Sean Penn: The Outsider

Terranoa / VPRO

Meer dan een figurantenrol zat er niet in. Het zou een ‘match made in Hell’ zijn geweest: de geboren rebel Sean Penn, later ook wel ‘de nieuwe James Dean’ gedubd, als vast onderdeel van de entourage van de Ingalls-familie in de zoetsappige Amerikaanse televisieserie Little House On The Prairie. Penns bijdrage bleef echter beperkt tot een te vergeten rolletje in een aflevering die was geregisseerd door zijn vader Leo.

Bij die man zat wat, betoogt France Swimberge in het tv-portret Sean Penn: The Outsider (52 min.). Leo Penn was een WOII-veteraan die later als filmmaker op de zwarte lijst van de communistenjager Joe McCarthy was beland. Dat maakte hem het werken – en leven – lang onmogelijk en ontstak in zijn zoon een links vuur, dat nog lang bleef smeulen in ‘Citizen Penn’ – óók op plekken waar hij zijn vingers eraan kon branden.

Ten tijde van dat Kleine Huis op de Prairie was Sean veertien, zomaar een ‘Dogtown-brat’. Zo’n Californische lefgozer, die zich onledig hield met surfen – een wereld die hij later nog eens zou bezoeken als verteller van de documentaire Dogtown And Z-Boys (2001). Nog lang niet ‘the handsome broken face of film’, zoals verteller David Gasman hem noemt, één van de vele benamingen waarmee hij de held van deze docu opzadelt.

‘Mr. Madonna’ is een andere. Toen Sean ’t in zijn hoofd had gehaald om de grootste popster van dat moment te trouwen. Aan de zijde van Madonna zou hij in de jaren tachtig al snel nóg een bijnaam verwerven: ‘bad boy’. Een kerel die zich kon verliezen in drank en losse handjes had. Dat explosieve imago vertaalde zich ook naar het filmscherm met prachtige rollen in kaskrakers als Carlito’s WayDead Man Walking en Mystic River.

Net nadat zijn broer Chris op veertigjarige leeftijd was overleden maakte Sean Penn als regisseur zijn beste film: Into The Wild (2007), een exploratie van hoe een jonge Amerikaan alles achter zich laat om de wildernis in te trekken – om nooit meer terug te keren. Penn zelf ging zich intussen meer en meer toeleggen op activistische activiteiten, waarvoor hij bij Fox News dan weer ‘enemy of the state’ werd genoemd.

Zo jaagt dit profiel, dat natuurlijk is opgeleukt met talloze filmfragmenten en (talkshow)interviews met ‘America’s trouble maker’, Penns leven en loopbaan erdoorheen, voortdurend laverend tussen zijn ontwikkeling als ongeleid links projectiel en ‘method actor’, die ook tussen de opnames door in zijn rol wil blijven. Een man die gaat voor risico en lol, een neiging heeft tot zelfdestructie en altijd en overal reuring veroorzaakt.

Trailer Sean Penn: The Outsider

Robert de Niro – Hiding In The Spotlight

Zed

Hele generaties filmliefhebbers zijn met hem opgegroeid. Via klassiekers zoals Mean Streets, The Godfather, Taxi Driver, Novecento, The Deer Hunter, Raging Bull, Once Upon A Time In America, The Untouchables en Goodfellas en allerlei andere kaskrakers is Robert de Niro één van de beeldbepalende gezichten van het laatste kwart van de twintigste eeuw geworden. Maar wat er werkelijk schuilgaat achter die gepijnigde blik van de ‘method actor’? En of daar inderdaad het geweld zit verstopt, dat in zijn films zo vaak op een angstaanjagende manier tot uitbarsting komt?

De man achter al die illustere rollen praat er liever niet over. Hij houdt zich doorgaans zelfs zó goed schuil voor de buitenwereld dat de vraag soms gerechtvaardigd lijkt óf er eigenlijk wel zo’n man is. Of is de meesteracteur Robert de Niro simpelweg een hol vat dat steeds moet worden gevuld met een nieuwe rol die zijn leven helemaal overneemt? Waarvoor hij dan Marlon Brando gedetailleerd moet bestuderen, zijn vergunning als taxichauffeur haalt en dan dag en nacht in de onguurste New Yorkse buurten gaat rondrijden of bereid blijkt om zich vol te vreten en zo tientallen kilo’s aan te komen.

In Robert de Niro – Hiding In The Spotlight (53 min.) legt Jean-Baptiste Péretié zulke vragen niet voor aan zijn protagonist en diens (professionele) omgeving. Alleen De Niro’s favoriete regisseur Martin Scorsese mag zo nu en dan, buiten beeld, even toelichting geven. En Quentin Tarantino krijgt zowaar ook nog even een quoteje in beeld. Péretié kíjkt vooral naar de meesteracteur. Ergens in al die onvergetelijke filmscènes, en het monnikenwerk dat De Niro daarin heeft gestoken, moet de mens Bobby De Niro, kind van het kunstenaarsduo Robert Sr. en zijn ex-vrouw Virginia Admiral, verstopt zitten.

