God, Ik Ben Gay

KRO-NCRV

In de kerk in Bergambacht, het zwaar gelovige Zuid-Hollandse dorp waar Robbert Rodenburg opgroeide, werd er soms gebeden voor mensen die psychisch lijden, een onzichtbaar kruis met zich meedragen of worstelen met hun geaardheid. Zijn jeugdvriend Nick van Herk herinnert dat zich hij daar als kind absoluut niet bij wilde horen. Robert hoorde er wel bij. Hij was homo. En alleen Nick, die zelf ook op jongens viel, wist daarvan. Van de dominee kregen ze te horen dat mensen zoals zij nooit ‘een praktiserende relatie’ mochten aangaan. Het leidde bij Rodenburg tot ‘heel erge bewijsdrang, omdat ik toch ergens heb gevoeld dat je toch de teleurstelling bent.’

Inmiddels is de influencer, presentator en acteur, die bekendheid verwierf met de online-serie Open Kaart, Expeditie Robinson en The Passion (!), uit de kast. In God, Ik Ben Gay (51 min.) deelt Robbert Rodenburg zijn worsteling met het geloof met Linda Hakeboom. Zij doet daarbij dienst als een soort biechtmoeder, die geduldig luistert, vragen stelt en ook voorstellen doet over wat hij zou kunnen doen. Samen duiken ze in zijn getroebleerde verleden met het geloof. Rodenburg herinnert zich bijvoorbeeld hoe hij als kind al verkikkerd raakte op een judoleraar. ‘Als ik een meisje was geweest, was ik echt op hem verliefd geworden’, zou hij toen, zich van geen kwaad bewust, hebben gezegd.

Heel pijnlijk is een ontmoeting met de directeur en staffunctionaris leerlingenzorg van zijn oude middelbare school Het Driestar College. Terwijl zij hem bij binnenkomst enthousiast oude schoolfoto’s laten zien, heeft Rodenburg vooral nare herinneringen. Het derde en vierde jaar noemt hij in hun bijzijn ‘de ongelukkigste jaren van mijn leven’. In boekjes hield hij bij hoeveel dagen hij nog moest ‘doorstaan’, voordat hij weg kon. Zijn ‘homofiele gerichtheid’ was er niet geoorloofd. Daardoor voelde hij zich absoluut niet veilig op school. Het leidt tot een ongemakkelijke, maar wel respectvolle uitwisseling van standpunten, waarbij elk van de betrokkenen zich kwetsbaar durft op te stellen.

Verder spreekt Robbert Rodenburg met zijn broers en zussen, voormalige klasgenoten en een voormalige docent. Zo stevent hij af op geladen ontmoetingen met zijn eigen ouders en de dominee van de kerkgemeenschap waarbinnen hij opgroeide. Het is geen gemakkelijk proces, bekent hij met een gepijnigde blik, die wel vaker zijn gezicht bepaalt. ‘Ik heb echt een zware error. In de zin van: waarom ben ik al deze lades van teleurstelling aan het opentrekken?’ Hij vraagt zich ook af: is er een uitweg uit deze impasse? Daarvoor belandt Rodenburg in deze treffende tv-docu bij de gay-voorganger van de Oranjekerk en een theoloog, in de hoop dat hij via hen weer vrede kan sluiten met het/zijn geloof.

Het Beest Van Amsterdam

Doxy

Hij is geen schim meer van de imposante man die hij ooit moet zijn geweest. Alzheimer, vasculaire dementie en Parkinson doen hun ontregelende werk bij Jon Bluming (1933-2018) als regisseur Vuk Janic hem begint te filmen voor wat uiteindelijk een postuum portret is geworden. Hij was het die judo, karate, thaiboksen en worstelen ooit in Europa introduceerde. Een free fighter pur sang. Een meester in mixed martial arts. Een Nederlandse samoerai.

Janic probeert Het Beest Van Amsterdam (54 min.) dat nog ergens in dat versleten, broze lijf verscholen zit te vangen met een tekst die hij, op basis van interviews met Bluming en diens autobiografie Van Straatschoffie Tot 10e Dan (1999), met medewerking van Arthur van den Boogaard heeft geschreven. Die woorden zijn vervolgens, als een gekooide leeuw, ingesproken door Matteo van der Grijn en voorzien van stemmige zwart-witte animatie.

