The Last Expedition

Vinca Film

De dood of de gladiolen – of tóch een zeer vakkundig uitgevoerde ontsnapping? Als Wanda Rutkiewicz, de eerste Poolse alpinist die de Mount Everest heeft bedwongen, in mei 1992 niet terugkeert van haar beklimming van de Kangchenjunga-berg in Nepal, lijkt het evident dat ze ergens onderweg is omgekomen. Toch is er nog een ander scenario: Rutkiewicz zou zich, zoals ze eerder al bij haar moeder opperde, hebben teruggetrokken in een nonnenklooster te Tibet en daar nog altijd in stilte leven.

Ruim dertig jaar later reist klimmer Eliza Kubarska in The Last Expedition (85 min.) zelf af naar de Himalaya-top, op zoek naar het antwoord op de vraag wat er is gebeurd met de vermaarde bergbeklimster, die zich na de dood van haar derde echtgenoot Kurt Lyncekrüger had vastgebeten in een nieuw idee: met de ‘Caravan To Dreams’ wilde ze binnen één jaar nog acht van de hoogste bergtoppen ter wereld beklimmen. Dan zou ze als eerste alpinist ter wereld alle veertien ‘achtduizenders’ op haar naam hebben staan.

‘Dan ben ik voor de verandering eens niet nummer drie op het podium, achter Messner en Kukuczka’, stelt Wanda Rutkiewicz in één van de bewaard gebleven geluidsopnames die Kubarska gebruikt als geraamte voor haar film. ‘Ik zal de eerste zijn die iets nieuws heeft geprobeerd.’ Uit deze ferme ambitie spreekt meteen Rutkiewiczs verlangen om nu eindelijk eens op haar eigen merites beoordeeld te worden. Als één van ‘s werelds beste bergbeklimmers, waarbij ’t er niet toe doet dat ze tot het vrouwelijke geslacht behoort.

Altijd weer moet ze zich echter bewijzen ten opzichte van mannelijke collega’s, blijkt uit het overvloedige archiefmateriaal in The Last Expedition. Impliciet – en soms ook zeer expliciet – wordt ze geconfronteerd met vooroordelen over vrouwen. Na haar beklimming van de Annapurna-berg, in het jaar voor haar verdwijning, klinkt er zelfs openlijke twijfel of ze de top van die Himalaya-berg wel heeft bereikt. Kubarska legt zulke en andere zaken uit het leven van haar heldin ook voor aan familieleden, vrienden en collega’s.

In retrospectief wordt Wanda Rutkiewicz, één van de belangrijkste bergbeklimmers van haar tijd, toch een wat tragische figuur. Niet door wie ze was – juist niet – maar om hoe ze werd bekeken. Zo bezien is het ook heel goed voor te stellen dat ze destijds de vlucht naar voren heeft gekozen en in de kantlijn van het bestaan, losgemaakt van de dagelijkse dingen en haar eigen bewijsdrang, is gaan leven op een plek waar al dat aardse er niet toe doet – al blijft dat idee waarschijnlijk toch een kwestie van ‘wishful thinking’.

Een construct om haar leven van een passend einde te voorzien en dit boeiende postume portret extra richting te geven.

Gasherbrum – Der Leuchtende Berg

Werner Herzog Film

Zodra het echte klimmen begint, moet Werner Herzog afhaken. Zijn korte documentaire Gasherbrum – Der Leuchtende Berg (44 min.) stamt uit 1984, een tijd waarin de technische mogelijkheden om op duizelingwekkende hoogte te filmen nog zeer beperkt zijn. De Duitse filmer zit dus vast op het basiskamp en registreert daar de voorbereidingen. Als de befaamde alpinist Reinhold Messner en zijn kompaan Hans Kammerlander in Pakistan op weg gaan om twee Himalaya-toppen van achtduizend meter hoogte te bestijgen, is Herzog aangewezen op de beelden die zij zelf maken met hun minuscule cameraatje, het bewijsmateriaal dat ze de top daadwerkelijk hebben gehaald. Als ze daarvan terugkeren, tenminste.

