James Ensor. De Man Achter Het Masker

VRT

‘s Mans leven en werk roepen driekwart eeuw na zijn dood nog altijd meer vragen op dan er antwoorden voorhanden zijn. De verschillende sprekers in James Ensor. De Man Achter Het Masker (55 min.) krijgen er hun vinger maar niet achter. Hij is ‘the first Belgian modern artist’ (kunsthistorica Susan Canning), ‘die schilder vanuit de Vlaanderenstraat’ (een buurtgenote die als kind doodsbang voor hem was) en vooral ‘een blijvend intrigerend geval’ (curator Herwig Todts).

Al op de Koninklijke Academie Voor Schone Kunsten in Brussel wilde James Ensor (1860-1949) volgens archivaris Patrick Florizoone de uitzondering zijn – ook al was hij er helemaal geen hoogvlieger. Ensor was ervan overtuigd dat hij uitzonderlijk was. Kunstacademies waren in zijn optiek voor kortzichtigen, voor lieden die het gebaande pad namen. Hij daarentegen wilde raken met zijn werk. ‘Hij cultiveert hoe hij miskend werd’, aldus Florizoone. James Ensors wapen wordt het licht. Compromisloos blijft hij de grenzen opzoeken en laat anderen dan ontzet of bewonderend achter.

De Intrede Van Christus In Brussel, het pièce de résistance van de tegendraadse kunstenaar uit Oostende uit 1889, hangt sinds 1987 in het J. Paul Getty Museum te Los Angeles. Ensor schilderde ‘t op z’n achtentwintigste – als statement en reactie op Dimanche d’Été à La Grande Jatte,het meesterwerk van zijn op dat moment toonaangevende collega Georges Seurat – maar liet het daarna veertig jaar lang hangen in z’n eigen atelier. In LA weten ze er nog altijd niet goed raad mee. Het schilderij is extra hoog opgehangen en omgeven door sculpturen, zodat het de rest niet in de weg zit.

Ensors werk is kleurrijk, agressief, filmisch, provocatief en luguber, toont deze krachtige film van Maarten Vandeursen en Pieter Verbiest, waarin ook Oostendenaar Sam Louwyck, schilder Fred Bervoets en kunstenaar Paul McCarthy hun licht laten schijnen over die enigmatische man met meer vijanden dan vrienden. Vreemd is dat overigens niet. Ook in zijn schilderijen trapt Ensor wild om zich heen. Naar notabelen – men neme bijvoorbeeld Doctrinaire Voeding waarin hij koning Leopold en co letterlijk in de bek van het gewone volk laat schijten – maar ook naar de kunstwereld zelf.

James Ensor wil de hypocrisie blootleggen. Ontmaskeren. Letterlijk: door het veelvuldig gebruik van maskers in zijn schilderijen. Zijn oeuvre heeft nog niets aan kracht ingeboet, betoogt deze documentaire, gezegend met een onheilszwangere soundtrack, die zijn kunst weer helemaal in het nu plaatst. Dat is knap: hoe een man en zijn werk, 75 jaar na zijn dood, weer tot leven worden gewekt. Zodat het mysterie Ensor wordt verlicht en toch blijft voortbestaan.

Als Je Ons Kan Horen

Prime Video / VRT

Het duurt bijna vijftig minuten voordat zijn naam voor het eerst valt in de vierdelige serie Als Je Ons Kan Horen (Franse titel: Innommable, 223 min.): Dutroux, zonder voornaam erbij. Hij leidt de Belgische rechercheurs, die hem enkele dagen eerder hebben aangehouden en verhoord, op 15 augustus 1996 naar een huis in het Waalse stadje Marcinelle, waar twee ontvoerde tienermeisjes worden aangetroffen: Sabine Dardenne (12) en Laetitia Delhez (14).

Vier andere Belgische meisjes zijn dan nog vermist. De ouders van de verdwenen zevenjarige vriendinnetjes Julie Lejeune en Mélissa Russo verkeren al veertien maanden in opperste onzekerheid over het lot van hun dochters. De vaders en moeders van Eefje Lambrecks (19) en An Marchal (17), verdwenen na een optreden van de Nederlandse hypnotiseur Rasti Rostelli in Oostende, lopen ook al een jaar met een gigantische steen in hun maag rond.

