30 Jaar Dutch Dance

30jaardance

Zouden ze Nederlandse deejays als Tiësto, Armin van Buuren en Martin Garrix ook ooit gaan beschouwen als onderdeel van de zogenaamde ‘Hollandse school’? Die benaming werd eerder gebruikt voor de schilders Rembrandt, Frans Hals en Vermeer, documentairemakers zoals Bert Haanstra, Joris Ivens en Herman van der Horst en de voetbalgeneratie van Cruijff & co. De wegbereiders van de Nederlandse dancemuziek verdienen een soortgelijke status.

Wat nu één van Neerlands voornaamste exportproducten lijkt, begon ooit klein en werd toen door weinigen begrepen. DJ Eddy de Clercq had de Amsterdamse club Roxy, de plek waar de Nederlandse dance echt zou ontstaan, in de tweede helft van de jaren tachtig bijna helemaal leeg gedraaid. De eigenaren vaardigden een ultimatum uit: De Clercq kreeg nog twee maanden de tijd om zijn deejay-avonden aan de praat te krijgen. Anders was het over en uit.

En toen barstte ineens de bom, zo vertellen de wegbereiders van het muziekgenre in het eerste deel Pionieren (46 min.) van het drieluik 30 Jaar Dutch Dance. Niet veel later waren de Roxy en een extravagante club die enige tijd later zijn deuren zou openen, de veelbesproken It, ‘the talk of town’. De verafschuwde nieuwe muziekstroming house was plotseling de lijfmuziek van een nieuwe generatie jongeren geworden.

De beginjaren van de dance worden door regisseur Sacha Vermeulen vlot en aanstekelijk gereconstrueerd. Vrijwel alle kopstukken uit die tijd verschijnen voor de camera. Alleen voor een interview, dat wel. Waardoor deze driedelige televisiedocumentaire, naast een dominante voice-over, ook veel pratende hoofden bevat. Dit wordt gecompenseerd met een hoog verteltempo en een overdaad aan heerlijk archiefmateriaal.

In deel 2 Harder, Harder, Harder (45 min.) worden de opkomst van de grote Thunderdome-, Mysteryland- en Dancevalley-feesten, het wereldwijde succes van 2Unlimited en de ontwikkeling van techno en hardcore uit de doeken gedaan, waarna 30 Jaar Dutch Dance onvermijdelijk aanbelandt bij het roemruchte subgenre gabber. Met verve wordt de wereld geopend van strakke koppen in Aussie-trainingspakken, die zich op een ongenadig aantal beats per minute als bezetenen door de nacht heen hakken.

Uiteindelijk groeide gabber uit tot het enige Nederlandse muziekgenre ooit, dat echt in de hele wereld is gekopieerd. Waar een klein land óók groot in kan zijn – behalve schilderkunst, documentaires en voetbal – zou je nu met de nodige wijsheid achteraf kunnen zeggen.

In het afsluitende deel van het drieluik, De Wijde Wereld, staan de Nederlandse deejays centraal, die in de afgelopen jaren de aardbol hebben veroverd.

Rond het thema 30 Jaar Dutch Dance is overigens ook een interactieve website opgetuigd, waarop je urenlang ongegeneerd kunt grasduinen. Een aanrader.

Aan de Nederlandse gabbercultuur wijdde filmmaker Wim van der Aar bovendien enkele jaren geleden al eens de documentaire Gabbers, die nog steeds online is te bekijken.

What We Started


Vooroordeel: de playlist is vooraf al helemaal klaar. Tijdens het optreden zelf hebben de meeste deejays eigenlijk niet al te veel te doen. Ze kijken héél ingewikkeld, drukken zo nu en dan met gefronste wenkbrauwen een koptelefoon tegen hun hoofd en zwaaien vooral superenthousiast die handen door de lucht, om de dansende meute nóg verder op te peppen.

Zo eenvoudig is het natuurlijk niet. Vóór die uitzinnige show moet er immers muziek worden gemaakt – of op zijn minst gecombineerd. En het vak van deejay vereist zowel muzieksmaak en -kennis als technische vaardigheden, zoveel wordt ook duidelijk uit de documentaire What We Started (94 min.).

Deze gelikte film van Bert Marcus en Cyrus Saidi portretteert twee tegenpolen van de hedendaagse electronic dance music (EDM): de Nederlandse tiener Martin Garrix en de Britse oudgediende Carl Cox, resident dj van Space Ibiza. De één belichaamt het wereldwijde succes van dance bij jongeren, de ander is het toonbeeld van een leven lang EDM in alle soorten en maten.

Met deze uitersten, die toch ook weer veel gemeen blijken te hebben, als startpunt schetst What We Started de moderne dancescene en de historie daarvan. Grofweg: van disco via de klassieke house uit Chicago en Detroit en Britse acid house naar moderne techno, waarbij er natuurlijk ook aandacht is voor illegale raves, de Love Parade in Berlijn en drugsgebruik.

