Like Tears In Rain

NTR

‘Oh-oh’, zegt Paul Verhoeven in de openingsscène van Like Tears In Rain (78 min.) als Sanna Fabery de Jonge hem vraagt naar zijn eerste ontmoeting met Rutger Hauer (1944-2019). ‘Ik krijg kippenvel als ik eraan denk’, vult zijn collega-regisseur Robert Rodriguez (Sin City) aan. ‘O, mijn hemel’, lacht Jason Eisener, die Hobo With A Shotgun maakte met de Nederlandse acteur. Waarna Mickey Rourke spontaan ontroerd raakt als hij aan Hauer denkt, zijn voormalige tegenspeelster Miranda Richardson een aardige anekdote over hem opdist en de Nederlandse fotograaf en filmmaker Anton Corbijn constateert dat Rutger ‘iemand was die we allemaal willen zijn.’

Terwijl Rutger Hauer op archiefbeelden uit 1988 vervolgens een Golden Globe in ontvangst neemt voor zijn rol in de film Escape From Sobibor, krijgt zijn goede vriendin Whoopi Goldberg nog even de gelegenheid om te vertellen dat ze alles bij hem kwijt kon en steekt Vincent D’Onofrio de loftrompet over ‘s mans vakmanschap. En daarna is het weer aan Paul Verhoeven om het intro van dit persoonlijke portret af te sluiten. Hauer was niets minder dan ‘de belangrijkste acteur die we ooit in Nederland hebben gehad’, aldus de belangrijkste filmregisseur die we ooit in Nederland hebben gehad. Hij kon zichzelf verwerkelijken via Hauer en werkte in totaal vijf keer met hem samen.

En dan kan die documentaire daadwerkelijk beginnen. Waarin Rutger Hauers leven en carrière worden doorgenomen, geïllustreerd met filmfragmenten en aangezet met herinneringen en superlatieven van vrienden en collega’s. Routinewerk, zo lijkt ‘t. Een clichématige Hollywood-docu. Fabery de Jonge heeft alleen iets anders voor ogen. Natuurlijk, deze film over de Nederlandse acteur bevat alle eerdergenoemde elementen, maar vertrekt vanuit een veel persoonlijkere insteek. Rutger Hauer en diens vrouw Ineke ‘Sien’ Hauer – ten Cate, die ook een prominente rol krijgt in dit portret, waren dierbare vrienden van haar ouders en fungeerden als peetouders voor de kleine Sanna.

En dus introduceert Fabery de Jonge haar eigen familie en poogt ze met hen en Ineke – en fraaie privébeelden, veelal van de veelfilmer Hauer zelf – de man achter het imago van ‘de blonde God’ vandaan te halen. Een vrije man. Een avontuurlijke man. Een man ook die zonder angst probeerde te leven. Gehaast, omdat het leven altijd te kort is. Zoals hij van dichtbij ervoer toen zijn boezemvriend Marius, tevens de broer van zijn echtgenote, op 29-jarige leeftijd overleed. Hauer stond zelf net op een keerpunt in zijn carrière en besloot het Nederland van Turks Fruit, Keetje Tippel en Soldaat van Oranje de rug toe te keren en te verkassen naar de VS voor Blade Runner, Ladyhawke en The Hitcher.

Tijdens zijn allereerste dag op een filmset, voor Paul Verhoevens serie Floris (1969), had Hauer zich volgens eigen zeggen al gerealiseerd dat de camera zijn vriend was. ‘En ik besloot dat dit een dans was met het publiek, bijna een tapdans van angst’, vertelt hij daarover. ‘En in veel opzichten een spel. Een denkspel.’ En dat heeft hij tot het einde van zijn leven, dat zich afspeelde tussen Friesland en Hollywood, kunnen spelen. Als de aftiteling van dit ge(s)laagde portret loopt, realiseert menigeen zich ongetwijfeld dat ie (weer) een heel klein beetje van Rutger Hauer is gaan houden, zowel van de begenadigde acteur als van de mens van vlees en bloed daarachter.

De Kleine Man, Tijd En De Troubadour

EO

‘De kleine man voorzag dat er ruzie zou komen’, stelt Sipa Labakhua in de autobiografische voorstelling De Kleine Man, Tijd En De Troubadour (55 min.) van het poppentheater waarmee hij door zijn geboorteland Abchazië trekt. ‘Hij waarschuwde de zijnen, tevergeefs.’ Na de val van de Sovjet-Unie aan het begin van de jaren negentig ontstond er oorlog in de voormalige deelrepubliek waar Labakhua opgroeide en zijn vader, de kleine man, toentertijd een politieke functie bekleedde.

In deze bespiegelende roadmovie volgt Ineke Smits de zelfverklaarde troubadour door het land aan de Zwarte Zee, dat is getekend door de strijd met Georgië. Ze doorsnijdt zijn ontmoetingen met gewone burgers – van een jonge kunstenares die niets begrijpt van patriottisme tot twee zangeressen van traditionele Abchazische liederen – met passages uit zijn surrealistische voorstelling. ‘Dit is een parabel over de tijd die slaapt’, zegt Labakhua daarover in gesprek met zijn publiek. ‘Hij slaapt nog steeds, maar vermoordde mijn vader, hij verzwolg hem. Mijn manier om met slapende tijd om te gaan, is door ermee te spelen.’

Spelenderwijs werpt de poppenspeler, in eendrachtige samenwerking met Smits, elementaire vragen op over hoe we als mensen worden bepaald door onze oorsprong. Is dit land, met z’n Sovjet-flats, idyllische natuur en oorlogsruïnes, nog hun thuis? vraagt Labakhua zich af, terwijl hij door het land rijdt, een agressieve hond afschudt en steeds dichter bij zijn vader, de kleine man, komt. En waardoor wordt een thuisland überhaupt gekenmerkt? Na een lange tocht concludeert de troubadour voor zichzelf. ‘Mijn land is mijn kunst en mijn thuis is mijn talent. Daar zijn geen grenzen.’