Citizen Sleuth

IDFA

‘Ik las het onderzoeksdossier: moord, doofpot, what the hell?’ vertelt Emily Nestor, een jonge vrouw uit de Amerikaanse staat West Virginia, die inmiddels wel weet hoe je in oneliners moet spreken. ‘Dat moet focking onderzocht worden. En waarom dan niet door mij?’ Ze besluit om de tragische dood van Jaleajay Davis, op 19 november 2011 op Interstate 77 in Ohio, nader onder de loep te nemen en wordt daarbij gesteund door Jaleajay’s moeder Kim, die al jaren ijvert voor een nieuw onderzoek naar het fatale verkeersongeluk, en haar opa Roger Nolan, die zelfs al een wapen bij de hand houdt.

Nestors inspanningen als amateurdetective monden in 2018 uit in de podcast Mile Marker 181 – vernoemd naar de kilometerpaal waar Jaleajay is aangetroffen – waarmee ze meteen een trouwe schare volgelingen opbouwt. Emily trekt tevens de aandacht van filmmaker Chris Kasick, een protegé van de oervader van het true crime-genre Errol Morris (The Thin Blue Line). Hij besluit om haar te gaan volgen voor een documentaire: Citizen Sleuth (81 min.). Een true crime-docu dus over een true crime-podcast, waarin de hoofdpersoon een true crime-tattoo (hartje ‘true crime’) neemt, de true crime-conventie Crimecon bezoekt en contact legt met kopstukken van andere true crime-producties (Injustice With Nancy Grace en I’ll Be Gone In The Dark). Dat moet wel een metablik op het populaire en omstreden genre opleveren.

En daar lijkt Kasick inderdaad op uit. Hij kijkt mee terwijl Emily, volgens eigen zeggen in opdracht van het slachtoffer, (anonieme) getuigen aan het woord laat, speculeert over de mogelijke motieven van Jaleajay’s vrienden, de fatale autorit nog maar eens reconstrueert en kijkt wat er gebeurt met de scherven als je een autoruit aan diggelen slaat. Voor volgers van het true crime-genre zijn het welbekende taferelen. Mensen worden gereduceerd tot personages, gebeurtenissen krijgen hun eigen plek binnen een narratief en de uitkomst daarvan moet eigenlijk wel een combinatie van crime en cover-up zijn. Anders is er namelijk geen verhaal en lijkt zo’n podcast ten dode opgeschreven. Emily Nestor is echter zeker van haar zaak: negentig procent van haar informatie wijst op moord. Maar is de fulltime podcaster eigenlijk wel gekwalificeerd om zulke ferme conclusies te trekken?

Ze werkte bij een hondenopvang en als serveerster. Emily is vooral een gestaalde crimefanaat. Ze zweert bij de serie Mindhunter, heeft tattoos van seriemoordenaar Richard Ramirez (alias The Night Stalker) en Dexter en wil eigenlijk al haar hele leven Clarice Starling zijn, de FBI-agente uit The Silence Of The Lambs. Want die komt ook uit West Virginia, achtergebleven Hillbilly-gebied waar armoede, werkeloosheid en verslaving al sinds jaar en dag wild om zich heen grijpen. Er zijn hier echt mensen te vinden met tanden in hun mond, stelt Emily’s trotse moeder Jamie Metz. Terwijl haar dochter lezingen geeft, stickers uitdeelt en merchandise aan de man probeert te brengen, ontstaat er echter ook twijfel: was Jaleajay Davis’ dood werkelijk een misdrijf? Kasick begint zich dat af te vragen – en ook waar hij zelf dan mee bezig is. Zelfs voor Emily Nestor wordt die kwestie onontkoombaar.

Intussen werpt de filmmaker ook grotere kwesties op: krijgen true crime-fans in gebieden zoals West Virginia misschien meer ruimte omdat de serieuze journalistiek er nauwelijks meer een rol speelt? En wat betekent het voor de waarheidsvinding als goed (of kwaad)willende amateurs, niet gehinderd door vakkennis en beroepsethiek, zich dan op willekeurige ‘misdaden’ richten? Zij hebben in wezen maar één doel: entertainen. Anders is het publiek snel weg, op zoek naar een nieuwe seks- of moordzaak. Deze juicy film, waarbij de maker ook zichzelf niet spaart, laat tegelijkertijd zien hoe dat nu in de praktijk werkt: true crime, het ideale tijdverdrijf voor brave borsten die ook wel eens iets spannends willen beleven.

De driedelige docuserie Cybersleuths: The Idaho Murders belicht, aan de hand van een viervoudige moord, eveneens de true crime-industrie.

Armadillo

De blik in de ogen van die ene naamloze soldaat. Daarin zit deze complete film opgesloten: het is de horror van oorlog, bezien door iemand die daarmee voor het eerst kennis maakt en er voorgoed door wordt veranderd.

Deze bijzonder indringende documentaire uit 2010 volgt een Deens peloton, dat wordt uitgezonden naar de Afghaanse provincie Helmand, waar de Taliban op hen wacht. Het zijn nog maar jongens die naar Afghanistan vertrekken. Voordat hun missie start, laten ze zich nog één keer helemaal gaan tijdens een soort vrijgezellenfeestje, compleet met sterke drank en een stripper. Op weg naar een avontuur, waarover ze straks sterke verhalen kunnen vertellen aan hun vrienden thuis en waarmee ze, ook niet onbelangrijk, indruk zullen maken op de meisjes.

