The World According To Dick Cheney

Showtime

Het hele lijstje vragen wordt zonder problemen afgewikkeld. Zijn belangrijkste karaktereigenschap? Integriteit. Wat hij het meest waardeert in vrienden? Eerlijkheid. Zijn favoriete eten? Spaghetti. En dan valt ie toch even stil, de man die alles zo zeker weet. Bij de vraag wat zijn grootste fout is. ‘Daar denk ik eerlijk gezegd niet zoveel over na, moet ik eerlijk bekennen.’ En dan kan The World According To Dick Cheney (109 min.) daadwerkelijk van start.

Iedereen die vluchtig aan ‘de machtigste vicepresident die de Verenigde Staten ooit hadden’ denkt, roept bij die vraag waarschijnlijk meteen: de Amerikaanse inval in Irak. De respons van president George W. Bush op de terroristische aanslagen van 11 september 2001 – naar verluidt ingefluisterd door Dick Cheney en minister van Defensie Donald Rumsfeld, die nog een appeltje hadden te schillen met de Iraakse leider Saddam Hoessein – liep uit op een bloedige oorlog.

Gedrieën zouden ze zich ontwikkelen tot de kop van Jut voor links Amerika, de hardliners die hun land in alwéér een nodeloze oorlog hadden gestort, op basis van nepbewijs rond Hoesseins vermeende ‘weapons of mass destruction’. Intussen hadden ze in de Iraakse gevangenis Abu Ghraib en het strafkamp Guantanamo Bay ook nog alle mogelijke mensenrechten geschonden bij krijgsgevangenen. ‘Het was belangrijker om succesvol te zijn dan geliefd’, zegt Cheney over de periode na 911.

Op die turbulente jaren ligt vanzelfsprekend ook de nadruk in deze gedegen film van R.J. Cutler (A Perfect CandidateBelushi en Billie Eilish: The World’s A Little Blurry) uit 2013, waarin behalve de Republikeinse mastodont zelf ook zijn vrouw Lynne, enkele politieke vertrouwelingen en gezaghebbende duiders zoals Bob Woodward, Ron Suskind en Jo Becker aan het woord komen. Zij schetsen een politieke loopbaan waarin het doel vrijwel altijd de middelen lijkt te rechtvaardigen.

En ook zijn trouwe vriend Don Rumsfeld ontbreekt niet in dit politieke portret, waarvoor acteur Dennis Haysbert als verteller fungeert. Zij trokken al samen op in de regering van Richard Nixon, vormden later de zogeheten ‘Praetorian Guard’ van diens opvolger Gerald Ford (die tijdens het beschermen van de president zelf ook aanzienlijke macht verwierf) en fungeerden als kloppend hart van het kabinet van George W. Bush, dat hen tot Amerika’s meest gehate mannen zou maken.

In de halve eeuw voordat Donald Trump de macht greep in zijn partij speelde Dick Cheney (1941-2025) eigenlijk bij elke afzonderlijke Republikeinse regering een sleutelrol. En tussendoor was hij ook nog enkele jaren CEO van de oliegigant Halliburton. Een man met macht, statuur en tegenstanders. Het vertrouwde gezicht van (oer)conservatief Amerika, dat zelf vast ook niet had kunnen bedenken dat hij zich ooit niet meer thuis zou kunnen voelen binnen de Republikeinse partij.

Toch is dat precies wat er in de afgelopen jaren is gebeurd: in navolging van zijn dochter Liz, prominent congreslid, heeft Dick Cheney zich als ‘wise old man’ van de Republikeinse partij publiekelijk afgekeerd van de huidige president Trump. De twee hadden nochtans een gemeenschappelijke vijand: James Comey, de man die als onderminister van Justitie vicepresident Cheney de voet dwars zette, werd later als FBI-directeur een gezworen vijand van Donald Trump.