Aan aansprekende bronnen geen gebrek: met Paul Oakenfold, Pete Tong, Louie Vega, Afrojack, Moby, Tiësto, Ed Sheeran, David Guetta en Usher bewandelt de documentaire zorgvuldig de middenweg tussen underground en mainstream. Erg diep gaat het allemaal niet, maar informatief en vermakelijk is What We Started zeker.

Jean-Michel Jarre: A Journey Into Sound


De gastenlijst voor zijn recente albums Electronica 1 en 2 leest als een who’s who van de elektronische muziek: van Moby, Massive Attack en The Pet Shop Boys tot deejay Armin van Buuren en filmcomponist Hans Zimmer. Die uitputtende verzameling figuranten werpt tevens een licht op de status van Jean-Michel Jarre binnen datzelfde muziekgenre. Voor het Electronica-project wist hij bovendien Who-gitarist Pete Townshend en de Amerikaanse klokkenluider Edward Snowden te strikken.

In de oerdegelijke televisiedocu Jean-Michel Jarre: Journey Into Sound (52 min.) van Birgit Herdlitschke worden plichtsgetrouw het leven en de carrière doorgenomen van de befaamde Franse componist/performer, die in 1976 met Oxygen het pad effende voor de moderne elektronische muziek. Tussen het vertellen door, in bijna verplicht ‘Allo Allo’-Engels, werkt Jarre met zijn prominente gasten aan de Electronica-cd’s. Stuk voor stuk hebben ze warme woorden en superlatieven te over voor de goed gecoiffeerde synthesizerpionier.

De nadruk blijft nadrukkelijk op Jarres muziek liggen. Hoewel hij spreekt over de moeizame relatie met zijn vader, de filmcomponist Maurice Jarre(Lawrence Of Arabia, Doctor Zhivago), en ook zijn tweede ex-vrouw, de Britse actrice Charlotte Rampling, uitgebreid aan het woord komt, is dit geen psychologisch portret van de mens Jean-Michel Jarre. Het is vooral een eerbetoon aan een invloedrijke muzikant.

Gaga: Five Foot Two

Netflix

Afgelopen week moest Lady Gaga vanwege (fysieke) klachten haar Europese tournee afzeggen. Het klinkt cru, maar in wezen was dat bericht een passend vervolg op de documentaire Gaga: Five Foot Two(100 min.), die enkele dagen later op Netflix zou verschijnen. Het zorgde bovendien voor een nieuwsmomentje waarmee die film nog eens extra onder de aandacht kon worden gebracht.

Gaga’s noodgedwongen pitstop levert ongetwijfeld ook ooit weer een nieuwe plaat of creatie op. Zo werkt dat in het door haar gecreëerde universum. Zoals de dood van haar 19-jarige tante Joanne, veertig jaar eerder, de basis vormde voor het album, waaraan de zangeres werkte tijdens de filmopnames voor deze intrigerende documentaire.

Die tante, waarmee Lady Gaga zich gaandeweg is gaan identificeren, levert de fly on the wall-film van Chris Moukarbel tevens een memorabele scène op als Gaga een aan haar opgedragen liedje voor het eerst laat horen aan Joannes moeder, haar eigen oma. Die wil alleen maar niet zo emotioneel worden als haar kleindochter waarschijnlijk had verwacht/gehoopt.

Als het bijbehorende album, tevens Joanne getiteld, enige tijd later uitkomt, is de naam van Gaga’s tante inmiddels uitgewerkt tot een soort logo, dat is te vinden op billboards en trainingsjacks. Het innerlijk lijkt in Lady Gaga’s wereld zo steeds volledig te worden veruiterlijkt.

De camera betrapt Gaga (de échte, welteverstaan) in de documentaire op haar kwetsbaarste momenten – en voor de liefhebbers ook topless. De echte Stefani Germanotta, een uiterst getalenteerde artieste, laat zich nochtans zelden zien in de voorstelling die Lady Gaga opvoert in Five Foot Two. Imago en identiteit zijn ogenschijnlijk helemaal door elkaar gaan lopen.

Het lijkt soms alsof ze geen idee meer heeft wie ze was, is of wil zijn. Of juist veel te goed. Als kijker zie je ’t met een gevoel van opperste vervreemding aan. Alsof je met de armen over elkaar langs de kant van de weg staat te wachten tot dat gruwelijke ongeluk gebeurt, waaraan je je vervolgens kunt verlekkeren.

Deze film, waarin Lady Gaga zelf wordt opgevoerd als producer, is uiteindelijk niets minder dan een (onbedoeld) demasqué. Niet zozeer van de persoon Stefani Germanotta, als wel van de wereld waarvan zij het gloriërende, supergedreven of juist diepbedroefde middelpunt moet zijn. Het prinsesje dat, ondersteund door haar gedienstige hofhouding en joelende onderdanen, moet zien te overleven in Gagaland.