Eenmaal op de vooruitgeschoven militaire post Armadillo (101 min.) wacht de oorlog: het landerige wachten (dat wordt gedood met schietspelletjes en porno), de moeizame communicatie met de plaatselijke bevolking (die maar loopt te zaniken over akkers die zijn vertrapt tijdens patrouilles) en het altijd dreigende gevaar (achter elke baardmans kan een Talibanner schuilgaan). Filmmaker Janus Metz bivakkeert met zijn camera zes maanden lang echt te midden van de militairen, zodat hij zich hun ‘mindset eigen kan maken en de oorlog van binnenuit, vanuit het perspectief van de kanonniers en het kanonnenvlees, kan laten zien.

Naarmate de missie vordert, wordt de oorlog steeds tastbaarder en krijgen de manschappen bovendien eelt op hun ziel. Erg veel begrip voor de lokale Afghanen, die knel zitten tussen de internationale troepenmacht en de Taliban, is er dan niet meer. Het wordt Wij tegen Zij – waarbij het niet meer zo belangrijk lijkt wie er precies bij Zij hoort en wie niet. Dat gaat van kwaad tot erger. Weg vluchtende vrouwen en kinderen zijn geen burgers meer om te beschermen, maar ‘combat indicators’, signalen dat de vijand op het punt staat om toe te slaan. Als een klein Afghaans meisje sneuvelt bij een granaatontploffing, leidt dit bijvoorbeeld tot een ronduit onverschillige reactie van één van de betrokken militairen: ‘Als je in deze wereld leeft en je kijkt naar het nieuws met de duizenden mensen die dagelijks sterven, dan zit ik er niet mee dat hier één klein meisje omkomt.’

De houding van de soldaten zal zich nog verder verharden, zeker als via de intercom berichten binnenkomen dat een collega zwaargewond is geraakt door een bermbom. ‘Ik zou er echt geen moeite mee hebben om al die klootzakken over de kling te jagen’, fulmineert een hospik, die zowel vriend als vijand ter zijde zou moeten staan. ‘Je zou je bijna rottiger voelen als je zo’n straathond doodschiet.’ Het is dergelijke ontmenselijking van de vijand, en daarmee van henzelf, die Metz genadeloos vastlegt en die de Deense soldaten uiteindelijk op een duister pad zal brengen, dat op geen enkele manier meer valt te verenigen met de vredesmissie die hen naar Afghanistan heeft gebracht.

Armadillo, dat op diverse filmfestivals in de prijzen viel, veroorzaakte in eigen land de nodige ophef en laat de donkerste kant van oorlog zien – in de geest van speelfilms als Apocalypse Now en Full Metal Jacket. Het is een film die demonstreert hoe ogenschijnlijk doodnormale jongens, zonder dat ze het zelf doorhebben, kunnen veranderen in een soort menselijke duivels. Zolang de omstandigheden maar hels genoeg zijn – of er genoeg is om hels over te worden.

Heartbound

Wie profiteert nu eigenlijk van wie? Of is er gewoon sprake van een win-win situatie als een eenzame Deense man en een Thaise vrouw in de penarie elkaar vinden in een gearrangeerd huwelijk? Een eenduidig antwoord valt niet te formuleren aan de hand van Heartbound (90 min.). De fijngevoelige film van Janus Metz en zijn vrouw, de antropologe Sine Plambech, volgt gedurende tien jaar enkele vrouwen en koppels en leent zich niet voor al te gemakkelijke conclusies.

In Thy, aan de Noordwestkust van Jutland, zijn inmiddels ruim 900 Thaise vrouwen neergestreken. Sommai, een voormalige sekswerker die al ruim vijftien jaar is getrouwd met een Deen, heeft als bruggenhoofd gefungeerd. Ze wordt nog altijd regelmatig ingeschakeld als deskundige. Zo vindt de moeder van een 22-jarig Thais meisje met kind het wel een interessant idee als ook haar dochter naar Scandinavië verhuist. ‘En jij Saeng, wil jij een buitenlandse echtgenoot?’, wil Sommai van het meisje zelf weten. ‘Wees er niet bang voor. Ze behandelen ons beter dan Thaise mannen. Ze drinken niet, doen geen drugs en slaan ons niet.’

‘Ik heb een voorkeur voor een ouder iemand boven een jongere man’, stelt de wat naïeve Saeng zonder verdere uitleg. ‘En hij hoeft niet knap te zijn?’, vraagt Sommai, die inmiddels voor talloze meisjes heeft bemiddeld, voor de zekerheid. Het is Saengs moeder die antwoordt: ‘Dat is waar’. Het meisje zelf lacht schaapachtig. In gedachten bevindt ze zich wellicht al in Scandinavië. In werkelijkheid zal ze eerst nog naar Pattaya gaan, een Thaise stad waar sekstoerisme welig tiert.

Want Saeng is te jong om te worden toegelaten tot het Scandinavische land. Daarvoor moet ze minimaal 24 zijn. En pas na een huwelijk van zeven jaar volgt eventueel een verblijfsvergunning. Ze zal dus eerst een man moeten strikken en hem vervolgens ook moeten zien te behouden. Voorwaar geen traject, waarvan de uitkomst in beton is gegoten. Zo wordt ook duidelijk uit de ervaringen van de andere Deens-Thaise koppels in deze overtuigende film.

Met Heartbound brengen Metz en Plambech, die zelf een relatie kregen tijdens het maken van een eerdere film over hetzelfde thema, Fra Thailand Til Thy uit 2007, empathisch en genuanceerd in kaart hoe zo’n verstandshuwelijk met een importbruid tot stand komt én of dat op de lange termijn kans van slagen heeft.