Aflevering 1 van deze indringende miniserie van Joeri Vlekken is volledig gericht op hen: ouders die met het ergst denkbare worden geconfronteerd – de verdwijning van een kind – en volledig in het duister tasten over wat er met hen is gebeurd. Omdat ze het gevoel hebben dat de politie verzaakt, zetten ze zelf alles op alles om hun dochters te vinden. En altijd zijn er camera’s en journalisten die hen een podium bieden – en hun leed van dichtbij vastleggen.

Vlekken kiest consequent het perspectief van deze ouders. Als in de tweede aflevering duidelijk wordt dat Dutroux, Marc dus, en zijn handlangers waarschijnlijk betrokken zijn geweest bij de vermissing van hun kinderen, blijft de serie dit benaderen vanuit hen, de nabestaanden in spe. Van hen blijkt ook opvallend veel en zeer tragisch beeldmateriaal te zijn gemaakt, bijvoorbeeld van hoe Ans ouders thuis op nieuws wachten terwijl er bij Dutroux opgravingen worden gedaan.

Als Je Ons Kan Horen presenteert alle tragische ontwikkelingen sober en zakelijk, zonder vet aangezet true crime-randje. Dat is ook zeker zo effectief. Joeri Vlekken laat de gebeurtenissen inkaderen door agenten en journalisten die bij de zaak betrokken waren – de directe familieleden van Dutroux’s slachtoffers participeren niet in de serie – maar laat vooral het archiefmateriaal, ondersteund door een stemmige soundtrack, zijn verpletterende werk doen.

Deel 3 concentreert zich op de volkswoede over De Zaak Dutroux, die uitmondt in een Witte Mars in Brussel. Daarna volgt in de slotaflevering de juridische afwikkeling ervan, waarbij Marc Dutroux voor het eerst herkenbaar in beeld is te zien. Met mate, dat wel. Dit onderstreept nogmaals Vlekkens insteek: niet het ‘monster’, de meest gehate man van België, de potentiële true crime-held, staat centraal, maar zijn slachtoffers, de overledenen en hun familieleden.

Juist doordat de docuserie elke vorm van sensatiezucht ontbeert en ook de bijbehorende (complot)theorieën over een pedofilienetwerk nauwelijks exploreert, komt de impact van wat Dutroux en zijn handlangers hebben aangericht extra hard binnen. De steeds terugkerende tijdlijn waarop alle ontwikkelingen worden geplaatst is in dat verband pijnlijk effectief. Eerst: zoveel dagen sinds de meisjes zijn verdwenen. Dan: het aantal dagen sinds zij zijn gevonden.

Onverdraaglijke onzekerheid, gevolgd door onpeilbaar verdriet. Het leed van de ouders, de overlevende meisjes, een heel land eigenlijk, etst zich zo ook in de ziel van de kijker.

Trailer Als Je Ons Kan Horen

Servais

‘Een film is nooit perfect’, zegt de Belgische animatiefilmer Raoul Servais. Hij legt uit hoe dat werkt in zijn hoofd: ‘Laten we zeggen dat tien procent van een film niet perfect is, maar je hebt de indruk dat negentig procent niet perfect is. Die indruk krijg ik telkens als ik mijn films afgewerkt heb.’ Die twijfel zorgde er bijvoorbeeld voor dat hij de première van zijn laatste film Tank (2015) op het filmfestival van Gent bijna had afgeblazen.

Dergelijke gevoelens drijven de inmiddels hoogbejaarde pionier van de Belgische animatiefilm ongetwijfeld nog altijd voort, maar erg veel reden is er niet voor zulke elementaire twijfel. Servais’ loopbaan, die inmiddels ruim een halve eeuw omspant, is een aaneenschakeling van loftuitingen geworden. Met Harpya won hij in 1979 bijvoorbeeld een Gouden Palm op het filmfestival van Cannes. Een jaar later werd de korte productie zelfs gekozen tot één van de beste animatiefilms aller tijden.