‘Zijn jullie bevriend?’ heeft Herzog de twee even daarvoor gevraagd. ‘Zo zou ik dat niet zeggen’, antwoordt Messner, enigszins ongemakkelijk lachend, terwijl hij samen met Kammerlander een laatste bad neemt in een piepklein bergmeertje. ‘We kennen elkaar relatief goed. Voor deze onderneming heb ik Hans uitgekozen omdat hij van de bergbeklimmers die ik persoonlijk ken zo ongeveer de enige is waarvan ik me kan voorstellen dat hij ’t volhoudt.’ Het is een opmerkelijk duo: de spraakwaterval Messner, de eerste mens die de veertien hoogste bergtoppen van de wereld bedwingt, en Kammerlander, een voormalige bouwvakker en man van weinig woorden.

Werner Herzog is niet zozeer geïnteresseerd in de prestaties van deze gekende alpinisten, maar in hun beweegredenen. Nadat Messner heeft verteld over alle collega-klimmers die hem zijn ontvallen en dat sommige mensen in zijn directe omgeving hem voor gek verklaren, vraagt Herzog: ‘Geloof jij zelf dat je misschien een beetje gestoord bent?’ Reinhold Messner lacht eens. ‘Net zoals alle kunstenaars, mensen die iets proberen te scheppen, geestelijk gestoord zijn, ben ik dat ook.’ Tegelijkertijd vraagt hij ’t zich zelf ook af: waarom doet hij dit nog? Zijn ‘Ehrgeiz’ is zo langzamerhand toch wel bevredigd? Het moet een soort verslaving zijn.

Doodsdrift misschien? oppert Werner Herzog. Ook op die vraag heeft de Duitse topklimmer een pasklaar antwoord. Toch vindt zijn landgenoot, die zelf ook nergens voor terugdeinst om een topprestatie te leveren, een weg naar binnen. Als Herzog heel direct naar persoonlijk verdriet vraagt, breekt Reinhold Messner en komt dit psychologische portret tot een climax. Al wordt de vraag daardoor nog urgenter of ’t eigenlijk ergens goed voor is – en voor wat dan precies? – dat bergbeklimmen. Het antwoord daarop laat zich echter nauwelijks in woorden vatten. Een ultiem teken van leven misschien?

The Alpinist

Piece Of Magic

Solo-alpinisme is volgens kenners de meest pure en avontuurlijke vorm van klimmen. Het is ook de dodelijkste vorm. ‘Zo’n beetje de helft van alle bekendste soloklimmers is in de bergen gestorven’, zegt de befaamde Italiaanse alpinist Reinhold Messner. ‘Dat is tragisch en moeilijk te verdedigen. Maar het hoort bij het idee: als je een avontuur aangaat, zijn moeilijkheden en gevaar nodig. Als de dood niet tot de mogelijkheden zou behoren, dan stelt de klim overleven ook niets voor.’

Hoe gevaarlijk het ook wordt, er zijn altijd waaghalzen te vinden met voldoende bewijsdrang en doodsverachting om de uitdaging tóch aan te gaan – en documentairemakers om de ijzingwekkende onderneming vervolgens met tal van camera’s te vereeuwigen. Zoals de 23-jarige Canadees Marc-André Leclerc, alias The Alpinist (92 min.), en de man die hem met zijn apparatuur op de huid zit en de halsbrekende toeren zo nu en dan ook van commentaar voorziet, Peter Mortimer (eerder al verantwoordelijk voor de enerverende klimfilm The Dawn Wall).

Leclerc is een free solo-klimmer. Hij probeert de hoogste toppen te bestijgen, zonder enige vorm van zekering. Een beetje documentairekijker kijkt daar sinds Free Solo niet meer van op. Been there, done that. Op het beeldscherm, tenminste. En dan mengt de hoofdrolspeler van die Oscar-winnende documentaire uit 2018 zich hoogstpersoonlijk in de strijd. ‘Mensen denken dat het free solo-klimmen zoals ik dat doe gekkenwerk is’, zegt Alex Honnold. ‘Maar ik werk met rotsen. Dat is in veel opzichten veilig. Het materiaal is superrobuust. En dan zie ik Marc-André free solo-klimmen op ijs en sneeuw….’

IJs en sneeuw hebben namelijk één kenmerkende eigenschap: ze zijn onderhevig aan de omstandigheden en daardoor totaal onbetrouwbaar. Ideaal terrein dus voor een onverbeterlijke durfal, ooit gediagnosticeerd met ADHD, die de drang heeft om zijn eigen grenzen te blijven verleggen. Leclerc is alleen geen fan van cameraploegen. Dan is het tenslotte niet meer echt vrij en solo. Voor Mortimer en zijn coregisseur Nick Rosen is dat een flinke uitdaging als hun protagonist, die volgens kenners de grenzen van alpinisme flink aan het oprekken is, zich opmaakt voor zijn grootste uitdaging tot dan toe: Torre Egger, een ontzagwekkende bergtop in Argentinië, die hij ook nog in hartje winter wil gaan beklimmen.

