de lucht hing.

Andrés Roca Rey is de naam, stierenvechter zijn beroep. Hij komt uit Peru en wordt beschouwd als een meester in zijn stiel. Regisseur Albert Serra observeert hem in Tardes De Soledad (Engelse titel: Afternoons Of Solitude, 125 min.) voor en na zijn entree in de arena, maar vooral tijdens de tweekamp met die oliedomme mannetjesputter. Rey is vrijwel de volledige film in beeld, de absolute ster ervan.

Serra stelt geen vragen aan zijn hoofdpersoon en werpt ook geen vragen op over diens dagelijkse bezigheid. Die laat hij aan zijn publiek. Over hoe een dier met vereende kracht – stierenvechten is een soort teamsport – en en plein public wordt uitgedaagd, verwond, afgebeuld, vernederd en uiteindelijk, vermoedelijk vanuit een verwrongen soort compassie, uit zijn lijden wordt verlost. Waarna het wrede spel uit is.

‘De verwachtingen zijn hooggespannen, Andrés’, houdt een collega de matador voor als hij op het punt staat om de arena te betreden. ‘Jij bent een grote jongen in het stierenvechten. Dat schept verwachtingen.’ Die spanning is zichtbaar en voelbaar in de lang uitgesponnen scènes van Reys voorbereiding, terwijl naderhand al even duidelijk is hoe die ook weer van hem afglijdt en hij de schade, ook bij zichzelf, opneemt.

Het is geen fraai schouwspel, dat stierenvechten. En, als je de ethische component probeert weg te denken, ook weer wel. Deze zeer lijvige film, een sfeertekening van een archaïsche wereld, laat in zekere zin de schoonheid ervan zien, maar kan net zo goed worden beschouwd als een aanklacht. Dat zit in ‘the eye of the beholder’, het oog van de toeschouwer. Kan die de pijn en het bloed negeren? En mag ie dat ook?

Zirkuskind

Julia Lemke / Flare Film

Als ‘opa Ehe’ vertelt, hangt Santino aan zijn lippen. Zijn bijna tachtigjarige overgrootvader heeft prachtige verhalen. Over de gloriedagen van het circus. Als vijftienjarige reed hij al tractor. Daarmee trokken ze van Duitsland naar Barcelona. 2700 kilometer. Met zeventien kilometer per uur! En de olifant, apen, slangen en giraffen moesten allemaal mee.

Santino is nu elf. Voor zijn verjaardag heeft het guitige joch een kleine crossmotor gekregen. Hij is er dolblij mee. Het wordt nu zo langzamerhand ook tijd dat hij als Zirkuskind (Engelse titel: Circus Boy, 86 min.) gaat nadenken over hij zelf wil gloriëren in de piste van het circus. ‘Iedereen moet iets doen waarop ie trots is’, zegt opa Ehe bemoedigend.

Zijn achterkleinzoon en hij behoren tot de circusfamilie Frank. Santino’s vader Gitano heeft de verantwoordelijkheid over de dieren van Circus Arena. Kamelen, koeien, paarden, pony’s, lama’s en honden. Zijn moeder Angie is acrobate. Ze is nu alleen zwanger. En Santino’s jongere broer Giordano wordt, net als hijzelf, ingezet voor allerlei klusjes.

Julia Lemke en Anna Koch kiezen in deze observerende film consequent het perspectief van Santino, een jongen die het nomadenbestaan van zijn circusfamilie zonder voorbehoud omarmt. Zo was ‘t, is ’t en zal ’t naar zijn stellige overtuiging ook altijd blijven. Terwijl de hoogtijdagen van het circus toch al enige tijd achter hen lijken te liggen.

Overgrootvader blijft hem intussen nostalgische verhalen voeden, met zo nu en dan een bittere ondertoon. Als de vooroordelen ter sprake komen waarmee ze als circuslui altijd krijgen te maken, bijvoorbeeld. En ook de inktzwarte periode van de nazi’s, toen een groot deel van de familie werd afgevoerd naar de vernietigingskampen, blijft niet onbenoemd.

Zulk drama voert evenwel nooit de boventoon – ook omdat Ehe’s herinneringen worden verbeeld met cartooneske animaties van Magda Kreps en Lea Majeran. Santino’s bestaan kan zich ogenschijnlijk veelal in kinderlijke onschuld voltrekken. Op elke nieuwe school dreunt hij verder netjes op welke dieren ze hebben. En nee, die worden natuurlijk niet mishandeld.

Zirkuskind, verrijkt met afwisselend luchtige en weemoedige accordeonmuziek, richt zich duidelijk op een jonge doelgroep, maar geeft wel degelijk, door de ogen van een kind, een boeiende impressie van een jaar achter de schermen bij Circus Arena, dat met één been in het verleden en het andere toch nog best comfortabel in de tegenwoordige tijd lijkt te staan.

En aan het eind daarvan begint Santino zowaar een idee te krijgen van waar ie later trots op zou kunnen zijn.