Life Itself

Magnolia Pictures

Hij is een soort merknaam geworden. Voor al uw filmbesprekingen. Ruim tien jaar na zijn dood verschijnen er nog gewoon nieuwe recensies op de website rogerebert.com. Alsof de man zelf, geliefd en gevreesd, nog steeds zijn duim omhoog of omlaag steekt bij elke nieuwe release.

Als de gerenommeerde documentairemaker Steve James in december 2012 begint te filmen voor Life Itself (120 min.), heeft Roger Ebert (1942-2013) nog vijf maanden te leven. Hij ligt met schildklierkanker in het ziekenhuis, krijgt eten toegediend via een infuus en kan alleen nog via een ‘voice synthesizer’ spreken. Zijn gevoel voor humor heeft er niet onder geleden. ‘Ik heb geen angst voor de dood’, zegt hij jolig tegen James. ‘Dood gaan we allemaal. Ik beschouw de dagen die me nog resten als geld op de bank. Als alles op is, word ik ingevorderd.’

Terwijl zijn protagonist onherroepelijk afstevent op het einde van zijn leven, neemt James dat leven, met behulp van ingesproken fragmenten uit Eberts autobiografie, onder de loep. Als jongeling belandt die bij The Chicago Sun-Times, waarvoor hij zijn hele leven zal blijven schrijven, met name als filmjournalist. Ebert ontwikkelt zich tot een autoriteit, een man die een groot publiek bereikt en toch diepte en inhoud heeft. In dit portret wordt dit geïllustreerd met enkele fraaie combinaties van fragmenten uit zijn recensies, versneden met sleutelscènes uit de desbetreffende films.

Roger Ebert breekt echter pas door bij het grote publiek aan de zijde van Gene Siskel, zijn concullega van The Chicago Tribune. Samen introduceren ze een nieuwe vorm van filmkritiek, die daarna wereldwijd school zal maken: twee kenners gaan op de buis het gesprek aan over nieuwe bioscoopfilms en bestrijden elkaar daarbij regelmatig te vuur en te zwaard. In enkele fijne scènes laat deze documentaire uit 2014 tevens zien hoe het er achter de schermen aan toegaat, waarbij de twee tegenpolen tussen de opnames door eindeloos dollen, kibbelen en ruziën met elkaar.

Van rivalen worden ze gaandeweg, zonder dat ze dit nadrukkelijk naar elkaar uitspreken, toch zoiets als vrienden. Samen groeien ze bovendien uit tot een machtsfactor van betekenis in de Amerikaanse filmindustrie. ‘Two thumps up!’ van Siskel en Ebert begint te gelden als de ultieme aanprijzing, die vervolgens een prominente plek op filmposters krijgt. Uiteenlopende cineasten zoals Martin Scorsese, Errol Morris, Ramin Bahrani, Ava DuVernay en Werner Herzog plukken daar de vruchten van en steken in deze film dus de loftrompet over het toonaangevende tweetal.

De nurkse, uitgesproken en grappige Ebert heeft de kijker dan allang voor zich ingenomen. Hij heeft zich laten kennen als een klassiek vat vol tegenstrijdigheden. Een geboren dagbladjournalist, met het spreekwoordelijk radiohoofd, die desondanks een televisiester wordt, de eeuwige vrijgezel die op z’n vijftigste alsnog vol overtuiging in het huwelijksbootje stapt en een absolute eigenheimer die tegen wil en dank beroemd wordt als onderdeel van een duo. En, niet in het minst, als een man die zich durft te laten zien zoals hij is, ook als dat oud, ziek en breekbaar is.

Zonder schaamte toont hij dus ook zijn door operaties en infecties geschonden aangezicht. Tegelijkertijd blijft Roger Ebert – als hij schrijft voor zijn eigen website, waarmee hij z’n tijd eigenlijk best vooruit was – gewoon zijn oude vertrouwde zelf.

2nd Chance

Showtime

Hij stopt de kogels demonstratief één voor één in de 44. Magnum-revolver en geeft dan zijn autosleutels af. Voor het geval dat er onverhoopt toch iets misgaat. Daarna demonstreert Richard Davis nog even achteloos hoe handig hij is met de blaffer die we vooral associëren met Dirty Harry en stroopt zijn mouwen op. ‘Veel mensen denken dat het ontzettend dom is wat ik nu ga doen’, zegt hij in de camera. ‘Maar als dit ook maar voor één domoor het verschil maakt…. Als die dit ziet en denkt: “ja zo’n ding wil ik ook”, dan is ’t het waard geweest.’ Davis pakt de revolver nog eens goed vast en richt hem dan… op zichzelf. Hij zucht diep en haalt de trekker over. ‘Makkelijk zat!’

Het is Richard Davis, de bedenker van nauwelijks zichtbare en gemakkelijk te dragen kogelwerende vesten, ten voeten uit. Een vlotte prater, een gladde verkoper én een slimme filmmaker. In zijn leven als het boegbeeld van Second Chance heeft hij zichzelf in totaal bijna tweehonderd keer beschoten en – nog veel belangrijker, vindt hij zelf – honderden Amerikaanse agenten en soldaten het leven gered. In deze film van Ramin Bahrani slaat hij zichzelf daarvoor regelmatig opzichtig op de borst. Zoals hij, nooit vies van een spraakmakende reclametruc, politiemannen die iemand hebben neergeknald die het vuur op hen had geopend ook regelmatig een wapen cadeau heeft gedaan.

De slimmerik heeft de vuurgevechten van zijn helden tevens verfilmd, als een gewiekste mixture tussen reconstructie en commercial. Één van de hoofdpersonen van die films, politieagent Aaron Westrick, vertelt in 2nd Chance (89 min.) hoe een kogelvrij vest zijn leven heeft gered tijdens een schietpartij. Westrick zal zich ontwikkelen tot een trouwe secondant van Davis én aan de basis staan van diens ondergang. Want als de nieuwe vesten die Davis’ bedrijf vanaf 1998 begint te verkopen niet blijken te deugen, daardoor mannen om het leven komen en de professionele bullshitter desondanks aan zijn vaste promoverhaal vasthoudt, begint Westricks geweten duchtig op te spelen.

De rechtschapen oud-politieman komt recht tegenover de praatjesmaker te staan. En die blijkt nog wel meer lijken in de kast te hebben liggen, ontdekt Ramin Bahrani in dit wat grillige portret van Richard Davis. De voormalige eigenaar van een pizzeria probeert in die gevallen recht te praten wat toch echt krom lijkt en de filmmaker laat hem daar in zekere zin ook mee wegkomen. Hij zorgt weliswaar voor bewijsmateriaal en verklaringen van direct betrokkenen, waaronder twee ex-vrouwen, die ’s mans lezing van de feiten ondergraven, maar legt hem voor de camera nooit écht het vuur aan de schenen. Davis zou zich er vermoedelijk, ongetwijfeld met de nodige bravoure, toch uit hebben gekletst.

Elke aanval op zijn integriteit ketst af op de ‘body armor’ waarmee Richard Davis zichzelf, zijn zelfbeeld en de zijnen, waaronder een WOII-veteraan als geadoreerde vader en zijn zoon Matt die met de onderneming Armor Express in papa’s voetsporen treedt, probeert te beschermen. Die onverzettelijkheid maakt van hem tegelijkertijd een onweerstaanbaar documentairepersonage.