I Just Killed My Dad

Netflix

Dat hij ‘t heeft gedaan, staat niet ter discussie. I Just Killed My Dad (125 min.) is dus nadrukkelijk geen whodunnit, maar een whydunnit: waarom heeft Anthony Templet, een inmiddels achttienjarige tiener uit Baton Rouge in de Amerikaanse staat Louisiana, op 3 juni 2019 zijn vader Burt doodgeschoten? In de openingsscène neemt hij plaats op een stoel in een – bij true crime verplichte – duistere loods om te worden geïnterviewd.

Anthony stelt zelf dat het noodweer was, maar andere sprekers in deze driedelige serie van Skye Borgman – waaronder zijn stiefmoeder Susan, advocaat Jarrett Ambeau, een voormalige collega, Burts beste vriend en allerlei betrokkenen bij het politieonderzoek – hebben zo hun twijfels bij zijn lezing van wat er is gebeurd. Achter het simpele nieuwsfeit – zoon doodt vader – gaat een hele geschiedenis schuil.

Borgman pak dit tragische verhaal zorgvuldig uit en belandt zo in Ingleside, Texas, waar het kat- en muisspel van Burt, Anthony en de rest van hun getroebleerde familie een kleine twintig jaar eerder is begonnen en ook Anthony’s biologische moeder Teresa, die al jaren volledig uit zijn leven is verdwenen, nog wel het één en ander heeft te vertellen over haar tienerzoon en de man die haar ooit radeloos achterliet.

Wordt Anthony’s daad, vanuit die context bezien, begrijpelijk of zelfs te vergoelijken? Die vraag speelt nadrukkelijk op als Borgman de zaak vaardig – met de eveneens verplichte emotionele interviews, beveiligingscamerabeelden, duistere reconstructiescènes en unheimische soundtrack – verder ontleedt. En ook: wat is Anthony voor een jongen? Getraumatiseerd of contactgestoord? Is hij (nog/wel) in staat tot empathie?

Tijdens een door Anthony’s advocaat Ambeau (voor deze serie?) georganiseerd proefproces, waarbij ook de beraadslagingen van een speciaal samengestelde proefjury in beeld worden gebracht, komt vervolgens aan de orde welke straf de jongen nu moet krijgen. Het antwoord vormt de vanzelfsprekende climax van deze stevige true crime-productie. Waarna alleen nog een emotionele uitlui volgt.

Obama: In Pursuit Of A More Perfect Union

HBO

‘Veel geluk bij alles wat je doet en haal dat diploma rechten,‘ leest Anthony Peterson de boodschap voor die klasgenoot Barry ooit in zijn jaarboek schreef. ‘Want ooit, als ik een beroemde basketballer ben, wil ik vast mijn team onder druk zetten voor meer geld.’

Peterson zou later nog wel eens de boer opgaan met het jaarboek en vroeg dan steeds: denken jullie dat deze gast echt basketballer is geworden? Het antwoord was doorgaans ‘nee’. Dat is immers voor weinigen weggelegd. Maar wat zou er dan met hem zijn gebeurd? Vaak opperde er dan iemand dat Petersons klasgenoot waarschijnlijk in de gevangenis zou zitten of al dood was.

Niemand had tenslotte kunnen bedenken dat Barry president van de Verenigde Staten zou worden, de eerste zwarte.

‘Race doesn’t matter’, scandeerden zijn supporters nadat Barack Obama begin 2008 de primary van de Amerikaanse staat South Carolina had gewonnen. Ze hielden zichzelf een beetje voor de gek: zijn ras was én is precies wat Obama definieert als politicus. Was hij bijvoorbeeld wel zwart genoeg? Kon een Afro-Amerikaan überhaupt president van de Verenigde Staten worden? En hoe zwart kon zo’n leider zijn en was hij dan daadwerkelijk in staat om het lot van al die zwarte Amerikanen ten positieve te beïnvloeden?

Obama’s identiteit als zwarte man en Amerika’s uiterst moeizame verhouding daartoe vormt ook het hart van de doeltreffende driedelige serie Obama: In Pursuit Of A More Perfect Union (306 min) van Peter Kunhardt, die eerder films maakte over de Amerikaanse presidenten Abraham Lincoln en Richard Nixon en ook Obama’s opponent bij de presidentsverkiezingen van 2018, John McCain, portretteerde. Hij gaat met Obama-insiders (spin doctor David Axelrod, adviseur Valerie Jarrett en speechschrijver John Favreau), burgerrechtenleiders (John Lewis, Al Sharpton en Jesse Jackson) en prominente Afro-Amerikaanse denkers (Cornel West, Jelani Cobb en Ta-Nehisi Coates) op zoek naar de essentie van de man en zijn missie.

De vertelling is chronologisch opgebouwd: de eerste aflevering concentreert zich op Obama’s jonge jaren, het tweede deel behandelt de baanbrekende campagne die hem in het Witte Huis zou brengen en het even lijvige als krachtige slot omvat ‘s mans complete presidentschap. De toonzetting is positief-kritisch en Kunhardt houdt zijn ogen consequent op de bal: Obama en Amerika’s giftige rassenrelaties, op gezette momenten ingekleurd met beelden uit de (inkt)zwarte historie.

Andere deelthema’s komen slechts zijdelings aan bod. Échte opponenten krijgen geen spreektijd en er is ook nauwelijks aandacht voor het politieke theater en de bijbehorende straatgevechten. Daardoor oogt dit drieluik in eerste instantie wat braaf. Gaandeweg betaalt die keuze voor het grotere, symbolische verhaal – waarin bijvoorbeeld de controverse rond Obama’s uitgesproken pastor Jeremiah Wright, de van racisme doortrokken complottheorie over zijn geboorteakte en het ontstaan van de Black Lives Matters-beweging logisch op hun plek vallen – zich echter onmiskenbaar uit.

Kunhardts reconstructie van het raciale mijnenveld dat Obama uiteindelijk tamelijk ongeschonden door is gekomen culmineert in een diep ontroerende scène van de uitvaart van een vermoorde zwarte dominee te Charleston. Als ‘the chosen one’ even alle reserve laat varen, de hymne Amazing Grace aanheft en alle aanwezigen tranen in de ogen zingt.

Na acht tropenjaren in het Witte Huis, die waren gestoeld op de hoop dat de Verenigde Staten een post-raciale natie was geworden, wordt de eerste zwarte Amerikaanse president opgevolgd door een soort anti-Obama, de verpersoonlijking van alles waar hij zich als mens, politicus en symbool tegen heeft verzet en een man die hem in de voorgaande jaren hoogstpersoonlijk heeft zwartgemaakt: Donald Trump.

Helaas: race does matter.