Die heeft de huidige minister van Justitie onlangs opgedragen om Comey te laten vervolgen. En daar scheiden de wegen van de Republikeinse kopstukken. Want zulke acties lijken zelfs voor een ijzervreter zoals Dick Cheney toch echt een brug te ver.

The Forever Prisoner

HBO

Ze hadden er een nieuw etiket opgeplakt: Enhanced Interrogation Techniques. In feite was het natuurlijk gewoon marteling. Na 11 september 2001 was echter alles geoorloofd, zolang nieuwe Al-Qaeda-aanslagen in de Verenigde Staten maar werden voorkomen. Toen de CIA in het voorjaar van 2002 Abu Zubayda, de vermeende nummer drie of vier van de terroristische organisatie van Osama bin Laden, in handen kreeg, was alles geoorloofd om informatie uit hem te krijgen.

Zubayda werd eindeloos ‘verhoord’ op een geheime locatie in Thailand, waarbij Amerikaanse functionarissen hun toevlucht namen tot zeer omstreden technieken: waterboarding, slaapdeprivatie, ernstige onderkoeling, keiharde muziek en totale vernedering. En zo nodig werd er zelfs een kist voor de dag gehaald, zodat hij levend kon worden begraven. Alles mocht als het maar geen zichtbare schade opleverde. Over psychisch letsel werd met geen woord gerept.

Toen ze klaar waren met hem, was één ding duidelijk: niemand mocht ooit zijn verhaal horen. Abu Zubayda zou The Forever Prisoner (120 min.) worden. Er werd expliciet gezegd: de gevangene mag nooit in de situatie komen waarin hij echt contact heeft met anderen en moet van de buitenwereld afgesloten blijven voor de rest van zijn leven. En dus verblijft de terrorist al bijna twintig jaar in Guantanamo Bay, een stukje juridisch niemandsland op Cuba.

Met insiders en kenners ontleedt Alex Gibney, die een Oscar won voor het thematisch verwante Taxi To The Dark Side (2007), gedetailleerd hoe het zover kwam. Het begon met het Amerikaanse besluit dat Al-Qaeda-strijders niet beschermd zouden worden door de conventie van Genève. Dit zette de deur wagenwijd open voor totaal ontsporende verhoorsessies. Om die inzichtelijk te maken gebruikt Gibney tekeningen die Zubayda zelf maakte om uit te leggen wat hij had doorgemaakt.

De videocassettes van deze verhoren zijn namelijk vernietigd. Er waren immers al verslagen gemaakt, stelde de CIA. Dat moest toch voldoende zijn? Die cruciale beslissing, ongetwijfeld ingegeven door puur zelfbehoud, is door de Amerikaanse documentairemaker, die zelf als messcherpe verteller fungeert, met veel drama verbeeld: begeleid door Strauss’ wals An Der Schönen, Blauen Donau worden de tapes letterlijk vermorzeld. Zoals het ook ging met de waarheid.

En dan te bedenken, constateert Alex Gibney bitter in deze ontluisterende film, dat de keuze om Enhanced Interrogation Techniques in te gaan zetten sowieso was gebaseerd op een totale misvatting: dat marteling betrouwbare informatie zou kunnen opleveren. Het nettoresultaat van al die illegale inspanningen, betoogt de Amerikaanse documentairemaker, was uiteindelijk niet veel meer of minder dan niets. Intussen zit Abu Zubayda nog altijd vast…

Turning Point: 9/11 And The War On Terror

Netflix

Als één gebeurtenis in de moderne geschiedenis zich leent voor minutieuze reconstructies, dan is het 11 september 2001. Twintig jaar na dato verschijnt er de ene na de andere documentaire over de dag waarop Al-Qaeda, de terroristische organisatie van Osama bin Laden, de westerse wereld op zijn grondvesten deed schudden. Hoe gewone Amerikanen de aanslagen beleefden wordt bijvoorbeeld opgeroepen in 9/11: One Day In America en 9/11 – Life Under Attack. En hoe de beslissers op die traumatische septemberdag opereerden staat centraal in 9/11: Inside The President’s War Room.