The Alpinist volgt daarmee trouw het stramien van dit soort heroïsche klimdocu’s, waarbij de held met wie je je gaandeweg steeds meer hebt kunnen identificeren uiteindelijk alles in de waagschaal stelt, inclusief de liefde van zijn bewonderende vriendin, om een bovenmenselijke prestatie te verrichten, die dan tevens dienst doet als de grandioze apotheose van de film. En zo had het nu inderdaad ook kunnen uitpakken… Het lot beslist alleen anders, zet de vertelling danig op z’n kop en zorgt ervoor dat ook deze nieuwe free solo-docu er weer behoorlijk inhakt.

14 Peaks: Nothing Is Impossible

Netflix

De befaamde Italiaanse alpinist Reinhold Messner was de eerste die de top van de veertien hoogste bergen van de wereld bereikte. Hij deed er in totaal zestien jaar over. Een andere klimmer slaagde er later in om ze te bedwingen in slechts zeven jaar. De Nepalees Nirmal Purja heeft het in 2019 in zijn hoofd gehaald om deze bergtoppen van 8000 meter hoogte te gaan beklimmen in niet meer dan zeven maanden. Dat is onmogelijk, zegt alles en iedereen. Voor een doorgewinterde streber zoals ‘Nims’ is dat echter alleen maar een aansporing. Hij dubt het ambitieuze plan Project Possible.

Dat is nogal een uitdaging. Ook voor filmmaker Torquil Jones: hoe houd je een tocht langs veertien toppen interessant? Ze lijken allemaal op elkaar: hoog, wit en gevaarlijk. Als het er veertien worden tenminste, want zo’n ambitieuze onderneming kan natuurlijk onderweg stranden op een onbegaanbare wand, in een sneeuwstorm of met een fatale val. Daar lijkt het alleen nooit echt op. Ook doordat Purja zelf fungeert als verteller en alle gebeurtenissen achteraf van commentaar voorziet. 14 Peaks: Nothing Is Impossible (101 min.) moet z’n spanning dus ergens anders vandaan halen.

En dus biedt elke top zijn eigen specifieke uitdaging. De eerste, Annapurna in thuisbasis Nepal, is bijvoorbeeld zo gevaarlijk dat er, volgens collega Don Bowie, voor elke drie klimmers die de top bereiken één doodgaat. Check. (V). Bij een andere berg krijgt ‘Nims’ last van de hoogteziekte H.A.C.E. (V), tijdens een volgende beklimming stuit de popi Nepalees op een collega die meer dood dan levend is (V) en bij de Mount Everest moet hij zich dan weer een weg banen door een hele file van klimmers (V). Purja maakt er een foto van, die direct ‘viral’ gaat.

Zo gaat het maar door, beklimming op beklimming. Die worden gepresenteerd met straffe oneliners van het type ‘Je ziel wordt onderdeel van de berg’ en ‘Als je opgeeft, sterf je’, dreigende en hé-le spannende muziek en enkele geanimeerde scènes (voor als er geen camera bij de hand was toen het echt over leven en dood ging). Jones lardeert Purja’s poging om eeuwige roem te verwerven – en meteen de Nepalese klimgemeenschap op de kaart te zetten, een doel dat hij blijft benadrukken – bovendien met enkele extra obstakels: geen financiering (V), uitblijvende klimvergunning (V) én doodzieke moeder (V).

En dan heeft de Nepalese klimheld één berg ook nog moeten beklimmen met een hardnekkige kater (V). Eigen schuld, dat wel. Ondanks al die grote en kleine hobbels op de weg naar het Guinness Book Of Records wordt 14 Peaks nooit écht enerverend. Daarvoor is de film toch te glad en geconstrueerd. Als een Hollywood-versie van het echte klimmersbestaan, waarbij mensen van vlees en bloed worden gereduceerd tot een bordkartonnen versie van zichzelf. En dat Nirmal Purja het allemaal voor een hoger doel – en niet gewoon voor zichzelf – zou hebben gedaan? Daar mag een mens best even besmuikt om grinniken. (V).