Call Me Country: Beyoncé & Nashville’s Renaissance

HBO Max

 ‘Om je radiopubliek te maximaliseren, mogen vrouwen niet meer dan de tomaten in een salade van mannelijke artiesten zijn’, liet radioconsultant Keith Hill zich in 2015 tijdens een uitzending ontvallen. ‘Nooit achter elkaar laten horen en nooit meer dan twintig procent van het totaal.’ ‘s Mans uitspraak werd een heuse kwestie in de countrywereld: Tomato-gate. ‘Plotseling was ik die vent die ervoor pleitte om vrouwen van de radio te halen’, zegt Hill in Call Me Country: Beyoncé & Nashville’s Renaissance (42 min.). Het was geen principiële kwestie voor hem. ‘Wij proberen gewoon ons brood te verdienen.’

En iedereen in de Amerikaanse countrybusiness weet: het echte geld zit bij witte mannen. Niet bij vrouwen. En al helemaal niet bij zwarte vrouwen. Enter Beyoncé, topzangeres, wereldster en, inderdaad, zwarte vrouw. Haar nieuwe album Cowboy Carter, gelanceerd tijdens de Super Bowl, mikt desondanks op die markt. Bewust. De Afro-Amerikaanse artieste wil een punt maken: de conservatieve countrymarkt moet maar eens ruimte maken voor zwarte en vrouwelijke sterren. Dat is tevens de boodschap van deze gelikte korte docu, waarin Beyoncé zelf overigens niet aan het woord komt.

Daarin wordt een lans gebroken voor zwarte countryartiesten, zoals Aaron Vance, Rissi Palmer, Rhiannon Giddens en Denitia (die ook nog queer is; getuige bijvoorbeeld de controverse rond de Lil Nas X-hit Old Town Road al helemaal een gotspe in het conservatieve zuiden van de Verenigde Staten). Zij schetsen de historie van zwarte countrymuzikanten (want die waren er altijd al), zingen en spelen een liedje en spreken zich uit over Beyoncé. Want die dwingt weliswaar aandacht af voor Afro-Amerikaanse artiesten in het countrywalhalla Nashville, maar soupeert tegelijkertijd zelf vrijwel alles op.

Intussen is de countrywereld wel degelijk aan het veranderen, betogen sprekers als podcasthost Touré, Rolling Stone-schrijver Larisha Paul en countrykenner Kyle Coroneos. Neem T.J. Osborne van Brothers Osborne. Toen hij uit de kast kwam, was daarover nauwelijks een wanklank te horen. Uitroepteken. En zo belandt deze praatje-plaatje film automatisch bij het optreden van Luke Combs en Tracy Chapman bij de uitreiking van de Grammy Awards in februari van dit jaar. De witte mannelijke countryster haalde toen zijn zwarte en gay collega het podium op, om samen haar signatuursong Fast Car te zingen.

Of het een hoopvol signaal is voor de afslag die Nashville gaat nemen, of toch een eenmalige oprisping van een wereld die nu eenmaal leeft van hypes, zal de tijd uitwijzen. Tomaten genoeg, zou je zeggen, om de salade mee te vullen of zelfs over te nemen.

Fresh Dressed

Zie ze staan. Die zwarte gleufhoeden. Opzichtige gouden kettingen. Lekker glanzende trainingspakken. En, natuurlijk, de blitse sneakers met de drie signatuurstrepen. Vereeuwigd in de hit My Adidas. Run-DMC, hiphoppioniers van het zuiverste water. Ze hielpen ooit vrolijk mee met het definiëren van de inmiddels immens succesvolle muziekstroming en legden via een samenwerking met Aerosmith bovendien hoogstpersoonlijk de crossover tussen rap en rock. Ze ogen net zo cool als ze klinken.

We hebben wel wat weg van pauwen, zegt collega-rapper Nas in Fresh Dressed (80 min.), een vlotte docu van Sacha Jenkins uit 2015 over de hiphopcultuur. Alles behalve de muziek zelf eigenlijk. De kleren. De blingbling. De schoenen. Hoe de lifestyle ontstond, zich ontwikkelde en groot werd. Een levenswijze die werd vermarkt via kopstukken als LL Cool J en Tupac, zijn weg naar tv vond via de comedy The Fresh Prince Of Bel-Air en niet lang daarna zijn officiële entree maakte in de modewereld.

Het complete verhaal van de hiphopstijl dus, geplaatst te midden van het straatleven, graffiti en de urban-cultuur. Opgedist door toonaangevende rappers als Kanye West, Pharrell Williams en Sean ‘Puffy’ Combs. Bijgestaan door insiders zoals Vogue-editor André Leon Talley, kledingdesigner Dapper Dan en fotograaf Jamel Shabazz. Opgeleukt met geinige animatiesequenties. En aaneengesmeed met, natuurlijk, klassieke hiphoptracks.

Het is een verhaal over cultuur en business, maar ook over identiteit. Want de oorsprong van al dat uiterlijk vertoon ligt toch echt in de achtergestelde positie van Afro-Amerikanen in de grote steden. Op straat moest je iemand lijken – ook al had je geen nagel om aan je kont te krabben. Hoe kon je jezelf anders onderscheiden, de competitie met anderen aangaan of – gewoon – iets van zelfrespect behouden?

Nu hiphop onderdeel is geworden van de mainstream, is er heel veel veranderd. En ook weer heel weinig.