We Are Fugazi From Washington, D.C.

Fugazi

Als nu één groep het punkprincipe Do It Yourself heeft uitgedragen, dan is ‘t Fugazi (1987-2002). De post-hardcoreband uit Washington D.C. deed z’n eigen management, bracht met Dischord Records zelf platen uit en hield bij optredens een open deurbeleid aan: iedereen die opnames wilde maken was welkom. Met deze fanvideo’s, inclusief de bijbehorende flyers en posters, is een heel aardig bandjesfilm te maken, die op z’n Do It Yourselfs ook daadwerkelijk is gemaakt door Joe Gross, Jeff Krulik en Joseph Pattisall: We Are Fugazi From Washington, D.C. (96 min.).

Tussen opwindende uitvoeringen van publieksfavorieten zoals Song #1, Bulldog Front en Waiting Room door geven zij het woord nu eens niet aan de bandleden, maar aan de filmers van dienst. En die hebben destijds, voor of na een show, ook wel eens een interviewtje gedaan. ‘Als ik bakker was, zou ik brood bakken voor mensen die honger hebben’, vertelt Fugazi- en straight edge-boegbeeld Ian MacKaye dan bijvoorbeeld aan Sean Capone, die destijds z’n eigen queerzine runde. ‘Als ik timmerman was, zou ik huizen bouwen voor daklozen. Als muzikant kan ik mensen ondersteunen die dat soort werk doen.’

Want Fugazi was een band met een uitgesproken links gedachtengoed. Voor een concert werden er soms tekstvellen verspreid onder het publiek, zodat iedereen goed meekreeg wat ze te melden hadden. Uit data die fan Carni Klirs heeft gevisualiseerd blijkt bijvoorbeeld ook hoeveel geld de band heeft opgehaald voor goede doelen. Eerst en vooral is dit echter een verzameling dampende live performances, waarbij de band speelt alsof z’n leven ervan afhangt, er nauwelijks een barrière lijkt te bestaan tussen podium en publiek en iedereen die lomp stagedivet direct tot de orde wordt geroepen.

Fugazi had zonder enige twijfel helemaal binnen kunnen lopen, maar weigerde consequent om compromissen te sluiten. En dus bleef ‘t bij zo’n honderd songs, duizend shows en onvergetelijke herinneren. Aan een tijd dat de wereld, de muziekbusiness en het clubcircuit wel zo overzichtelijk waren. Je deugde – of niet.

What Drives Us

Amazon Prime

Ze staan inmiddels alweer enige tijd te roesten op hun parkeerplek. Totdat die Coronacrisis voorbij is en ze eindelijk weer ‘on the road’ mogen. What Drives Us (89 min.) is een eerbetoon aan al die tourbusjes. En aan de bandjes die daarmee, veelal tevergeefs overigens, de wereld proberen te veroveren.

Regisseur Dave Grohl, die eerder een portret van de befaamde Sound City-opnamestudio in Californië en de muziekserie Sonic Highways maakte, weet zelf als frontman van de Amerikaanse rockband Foo Fighters (en ooit drummer van Nirvana) natuurlijk van wanten. Ook hij heeft menig uur in een net iets te krap voertuig doorgebracht, onderweg naar alweer een publiek dat met huid en haar moet worden opgevreten. En dan weer doorrr…

Die ervaring geeft hem natuurlijk ook een prima ingang bij allerlei vakbroeders en -zusters. Voor deze aanstekelijke ‘middle of the road’-movie heeft Grohl wereldsterren als Ringo Starr (The Beatles), Brian Johnson (AC/DC), The Edge (U2), Lars Ulrich (Metallica) en Flea (Red Hot Chili Peppers) gestrikt. Hij spreekt tevens met leden van cultgroepen als Fugazi, L7 en Black Flag, bands die een sleutelrol speelden in zijn eigen ontwikkeling tot rockster.

Gezamenlijk kleuren zij hun eigen ‘Nomadland’ met zichtbaar plezier in. Hoewel zeker de grote namen tegenwoordig vaak in een nightliner of zelfs privéjet de wereld doorkruisen, beschouwen ze de eindeloze dagen in dat gammele busje stuk voor stuk als een vormende ervaring: de camaraderie, het ongezonde voer en hoe alle apparatuur met veel beleid toch weer achterin kon worden gepropt. En de flatulentie, die ook.

Natuurlijk, erg diep graaft dat niet. En jazeker, het busjesleven wordt schaamteloos geromantiseerd – ook omdat dit bij alle sprekers uiteindelijk tot een serieuze carrière heeft geleid. Zouden de lui die uiteindelijk in een geestdodende kantoortuin of aan de lopende band zijn beland ook met zoveel luim terugkijken op de vele uren die ze, bijna doodgedrukt, tussen een ruftende bassist en een zanger met een serieus meerderwaardigheidscomplex hebben doorgebracht?

Het woord ‘groupie’ valt intussen helemaal niet in deze gelikte film. Alsof dat geen enkele rol speelde in die diepgevoelde behoefte om van stad naar stad te trekken en daar de rockgod uit te hangen. En de verslavingsproblematiek die sommigen onderweg opdoen wordt gekanaliseerd in één enkel verhaal: de neergang van drummer D.H. Peligro die na dienstverbanden bij Dead Kennedys en Red Hot Chili Peppers als een schim van zichzelf en geheel bandloos achterbleef. 

Toch heeft al die rock & roll-nostalgie, escapisme van het zuiverste water, voor de liefhebber zeker z’n charme. Al kan What Drives Us dan ook weer niet tippen aan die andere ode aan het bandjesgevoel, het onweerstaanbare We Are The Thousand, waarin diezelfde Dave Grohl overigens een beste bijrol claimt.