De aimabele Servais (60 min.) blijft in dit fraaie portret van Rudy Pinceel, dat vanzelfsprekend is doordesemd met fragmenten uit zijn imposante oeuvre en dat zijn privéleven veelal buiten beschouwing laat, evenwel de bescheidenheid zelve. Als hij een eigen vleugel krijgt aangeboden in het Muzee in zijn geboorteplaats Oostende, te midden van schilders als James Ensor en Léon Spilliaert, stelt hij zichzelf weer elementaire vragen. ‘Verdien ik dat wel? Is mijn werk sterk genoeg?’

Intussen steken collega’s en notabelen ongegeneerd de loftrompet over de peetvader van de Europese animatie, bijvoorbeeld als hij in 2018 bij z’n negentigste verjaardag wordt uitgeroepen tot ereburger van zijn stad. Hij heeft niet alleen baanbrekend werk verricht met zijn eigen films, maar stond begin jaren zestig ook aan de basis van de allereerste Europese animatieopleiding in Gent. ‘Je moet daar niet trots op zijn’, zegt hij, geheel in stijl, tegen een verslaggever van de VRT. ‘Alleen tevreden dat je het mag doen.’

Soupçons: Les Dessous De L’Affaire Wesphael

Netflix

Heeft ze de hand aan zichzelf geslagen? Of is Véronique Pirotton toch vermoord door haar echtgenoot? Op die fatale 31e oktober van 2013 verbleven ze samen op kamer 602 van Hotel Mondo te Oostende. Daar hadden ze eerst uitbundig de liefde bedreven – eerst tot vermaak en later tot ergernis van andere hotelgasten – en vervolgens gigantisch ruzie gemaakt. De consternatie eindigde met een enorme dreun.

Die echtgenoot was een bekende Belg, de Waalse politicus Bernard Wesphael. Hij had de schijn tegen: zijn vrouw had een affaire. Al houdt Wesphael in Soupçons: Les Dessous De L’Affaire Wesphael (179 min.) bij hoog en bij laag vol dat hij daarvan geen idee had. Hij meende dat ze last had van een stalker. Onzin! stellen familieleden van het slachtoffer. Wesphael liegt dat hij zwart ziet. En hij is zo schuldig als wat.

Véronique en Bernard hielden er in elk geval een tumultueuze relatie op na, zo moet de hoofdverdachte toegeven. Met veel hartstocht, drank en conflicten. Volgens hem was ze al langer instabiel, gebruikte ze veel medicatie en had ze bovendien al diverse zelfmoordpogingen ondernomen. Nu was het haar, in een letterlijk bezopen bui, eindelijk gelukt. Of was er toch, hypothese 3, sprake van een spontane dood?

Bernard Wesphael blijft in deze vijfdelige true crime-serie in elk geval onverminderd pleiten voor zijn onschuld. In tamelijk bizarre scènes gaat hij daarnaast terug naar locaties die een rol speelden in de noodlottige gebeurtenissen en acteert daarbij onbekommerd zichzelf, bijvoorbeeld als hij in de gevangenis van Brugge verliefd wordt op een ander. Het lijkt bijna alsof hij ervan geniet om de hele kwestie weer eens lekker op te rakelen.

Regisseur Alain Brunard illustreert ‘s mans beweringen en de (conflicterende) verklaringen van getuigen, deskundigen en familieleden met beveiligingscamerabeelden uit het hotel, de verhoren van Wesphael en een politiereconstructie van wat er ter plaatse gebeurd kan zijn. De politieke loopbaan van de hoofdverdachte in deze zaak die de Belgische media jarenlang beheerste blijft opmerkelijk genoeg volledig onbelicht.

Door alle tegenstrijdige lezingen over wat er die laatste avond is gebeurd en hoe de driehoeksverhouding tussen de politicus, diens getroebleerde vrouw en haar geheime minnaar in elkaar stak, is het vrijwel onmogelijk vast te te stellen hoe de vork precies in de steel zit. Feit is dat Véronique Pirottons dood, die doet denken aan het noodlottige ongeluk/de slinkse moord in de true crime-klassieker The Staircase, meer dan stof genoeg biedt voor drie uur vermakelijk giswerk.