The Wolves Always Come At Night

Madman

Terwijl hij met een pikhouweel een gat in de grond probeert te graven, dat dienst moet gaan doen als toilet, spreekt Davaa een bijzonder pijnlijke gedachte uit. ‘Toen ik m’n hele kudde kwijtraakte, vroeg ik me af: wat voor een herder ben ik eigenlijk?’

Samen met zijn vrouw Zaya, vier kinderen en hun kudde leek Davaa eerder helemaal in zijn element op de Mongoolse steppe. Regisseur Gabrielle Brady neemt aan het begin van The Wolves Always Come At Night (96 min.) ook uitgebreid de tijd om hun nomadische bestaan en de wereld waarin dat zich afspeelt op te tekenen. De kale vlakten, fraai vereeuwigd, en dan dat handjevol mensen daarbinnen. Met de man des huizes als liefdevolle echtgenoot en vader, als vurige berijder van zijn favoriete hengst en als betrouwbare hoeder van zijn dieren. Het resulteert in prachtige scènes, bijvoorbeeld van hoe Davaa liefdevol de bevalling van een geit begeleidt.

Tegelijk staan die wereld en leefwijze permanent onder druk. Als na een verwoestende storm een groot deel van de kudde is gesneuveld, wordt het Mongoolse gezin gedwongen om de tering naar de nering te zetten: ze verkopen hun paarden, pakken al hun huisraad in en trekken naar de stad, die oogt als een nauwelijks te nemen fort. Brady vervat deze dramatische ontwikkeling in zeer doeltreffende scènes. Davaas verhuiswagen, volgestouwd met hun hele hebben en houwen, past bijvoorbeeld maar nét (of niet) door de doorgang naar het perceel waar ze nu gaan wonen. Nog voor ze daadwerkelijk hun intrek hebben genomen in die stad, is hun vrijheid al beknot.

‘We gaan terug’, bezweert de herder tegen zijn vrouw, als ze samen in bed liggen. Een zeer intieme scène, die toch niet gekunsteld voelt en vermoedelijk de Ausdauer van de maakster verraadt, die dan al een tijd aan hun zijde bivakkeert. Eenmaal aan het werk bij de plaatselijke grindfabriek, in zijn bedrijfskloffie en met een heldere opdracht, wordt nog eens helder hoeveel Davaa van zichzelf heeft moeten inleveren. Brady gebruikt ‘s mans favoriete hengst en de andere paarden die het nomadengezin ooit bezat als verbeelding daarvan. In mythische sequenties draven de dieren ook door Davaas huidige leefwereld en keert zelfs zijn favoriete hengst terug in zijn bestaan.

Wat minder duidelijk is: ook het hele steppeleven van het gezin is geënsceneerd. Gabrielle Brady heeft Davaa en zijn gezin pas ontmoet toen ze al in de stad waren neergestreken. Alle scènes van vóórdat ze daar zijn gaan leven zijn uitgewerkt aan de hand van herinneringen, waarvoor het ouderpaar ook een ‘writing credit’ krijgt in de aftiteling. Als de herder zijn kudde aantreft na de steppestorm en de lijken van zijn dieren afvoert, gaat het dus om een reconstructie van de werkelijkheid. En dat roept meteen de vraag of hoeveel er dan is gestaged in deze fraaie film, waarin allerlei actuele thema’s, zoals de tegenstelling stad-platteland en klimaatverandering, een plek vinden.

Iemand die eenmaal hier is, gaat nooit meer weg, zegt een oudere man, die twintig jaar eerder zijn kudde is kwijtgeraakt en toen met zijn vrouw naar de stad is verhuisd. Spontaan of ingefluisterd? En de diepe wanhoop die zich soms meester lijkt te maken van Davaa, een man die losgerukt is van zijn oorsprong, is ongetwijfeld authentiek, maar of hij spontaan met zijn ziel onder z’n arm in een karaokebar is beland? De vraag stellen is hem vermoedelijk beantwoorden. Die constatering doet in wezen weinig af aan de zeggingskracht van The Wolves Always Come At Night, maar plaatst de film wel in een ander perspectief. En zulke kijkkennis hoort eigenlijk aan de voorkant.

Pleistocene Park

VPRO

Hij speelt voor God op zijn eigen kleine stukje aarde. Geofysicus Sergej Zimov maakt zich zorgen over het ontdooien van het Permafrost, want daardoor komen er allerlei broeikasgassen vrij en warmt de aarde nóg sneller op dan gevreesd. Daarom heeft Sergej – type gekke wetenschapper, van Russische origine bovendien – een lumineus plan bedacht: hij wil een verloren gegaan ecosysteem herstellen, een mammoetsteppe uit de IJstijd.

In een uithoek van Siberië is Zimov, sinds hij werd bevrijd van zijn plichtplegingen als wetenschapper in de Sovjet-Unie, samen met zijn volwassen zoon Nikita druk doende om een succes te maken van hun Pleistocene Park (101 min.). Daarvoor halen de Zimovs, met veel pijn en moeite, op allerlei plekken dieren op, die vervolgens worden uitgezet in het gebied: rendieren, muskusossen, paarden, wisenten, jaks, bosbizons, elanden en wapiti’s (maar die bleken nogal gemakkelijk over de omheining te kunnen springen). En ook de mammoet is natuurlijk van harte welkom.

Filmmaker Luke Griswold-Tergis laat zich rondleiden in het onherbergzame gebied van vader en zoon dat inmiddels zo’n 160 km2 beslaat, verdiept zich in hun bijzonder eigenzinnige wetenschappelijke experiment en raakt gaandeweg zelf ook steeds meer betrokken bij het project. Dit wordt met de ene na de andere uitdaging geconfronteerd: van geld- en logistieke problemen tot dwarsliggende dieren én een permanente stroom cameraploegen. Want zowel de hoekige Sergej Zimov als zijn wilde dieren en de ruige leefomgeving waarin zij leven zijn uiterst mediageniek.

Intussen zetten andere wetenschappers hun vraagtekens bij de missie van de Zimovs: is dit een reële oplossing voor het gehele Noordpoolgebied? En kan klimaatverandering hiermee werkelijk een halt toe worden geroepen? Pleistocene Park is desondanks geen topzware film. Griswold-Tergis hanteert een lichte toets: hij zet vol in op de kleurrijke personages, zoekt en vindt ook vaak de humor in wat er voor zijn camera gebeurt en verluchtigt het geheel bovendien met beurtelings vlotte en koddige muziekjes. Dit resulteert in een bijzonder amusante documentaire, die toch ook nog ergens over gaat.