Het Kruis Van Tegelen

Hans Heijnen

Het decor voor deze nieuwe documentaire van Hans Heijnen, de Passiespelen in het Limburgse dorp Tegelen, voelt vertrouwd. Heijnen heeft zich in zijn lange loopbaan opgeworpen als een chroniqueur van het hedendaagse Limburg. Niet van het Limburg van de regenten en hun klusjesmannen overigens, van het gekonkelfoes in de bestuurskamers. Maar van de gewone mensen, van de dorpen en oude wijken.

Waar oog is voor de tradities, tegelijkertijd alles in beweging lijkt en mensen houvast zoeken bij of ten opzichte van elkaar. Waarvoor Heijnen dan maatjes wordt met enkele sleutelfiguren in de gemeenschap, de grootste of zoetste exemplaren uit zijn platenkast gebruikt om de vertelling een weemoedige vernislaag te geven en Huub Stapel laat opdraven als verteller, in Limburgs dialect natuurlijk.

Het Kruis Van Tegelen (77 min.) is in dat opzicht een logisch vervolg op pak ‘m beet De Waterwolf Van Itteren, Bokken En Geiten en Bewakers Van Bemelen. Heijnen belicht ditmaal de voorbereidingen in Tegelen voor het Passiespel van 2020, een theatrale uitvoering van het lijdensverhaal van Jezus Christus die elke vijf jaar voor heel wat consternatie zorgt in de plaatselijke gemeenschap.

‘Altijd ruzie en gedoe bij de Passiespelen, fracties tegen elkaar’, stelt regisseur Ben Verbong, die in 2000 aan het roer stond bij een zeer omstreden versie. Verschillen van mening over de tekst, rolverdeling of de relatie met de katholieke kerk hebben door de jaren heen sowieso familieleden, vrienden en geloofsgenoten uit elkaar gedreven. En ook in 2020, als Corona de Passiespelen plaagt, wordt er weer volop gebakkeleid.

Hans Heijnen laat al die spelers, vrijwilligers en fracties aan het woord, illustreert hun ervaringen, opinies en herinneringen met impressies van allerlei verschillende edities van de Spelen en schetst zo op aanstekelijke wijze een gemeenschap in beroering. Waarbij alle betrokken Tegelenaars gaandeweg wel iets van het lijden van Christus in hun eigen leven lijken te herkennen.

Het Kruis Van Tegelen is hier te bekijken.

Het Verdriet Van Carnaval

John Meulesteen / c: Van Osch Films

‘De stad leeft niet’, zegt John Meulesteen, die gekleed is in traditionele Oeteldonk-kledij. ‘Ik zal niet zeggen dat het oorlog is, want die heb ik nooit meegemaakt, maar het lijkt er wel op.’ Hij laat een dramatische stilte vallen: ‘Tis dood.’

‘Toen alles nog erger werd met die Corona zakte echt de vloer onder ons weg’, vertelt mede-Bosschenaar Jan van den Heuvel. ‘En wat nu? Daar zit je dan, thuis. Het was net of ze door je kop heen schoten, laat ik het zo zeggen. Dus…’

‘Tja, hoe ziet de Carnaval er voor mij uit?’ Piet Netten, die eveneens de kenmerkende kiel en rood-wit-gele sjaal van de Brabantse hoofdstad draagt, denkt er eens over na. ‘Ik denk dat ik mezelf opsluit.’ Hij vraagt zich af: ‘Moet ik deze kleding aantrekken en lekker binnen blijven zitten?’

Het gemis van het jaarlijkse volksfeest doet zich voelen in Het Verdriet Van Carnaval (50 min.) van de Bossche documentairemaker Frank van Osch, die behalve in zijn eigen stad Oeteldonk ook in Grolle (Groenlo) en Oeles-riek (Tegelen) heeft opgetekend welke plek Carnaval inneemt in het leven van fanatieke vierders en wat het voor hen betekent als het absolute hoogtepunt van het jaar moet worden afgeblazen. Zonder Carnaval is het leven, zo wordt duidelijk uit enkele treffende scènes, maar een troosteloze bedoening.

Zijn hoofdpersonen hebben zich voor de gelegenheid in hun zorgvuldig samengestelde Carnavalskloffie gestoken en worden zo door fotograaf Jan Banning, met wie Van Osch al eerder samenwerkte, ook op de foto gezet. Hun verhalen over het feest der feesten, steevast voorzien van een lach en een traan, worden begeleid door toepasselijke, soms alleen wat nadrukkelijk aanwezige blaasmuziek. Als ze vertellen over de pracht en praal, de bijbehorende tradities en de algehele verbroedering, beginnen hun ogen overduidelijk te glinsteren.

En soms, ineens, is er die brok in de keel. Wat Carnaval voor hen betekent laat zich ook niet altijd in woorden vatten – dat moet je nu eenmaal voelen – maar hun gezichten spreken dan boekdelen en laten er geen misverstand over bestaan wat die dolle dagen al een leven lang in hen te weeg brengen. Dat wordt ook glashelder voor degenen onder ons die niets ‘voelen’ bij Carnaval en geneigd zijn om hun wenkbrauwen te fronsen bij de aanblik van het jaarlijkse feestgedruis in met name het zuiden des lands.