Die ene fatale septemberdag in 2001 kende een jarenlange aanloop en de gevolgen ervan zijn twintig jaar later nog altijd op allerlei plekken in de wereld zichtbaar. Met mensen die toentertijd met hun poten in de modder stonden en anderen die de kwestie juist met een helikopterview kunnen bekijken tracht Brian Knappenberger in deze vijfdelige serie de complete geschiedenis in kaart te brengen. Op microniveau: de voorbereidingen van de daders en daarna de jacht op hen en hun medestanders.

En op macroniveau: de Russische invasie van Afghanistan, de Golfoorlog, het ontstaan van Al-Qaeda, de aanslag op het World Trade Center in 1993 en de opkomst van de Taliban, ontwikkelingen die zich afspeelden vóórdat de vliegtuigen zich in de WTC-torens boorden. En gebeurtenissen die juist op deze dag in gang werden gezet: de oorlog in Afghanistan, het zeer kwestieuze Amerikaanse ingrijpen in Irak, de afrekening met Bin Laden, Amerika’s permanente drone-oorlog en Trumps deal met de Taliban.

Knappenberger probeert in Turning Point: 9/11 And The War On Terror (315 min.) ook andere perspectieven – vanuit Afghanistan, Irak en Pakistan – de ruimte te geven. De Amerikaanse beleving blijft desondanks te allen tijde centraal staan. ‘Niemand wist wie ons had aangevallen, waarom ze dat hadden gedaan of wat er nog zou komen’, verwoordt terrorisme-expert Bruce Hoffman het breed gevoelde sentiment op 11 september. ‘En dit leidde tot de belangrijkste vraag van dat tijdperk: waarom haten ze ons?’

In een poging om die elementaire vraag van een antwoord te voorzien komt de documentairemaker bijvoorbeeld terecht bij voormalig Moedjahedien-leider Gulbuddin Hekmatyar, Taliban-voorman Jalaluddin Shinwari en de Afghaanse vicepresident Ahmad Zia Massoud (tevens de broer van Ahmad Shah Massoud, de leider van de zogenaamde Noordelijke Alliantie en een potentiële bondgenoot van de Verenigde Staten, die twee dagen voor 11 september werd geliquideerd). Zij zijn kritisch op het Amerikaanse handelen in de jaren na 9/11.

Daarnaast komt onder anderen Witte Huis-raadsman Alberto Gonzales aan het woord. Hij beijverde zich destijds om internationale afspraken rond het oppakken en vastzetten van verdachten terzijde te schuiven en hen bovendien te onderwerpen aan ‘verbeterde ondervragingstechnieken’, zoals slaapdeprivatie en ‘waterboarding’. Ook het Democratische congreslid Barbara Lee, dat zich in die jaren als enige parlementariër tegen de enorme verruiming van de bevoegdheden van de Amerikaanse president verzette, krijgt een podium.

Met vaste hand schetst Knappenberger aldus een gedegen en veelomvattend beeld van de betekenis van 11 september. Tegelijkertijd behandelt zijn serie allerlei deelonderwerpen die al eerder en diepgravender aan de orde zijn gekomen in documentaires over het Amerikaanse buitenlandbeleid en de gevolgen daarvan. Turning Point werkt tenslotte als vanzelfsprekend toe naar het twintigjarige ‘jubileum’ van de 9/11-aanslagen als de Verenigde Staten, met de staart ferm tussen de benen, uit Afghanistan vertrekken en de Taliban opnieuw de macht grijpen.