En een verteller plaatst al die rollen in hun tijd, maatschappelijke context en de plek in het leven en de carrière van Robert de Niro, die samen met zijn collega Al Pacino (tevens geportretteerd door Péretié) wordt beschouwd als de grootste acteur van zijn generatie. In deze boeiende archieffilm wordt De Niro alle eer aangedaan. Op latere leeftijd zal hij zichzelf in komische rollen nadrukkelijk relativeren als acteur, openbloeien als mens en zich bovendien ferm uitspreken over politieke ontwerpen, zoals de opkomst van de door hem gehate Donald Trump. De man is dan definitief uit de acteur gekomen.

En zo nu en dan schiet hij nog altijd raak in/met een karakterrol. In oktober gaat bijvoorbeeld Killers Of The Flower Moon, Robert de Niro’s tiende film met zielsverwant Scorsese, in première in de bioscoop.

Trailer Robert de Niro – Hiding In The Spotlight

Wu-Tang Clan: Of Mics And Men

Don’t grow old gracefully’, voegde Pete Townshend The Rolling Stones ooit toe bij hun introductie in The Rock And Roll Hall Of Fame. ‘It wouldn’t suit you.’ En als dat voor één hedendaagse act ook zou moeten gelden, dan is het voor The Wu-Tang Clan. En zie daar: 25 jaar na dato opereren de New Yorkse hiphoppers nog altijd als een hechte eenheid, die tegelijkertijd elk moment kan ontsporen.

Individueel zouden deze jongens uit een achterbuurt in Staten Island, die vrijwel allemaal opgroeiden in een vaderloos gezin en daarna in de welig tierende drugswereld belandden, stuk voor stuk uitgroeien tot absolute wereldsterren: RZA, Method Man, Ghostface Killah, GZA, Masta Killa, Raekwon, Cappadonna, Inspectah Deck, U-Love en de onverbeterlijke brokkenpiloot Ol’ Dirty Bastard (die in 2004 overleed aan een fatale combinatie van cocaïne en pijnstillers). En dat zette, natuurlijk, druk op het collectief. In de vierdelige documentaireserie Wu-Tang Clan: Of Mics And Men (232 min.) van Sacha Jenkins wordt dat niet onder het tapijt geveegd. Geld en onderlinge wedijver hebben heel veel verpest.

Een pijnlijk voorbeeld daarvan is de relatie van Wu-Tangs onbetwiste spil Robert ‘RZA’ Diggs met zijn oudere broer Mitchell ‘Divine’ Diggs, die jarenlang de zakelijke belangen van de groep behartigde. Divine moest met lede ogen aanzien hoe er in Wu-Tang Clan-verband enorme sommen geld werden verkwist en kon/kan al helemaal niet begrijpen dat zijn broer anderen ruimte gaf om elders een solocarrière op te starten (en zo het bedrijf tientallen miljoenen lichter maakte). Voor RZA is het echter nog altijd simpel: een ‘brother’, zo niet zijn eigen broer, is belangrijker dan de knaken. Divine, die sindsdien duidelijk goed heeft geboerd, blijkt nog altijd niet on speaking terms met de rest van de groep, maar doet wel degelijk zijn zegje in de serie.

En ook sommige anderen hebben nog een rekening te vereffenen met elkaar. Neem dat gerust letterlijk. Treffend zijn bijvoorbeeld de verwikkelingen rond het album Once Upon Time In Shaolin (2015), waaraan de Tilburgse (!) reserve-Wu-Tanger Cilvaringz en diens beschermheer RZA zes jaar lang in stilte, stiekem dus, werkten. Diverse clanleden hadden naderhand het gevoel dat ze erin waren geluisd. Toen ze op verzoek een stukje inrapten, was er helemaal geen sprake van een officiële Wu-Tang Clan-langspeler, waarvan bovendien maar één (lees: 1) exemplaar op de markt zou worden gebracht. Toen het ding op een veiling voor twee miljoen dollar werd gekocht door ‘de meest gehate man van Amerika’, waren de rapen gaar.

Dergelijke strubbelingen geven de met veel interviews, archiefmateriaal en muziek opgetekende bandhistorie kleur, maar eigenlijk is de menselijke noot, als de hiphop-pet zogezegd even wordt afgezet, nog veel interessanter. Als Masta Killa en zijn vader bijvoorbeeld vertellen dat ze familie zijn van Marvin Gaye. Of als Method Man en U-God tijdens hun bezoek aan een voormalig bijbaantje, in het restaurant bij het Amerikaanse vrijheidsbeeld, weer even de tieners Clifford Smith en Lamont Hawkins worden. ‘Ik droom soms dat ik hier nog werk’, zegt Clifford (alias Method Man) tegen ‘meneer Hill, zijn voormalige leidinggevende. ‘Dit was echt de beste baan die ik ooit heb gehad.’ Waarna hij een veger en blik vraagt en nog eenmaal het restaurant rondgaat.

Al met al zijn de wildebrassen, getuige dit bijzonder aardige groeps- en zelfportret, toch nog behoorlijk gracieus opgegroeid. Als artiest, als lid van de Wu-Tang-familie én als vader van hun eigen kinderen. En die zogenaamde ‘volwassenheid’ staat ze niet eens slecht.