‘Onverslaanbaar zijn, dat wilde ik’, zegt die bijvoorbeeld. Of, over hoe hij terugkwam uit de oorlog in Korea: ‘Dood, ik ben wel klaar met je. Een losgeslagen straatschoffie werd ik.’ En over wat hij meenam van zijn traumatische ervaringen als zeventienjarige frontsoldaat. ‘Hij of ik. Altijd weer: hij of ik.’ Dat zou een leidmotief voor de rest van zijn bestaan worden. Zoals die vervloekte oorlog in Korea hem ook voor het leven tekende. ‘Angstig, altijd angstig, om dood te gaan’

Vechtsport was voor Jon Bluming uiteindelijk toch meer gevecht dan sport, vertellen mensen uit zijn directe omgeving zoals Jan de Bruin (voorzitter en kancho IBK Kyokushin Karate), viervoudig wereldkampioen K-1 Sem Schilt en Blumings protegé Chris Dolman, driemaal wereldkampioen sambo en veertig keer nationaal kampioen worstelen, judo of sambo. Jon Bluming was ‘keihard en liefdevol’, zegt één van de sprekers treffend op zijn uitvaart.

Die wordt door Vuk Janic gebruikt als startpunt voor deze wat weerbarstige film, waarin de breekbare oude man die zich slechts een enkele keer nog in zijn ziel laat kijken (‘Je vraagt je soms weleens af waarom je al die jaren gestudeerd hebt op vechten. Nou ja, ’t is niet anders.’) en het gevaarlijke beest dat via de geschriften van diezelfde man tot de wereld spreekt soms wat lastig samenkomen. Alsof het gaat om twee verschillende mensen, twee verschillende stemmen.

Maar misschien is dat gewoon wat het leven doet met tot de verbeelding sprekende vechters zoals Jon Bluming. Indachtig dat oude gezegde: old warriors never die, they simply fade away.

De Beloften

Harrie Lavreysen / c: David Eerdmans

Alles was gericht op 2020. Tien jonge Nederlandse sporters met een Olympische droom. In het kader van het project De Beloften zouden ze vier jaar op de voet worden gevolgd door Victor Vroegindeweij en Xenia Maria Evers. En toen werden de Spelen van Tokio vanwege het Coronavirus een jaar uitgesteld – en moesten ook zij hun persoonlijke doelen, of op z’n minst de planning daarvan, grondig bijstellen.

Het filmen ging intussen gewoon door. Voor de vijfdelige docuserie De Beloften (200 min.) zijn drie van de tien jonge sporters gesneuveld. Het is net topsport. Zeven talenten hebben de laatste selectie wél overleefd. Niet dat het bij hen altijd crescendo gaat. De weg naar de top bevat nu eenmaal onverwachte hobbels, scherpe bochten en plotselinge wegversperringen.

Roos Zwetsloot, een typisch hockeymeisje dat op een skateboard is beland, scheurt bijvoorbeeld haar voorste kruisband. Turnster Sanna Veerman, die gewend is om altijd te winnen, wordt ineens geconfronteerd met teleurstellingen. En de Haagse judoka Simeon Catharina moet een directe concurrent van enkele jaren ouder vloeren. Op Catharina’s lijf staat al een datum getatoeëerd: 8 augustus 2015. Op die dag werd hij jeugdwereldkampioen. Als het aan hem ligt, komt zijn hele lichaam vol te staan.

Verder moeten zwemmer Nyls Korstanje en atleet Zoë Sedney hun status als respectievelijk De Nieuwe Pieter van den Hoogenband en De Nieuwe Dafne Schippers zien waar te maken, wil kogelstoter/discuswerper Alida van Daalen haar moeder en grote voorbeeld Jacqueline Goormachtigh naar de kroon steken en probeert baanwielrenner Harrie Lavreysen op weg naar één of meerdere gouden medailles de concurrentie van zich af en zijn schouder in de kom te houden.

Vroegindeweij en Evers serveren de lotgevallen van hun hoofdpersonen met een aanstekelijke mixture van bijdetijdse muziekjes uit, zetten hen zo nu en dan op een stoel om te reflecteren op hun leven en ontwikkeling als sporter en laten rapper Sef alle verhaallijnen lekker vlot aan elkaar praten. Het resultaat is een kekke serie over aspirant-Olympiërs, waarvan een enkeling zich al heeft geplaatst voor de Spelen, die op 24 juli dan toch echt gaan beginnen, en anderen nog altijd strijden om een ticket. 

Voor hen allemaal geldt dat winnen uiteindelijk toch echt belangrijker is dan alleen deelnemen.