‘Helaas denk ik dat Osama bin Laden een gelukkig of tenminste een heel tevreden man zou zijn geweest als hij nog zou leven’, concludeert Bruce Hoffman tenslotte. ‘De onderneming die hij in 1988 begon bestaat al meer dan drie decennia. Die heeft het meest geavanceerde leger in de geschiedenis uitgedaagd, dat van de Verenigde Staten. Op 9/11 was er nog maar één Al-Qaeda. Vandaag staan er vier keer zoveel buitenlandse terroristenorganisaties die de Al-Qaeda-ideologie delen op de lijst van het ministerie van Buitenlandse Zaken als toen.’

The Unknown Known

De verbeelding had in zijn ogen gefaald. Ze hadden moeten imagineren wat er zou kunnen gebeuren. Dan waren de terroristische aanslagen van 11 september 2001 wellicht voorkomen. En Donald Rumsfeld had zich bij het begin van zijn ambtstermijn als Amerikaans minister van defensie, acht maanden eerder, nog voorgenomen om nooit in een soort post-Pearl Harbor hoorzitting terecht te komen, waarin hij zou worden doorgezaagd over waarom er wanneer door wie niet was ingegrepen.

De man die als de architect van de navolgende Amerikaanse inval in Irak te boek is komen te staan, heeft in deze intrigerende interviewfilm van Errol Morris uit 2013 ook allerlei theorieën opgebouwd rond geheel eigen constructies zoals ‘known knowns’, ‘known unknowns’, ‘unknown unknowns en ‘unknown knowns’. Als Donald op zijn praatstoel zit, is het sowieso altijd genieten geblazen – ook al gruw je misschien van wat hij zegt. De man is een begenadigd denker en spreker en bovendien niet bang om de degens te kruisen met een opponent.

The Unknown Known (102 min.) ontwikkelt zich dan ook tot een heerlijk verbaal steekspel, door Morris aangekleed met strategisch geplaatste archiefbeelden en dwingende muziek, waarbij alle retorische middelen geoorloofd zijn. Nadat hij in alle toonaarden heeft ontkend dat iemand van de Amerikaanse regering heeft gesuggereerd dat Iraks leider Saddam Hoessein iets met 11 september had te maken, laat Morris bijvoorbeeld doodleuk archiefbeelden zien waarin ‘Rummy’ precies dat doet. Zonder het letterlijk te zeggen, dat wel.

‘Geloof in de onvermijdelijkheid van conflict kan één van de oorzaken van een conflict worden’, citeert Rumsfeld even later één van de vele memoranda uit zijn eigen archief, vervat in het boek Rumsfeld’s Rules. ‘Dat is echt zo. En dan heb je de andere kant van de medaille, die al even waar is: als je vrede wenst, bereid je dan voor op oorlog.’ Op dat moment grijpt Morris in: ‘Als die uitgangspunten allebei waar zijn, kun je zo’n beetje alles rechtvaardigen.’ Rumsfeld begint te glimlachen: ‘Alle generalisaties zijn vals’, zegt hij en laat een korte stilte vallen. ‘Ook deze.’

Gedurende zijn lange loopbaan werkte Donald Rumsfeld nauw samen met de Republikeinse presidenten Nixon, Ford en Reagan. Die laatste koos hem bijna, bijna!, als vicepresident. Als dat was gebeurd, zou waarschijnlijk de rode loper voor hem zijn uitgelegd als presidentskandidaat. George H. Bush, de man die ’t wél werd, belandde in 1989 inderdaad in het Witte Huis. De twee zouden nooit vrienden worden. Toch vroeg Bush’s oudste zoon George, de 43e president van de Verenigde Staten, Rumsfeld als minister. Lachend: ‘Ik denk niet dat George W’s vader mij heeft voorgedragen.’

Als diens minister van defensie zou hij definitief in de geschiedenisboeken belanden. Geassocieerd met schandvlekken als het illegale gevangenenkamp Guantanamo Bay, ‘verbeterde ondervragingstechnieken’ en die ene desastreuze poging om Irak te ontdoen van massavernietigingswapens die uiteindelijk nooit werden gevonden, maar altijd strijdbaar en vol (zelf)spot.