The Jewel Thief

Disney+

Voor sommige hedendaagse documentaires lijken ze misdaad zonder slachtoffers te hebben uitgevonden. The Jewel Thief (99 min.) is weer zo’n schelmenverhaal, waarin de held, de Canadese meesterdief Gerald Daniel Blanchard, James Bond-achtige allure wordt toegedicht en eigenlijk iedereen met een zekere bewondering naar ‘s mans criminele activiteiten kijkt. ‘Dit is een waargebeurd verhaal’, waarschuwt filmmaker Landon Van Soest nog. ‘Althans, grotendeels.’

Want Blanchard zelf maakt al zijn strapatsen soms nét iets spectaculairder dan ze al waren. Zijn bloedeigen moeder Carol Phegly relativeert die verhalen dan weer. Nee, als kind stal hij helemaal geen melk omdat ze zich dat niet konden veroorloven. Kleine Danny had ’t vooral op snoep voorzien. Een klein half uur later zal Blanchards vader Richard Fedoruk, de zelfverklaarde ‘Canadese Chuck Norris’ die pas op latere leeftijd kennismaakte met zijn zoon, zich nochtans doodleuk voorstellen als ‘de biologische vader van Gerald Blanchard, crimineel meesterbrein van de wereld’.

Op de achtergrond klinkt dan een funky deuntje, want Van Soest dient alle verwikkelingen rond zijn briljante boef graag met schwung en humor op. Na een armoedige jeugd, waarin de bank Gerald en zijn moeder meermaals uit hun huis dreigt te zetten, begint die zich als tiener te gedragen als een typische kruimeldief. Hij jat hele winkels leeg. Ook dan gaat Blanchard, volgens hemzelf en lieden die ooit met hem optrokken, al bijzonder inventief te werk. Met slinks bewerkte kassabonnetjes levert hij bijvoorbeeld gestolen spullen weer in en krijgt er dan zowaar keiharde cash voor terug.

Zulke kwajongensstreken groeien al snel uit tot het serieuze werk. Blanchard begint op bijzonder ingenieuze wijze banken, een natuurlijke vijand sinds zijn jeugdjaren, leeg te trekken. Dat levert stapels dollarbiljetten op – meer dan een normaal mens kan verbrassen – maar daarvoor schijnt ie ’t helemaal niet te doen. Hij wil simpelweg de politie te slim af zijn en daagt de agenten die op hem jagen dan ook opzichtig uit: Catch Me If You Can! ‘Hij deed ‘t voor de kick’, meent rechercheur Mitch McCormick. ‘Hij beroofde een bank van 600.000 dollar. Vlak daarna stal hij een broodrooster.’

En dan nadert deze smeuïge heistdocu, na een stief uur, de fase in Blanchards criminele carrière waaraan de luchtige crimefilm zijn titel ontleent. In Wenen wordt in 1998 op klaarlichte dag een ster van de befaamde Oostenrijkse keizerin Sissi gestolen uit het Schönbrunn Paleis. ‘Ik moet voorzichtig zijn met wat ik nu zeg, want als ik zeg dat ik het stal kan ik in Oostenrijk worden aangeklaagd voor diefstal, zegt Gerard Blanchard daarover tegen Van Soest. Hij vervolgt, niet zonder lol: ‘De kranten zeiden dat ik uit een vliegtuig was gesprongen en op het dak van het paleis was geland.’

En dat is natuurlijk weer een leugentje, een poging om het toch al enerverende kat- en muisspel, waarin hij verwikkeld is geraakt met allerlei autoriteiten, nog wat Ocean Eleven-achtige allure mee te geven. Want Blanchard geniet overduidelijk van zijn status en laat in deze docu slechts zelden het achterste van zijn tong zien. Als de informant, waardoor hij uiteindelijk achter de tralies belandt, ter sprake komt bijvoorbeeld. ‘De rechtbank van de straat zal zorgen voor gerechtigheid’, zegt hij dan met een vreemde grimas op zijn gezicht. ‘Ik denk dat hij ergens in een veld zal worden achtergelaten.’

Die kant van het verhaal wordt in kekke schelmendocu’s zoals The Jewel Thief echter met liefde en plezier onder het tapijt geveegd. Daarin hijsen ze een meesterdief liever op het schild, zodat we hem met zijn allen kunnen bewonderen. En dat zou ook wel eens precies kunnen zijn waarnaar Gerald Blanchard eigenlijk ten diepste verlangt. Zo bezien lijkt misdaad voor hem wel degelijk te lonen – ook omdat bij niemand in deze film zichtbaar wordt gemaakt wat die heeft gekost.

Romy Et Alain, Les Éternels Fiancés

Arte

Wat uiteindelijk een levenslange liefde zal worden, begint als een promotiestunt. Om de aandacht alvast te vestigen op de film Christine (1958), die ze samen gaan opnemen, wacht hoofdrolspeler Alain Delon zijn co-ster Romy Schneider op het Parijse vliegveld Orly op met een enorme bos rode rozen. Die zijn netjes door de productie van de film aangeschaft. De twee hebben elkaar nog nooit ontmoet.

De foto’s van de Franse ‘bad boy’ en de bevallige Duitse actrice, die dan al een filmlegende is door haar suikerzoete rol als de Oostenrijkse keizerin Sissi, kunnen direct de bladen in. Echte liefde tussen de twee iconen van de Europese cinema zal dan niet lang meer uitblijven, volgens de bitterzoete tv-docu Romy Et Alain, Les Éternels Fiancés (52 min.) van regisseur Olivier Monssens.

Terwijl zijn carrière een vlucht neemt, stelt een alwetende verteller, lijkt die van haar echter te stagneren. Illustratief is een interview dat Delon, met Schneider aan zijn zijde, geeft tijdens het filmfestival van Cannes in 1962. Nadat de journalist hen heeft bedankt voor het gesprek, zegt die per abuis ‘tot ziens, Sissi en Alain Delon’. Schneider reageert als door een adder gebeten en toch poeslief: ‘Niet Sissi!’

De sporen van de geliefden beginnen daarna uiteen te lopen en leiden tot een breuk. Pas bij de opnames voor de film La Piscine (1969) ontmoeten Delon en Schneider elkaar weer, waarna ze elkaar nooit meer helemaal loslaten. Voor de geschiedenis van deze twee levens, in de verf gezet met film- en backstagebeelden, gaat Monssens te rade bij hun biografen en de conservator van een Romy Schneider-tentoonstelling.

Regisseur Costa-Gavras, fotograaf Jean-Marie Périer, acteur Sophie Grimaldi, producent Alain Terzain en regisseur Volker Schlöndorff zetten ondertussen de puntjes op de i in dit tijdloze liefdesverhaal over twee Europese filmsterren die zich, waarschijnlijk zonder dat ze het letterlijk hebben uitgesproken, voor het leven met elkaar verbinden. Totdat de dood ook hen scheidt.