Right To Fight

SkyShowtime

Vrouwen zijn er niet voor gebouwd. Het zijn onderdanige wezens. Die laat je dus niet boksen. Ze kunnen sowieso geen klappen op de borst krijgen, stelt de bekendste vechter ter wereld, Muhammad Ali. Vrouwen denken dat ze dezelfde dingen kunnen als mannen, constateert Ali’s grote rivaal Joe Frazier misprijzend. Nee, de Amerikaanse bokswereld zit begin jaren zeventig bepaald niet te wachten op vrouwelijke vechters. Er bestaat alleen zoiets als ‘apartment boxing’, vertelt boksjournalist Mike Silver. Flatboksen. Videobanden van boksende vrouwen, liefst topless.

Dat is echter buiten geëmancipeerde vrouwen zoals Cathy ‘Cat’ Davis, Lady Tyger en Killer Diane gerekend. Zij willen koste wat het kost de ring in. De officiële bokscommissie wil alleen geen vergunningen afgeven aan vrouwen. Ze zullen hun Right To Fight (89 min.) dus moeten opeisen. Het is een aansprekend verhaal, dat volgens bokshistorica en oud-vechter Sue ‘Tiger Lilly’ Fox desondanks nooit de officiële geschiedschrijving van de sport heeft bereikt. Want die wordt nu eenmaal vooral opgetekend door mannen, die vast weinig van het feminisme moe(s)ten hebben.

Het gaat er stevig aan toe, in de beginjaren van het vrouwenboksen. In de sportschool waar Pat ‘Liberation’ Pineda traint breekt bijvoorbeeld brand uit, toevallig op de plek waar haar spullen liggen. Pat heeft echter iets te bewijzen – vooral naar zichzelf – en laat zich dus door niets of niemand van de wijs brengen. Vanwege alle bedreigingen heeft ze wel een politie-escorte nodig voor haar tweekamp met Kim Maybee. Pat Pineda heeft ondertussen ook iets te verbergen, vertelt ze in deze doeltreffende docu van Georgina Camnalleri. Iets wat een mannelijke bokser nooit zal overkomen.

De vrouwelijke atleten krijgen verder gedurig te maken met seksisme. Ze moeten zich de mannen soms letterlijk van het lijf houden. Als ‘sexy’ vrouwen, die vreemd genoeg toch vaak voor manwijf of lesbienne worden versleten, zijn ze volgens officials ook slecht voor het imago van de sport (waarbij mannen elkaar dus tot moes proberen te slaan). En als de bobo’s dan toch overstag moeten, gedwongen door de rechter, tonen ze een ander kwalijk trekje: good ol’ racisme. Want als er dan toch zo nodig vrouwelijke boksers moeten komen, dan liefst wel witte vrouwelijke boksers.

De roomblanke ‘Cat’ Davis, binnengehaald als The Great White Hope, krijgt dus de prijsgevechten toebedeeld die haar zwarte opponent Marian ‘Lady Tyger Trimiar worden onthouden. En Cats manager Sal Algieri blijkt ook nog wat slinkse trucs achter de hand te hebben. Kordaat diept de eerste generatie vrouwelijke boksers, die in het geladen eind van Ready To Fight nog eens samenkomt om ervaringen uit te wisselen, een onvermoede kant op van de tweede feministische golf waarbinnen ook zij, vooral buiten de boksring, flink strijd hebben moeten leveren.

Cocaine Cowboys: The Kings Of Miami

Netflix

Het waren getapte jongens, Sal Magluta en Willy Falcon. In hun powerboats maakten ze in de jaren tachtig zo’n beetje onderling uit wie er met het Amerikaanse kampioenschap vandoor ging. En zoals dat gaat bij dit soort onweerstaanbare schelmen waren er in hun aanwezigheid altijd feestjes, mooie vrouwen en drugs. Cocaïne, om precies te zijn. Waar de twee Cubaanse Amerikanen dan weer zelf op grote schaal in handelden.

Als eerste generatie-immigranten hadden ze aan den lijve ondervonden wat armoe was, vertellen familie, vrienden en collega’s in de zesdelige serie Cocaine Cowboys: The Kings Of Miami (272 min.). En dus kon je het Sal en Willy toch moeilijk verwijten dat ze gevoelig waren voor het snelle geld? Daarbij gedroegen ze zich overigens netjes, hoor: het olijke duo uit ‘The Sunshine State’ Florida hield zich altijd ver van geweld.

Tenminste, tótdat de grond hen echt te heet onder de voeten werd. Toen ze in de jaren negentig voor de rest van hun leven in de cel dreigden te verdwijnen, lieten hun advocaten in een juristen- en gevangenistijdschrift een lijst met potentiële getuigen van justitie publiceren. Die werden rücksichtslos uit de weg geruimd. It’s all in a day’s job for cocaine cowboy (die het appartement waar ze gingen feesten doodleuk ‘Scarface‘ noemden).

En regisseur Billy Corben laat alle ‘muchachos’, gangsterliefjes, consiglieres en domme krachten in deze pastiche op Miami Vice, The Sopranos en Narcos nu gewoon lekker leeglopen. Kritische kanttekeningen blijven achterwege. Hij voorziet hun sterke verhalen liever van kekke montagetrucs, popi humor en – natuurlijk – een overload aan latin-muziekjes, onderbroken door een enkele eighties-klassieker.

Want het moet natuurlijk wel leuk blijven, zo’n trip nostalgia door de gouden jaren van de cokebusiness. Gaandeweg krijgt Cocaine Cowboys een iets grimmiger karakter, als het politieonderzoek naar en de rechtszaken tegen de drugsbaronnen en hun trawanten de aandacht beginnen op te eisen. Deze gladde miniserie verzuimt echter om hun wereld écht bloot te leggen en blijft daardoor aan de, weliswaar best vermakelijke, oppervlakte steken.