Præst Søger Paradis

KRO-NCRV

In de afgelopen vijfhonderd jaar hebben er 45 predikanten gewoond in de pastorie van Sejerø. Zij woonden met hun vrouw en kinderen op het Deense eiland, dat twaalf kilometer lang en twee kilometer breed is. Die ‘lange sigaar’ bevindt zich in het Kattegat, op een uur reizen van het vasteland. Je kunt er alleen met een veerpont komen.

Nu is er een jonge vrouw, net van de opleiding theologie in Kopenhagen, uitgekozen door het kerkbestuur. Dat was ‘een gewaagde zet’ aldus voormalig voorzitter Esther, die nog een bijzondere rol zal spelen in deze vierdelige serie van Ina Lindgreen en Sofie Tønsberg. Josefine Frej Mikuta wordt predikant voor ongeveer 350, veelal gepensioneerde inwoners. En ze brengt haar eigen progressieve agenda mee: feminisme en zorgen over het klimaat.

Dat is in Præst Søger Paradis (Engelse titel: Pastor In Search of Paradise, 113 min.) voor beide kanten wennen. Josefine komt uit een wereld van videogames en popmuziek en moet zich nu nestelen op een plek waar conservatieve christenen eeuwenlang de toon hebben gezet. Terwijl ze als student op haar kamer in de hoofdstad graag falafel at, krijgt zij in de kolossale pastorie nu het plaatselijke gerecht Fulskager, in deeg gewikkelde gehaktballetjes, voorgeschoteld.

Tegelijkertijd worden de pensionado’s van Sejerø geconfronteerd met vegan poffertjes, een collecte voor groene kerken en lichtzwaarden tijdens catechisatielessen, voor een ‘supervet’ Jedi-rollenspel over de strijd tussen goed en kwaad. Verteller Emil Rothstein verbindt alle verhaallijntjes in deze cultuurclash op milde toon met elkaar. Zo ontstaat een klassieke vertelling over hoe een kleine gemeenschap wordt opgeschud door de komst van een vreemdeling.

Via de woke pastor, die eigenwijs, kwetsbaar, empathisch, naïef en dapper haar weg zoekt in een andere wereld tonen Ina Lindgreen en Sofie Tønsberg bovendien hoe vooruitgang en traditie niet alleen botsen, maar elkaar ook kunnen vinden. Zolang er sprake is van wederzijds respect en gemeenschapszin. Uit zowel de gesprekken met Josefine zelf als de zitinterviews met enkele bewoners van Sejerø spreekt dat ze er samen iets van proberen te maken.

De voormalige voorzitter van het kerkbestuur Esther laat de nieuwe pastoor bijvoorbeeld delen in haar eigen geluk. Behalve een fraaie miniserie over een westerse kerk in de 21e eeuw wordt Pastor In Search of Paradise daarmee ook een lievig portret van een gemeenschap in transitie. Waarbij de achtergrond van de pastor en haar motieven om juist daar haar geluk te beproeven wellicht nog wat meer aandacht hadden verdiend. Die worden wel aangestipt, maar niet uitgewerkt.

Al zou Josefine natuurlijk ook gewoon gevallen kunnen zijn voor de slogan van dat idyllische eiland in het Kattegat: ver van de stad, dicht bij elkaar.

Mutzenbacher

IDFA

‘Noch nicht spritzen’, zegt de man geanimeerd. ‘Jesus, Maria! Wenn mein Mann so vögeln könnte… Ah, das ist gut. So hat’s mir noch keiner gemacht. Ah, das gespüre Ich bis in Mund herauf! Ah, wenn ich das gewußt hätte, wie Sie’s können. Dann hätte Ich’s schon lang hergegeben.’

Het is een tamelijk surrealistisch tafereel: een kale man, staand bij een piano in een oude fabriekshal, leest met de tekst in de hand een erotische scène vanuit vrouwelijk perspectief voor. De verhitte passage is afkomstig uit Josefine Mutzenbacher, Oder Die Geschichte einer Wienerischen Dirne Von Ihr Selbst Erzählt, een anoniem verschenen erotische roman uit 1906 die doorgaans wordt toegeschreven aan de schrijver van Bambi (!), Felix Salten. Het zeer expliciete boek over een minderjarige prostituee uit Wenen was lang verboden, maar werd niettemin veel gelezen.

Na een oproep in de krant laat de Oostenrijkse filmmaakster Ruth Beckermann (The Waldheim Waltz) ruim honderd mannen auditie doen voor Mutzenbacher (101 min.). Zij nemen plaats op een sofa die zo afkomstig zou kunnen zijn uit een bordeel – een casting couch, zo je wilt – en gaan aan de hand van de scandaleuze roman met haar in gesprek over hun persoonlijke ervaringen met seksualiteit en ideeën over erotiek, pornificatie, toxische mannelijkheid en verpreutsing. Daarbij spelen onvermijdelijk ook gevoelens van schaamte, ongemak en lol op – of een combinatie daarvan.

‘Geil’, constateert een oudere man bijvoorbeeld, nadat hij een erotische scène van de jeugdige hoofdpersoon met haar eigen vader heeft voorgelezen. ‘Mooi. Incest.’ Hij laat een kleine stilte vallen. ‘Natuurlijk.’ De man zoekt weer heel even naar woorden. ‘Goed geschreven, volgens mij.’ Waarna hij begint te grinniken. ‘Beviel het jou ook?’ vraagt hij vervolgens aan de jongere man die naast hem op de bank zit. ‘Ik zou zeggen dat je toch even tijd nodig hebt om dat helemaal te laten indalen’, antwoordt die diplomatiek, terwijl hij zijn gêne probeert te beteugelen.

Even later neemt dezelfde oudere man het voortouw tijdens één van de door Ruth Beckermann strak geregisseerde groepsscènes. ’Was tut der Schwanz in der Fut?’ laat zij hem luid vragen aan de anderen. Waarna die eensgezind antwoorden: ‘Vögeln!’ Daarna moet hij hen een opsomming laten declameren van allerlei benamingen voor ‘de oudste beweging der wereld’. ‘Pudern’, antwoordt het mannenkoor, na enige instructie en oefening, in een wederom surrealistische scène, die echter nooit een gimmick wordt. ‘Ficken, Remmeln, Bimsen, Petschieren, Stemmen.’

Vastberaden bevraagt Beckermann verder de seksuele moraal van deze mannen en of/hoe die door de jaren heen is veranderd. Dat boek dwingt hen ook om zich te verplaatsen in de belevingswereld van een (héél) jonge vrouw, waarbij het alleen de vraag is of Josefine’s seksavonturen, vermoedelijk dus opgetekend door een manspersoon, destijds ook waren bedoeld als alibi voor mannelijk wangedrag. Als in: natuurlijk dienen vaders of priesters in principe van minderjarige meisjes af te blijven, maar als die er zo duidelijk zelf van genieten kan daarmee feitelijk ook weinig mis zijn.

Mutzenbacher dwingt z’n hoofdpersonen zo om de confrontatie met zichzelf, en mannen zoals zij, aan te gaan en confronteert de kijker bovendien met z’n eigen seksuele normen en waarden.