De Chinese Keizerin

VPRO

‘Ik vind het jammer dat we dit niet gewoon in een thuissituatie kunnen bespreken’, zegt Jonnah Brons vader, nadat hij op dezelfde bank heeft plaatsgenomen als zijn ex-vrouw. ‘Dat jij camera’s en zo nodig hebt om dit te bespreken. Dat vind ik wel jammer.’

‘En jij, mam?’ vraagt zijn bijna dertigjarige dochter bij de start van haar egodocu.

‘Nee, ik denk dat je dit wel nodig hebt’, antwoordt haar moeder.

‘Dit is mijn stok achter de deur’, legt Jonnah uit. Zomaar een gesprek met hen aanknopen vindt ze eng. ‘Het is wel grappig dat jij dat dan eng vindt’, grijpt vader z’n kans. ‘Ik vind dit eng!’

En daarmee zitten alle figuren op de bank, liefst zo ver mogelijk van elkaar verwijderd, om over de onderlinge verhoudingen te spreken en oude familiefilmpjes te bekijken. Ze zijn al 29 jaar met elkaar verbonden – al zijn Jonnahs vader en moeder ook alweer een jaar of veertien uit elkaar. Een echt thema wordt die scheiding evenwel nooit in De Chinese Keizerin (26 min.).

Jonnah wil met haar ouders bespreken waarom ze maar geen echt intieme band met hen voelt en het ook moeilijk vindt om zich kwetsbaar op te stellen naar hen. Om dat te illustreren zitten vader en dochter eerst met het bord op schoot voetbal te kijken en zijn moeder en dochter even later onder een dekentje gekropen om ieder voor zich op hun smartphone te turen.

Het zijn geënsceneerde en tamelijk clichématige beelden om de afstand tussen Jonna en haar ouders te illustreren. Haar ouders. Niet: haar adoptieouders – hoewel ze dat wel zijn. Jonnah was zeven maanden oud toen ze vanuit China naar Nederland is gekomen. ‘Je bent ergens ontworteld’, zegt haar moeder. ‘En je zult moeten erkennen dat dat ook een stuk van je leven is.’

Hechtingsproblematiek, houdt ze haar dochter voor. En Jonnah kan zelf verstandelijk gezien ook wel beredeneren dat een deel van wat ze voelt misschien met haar adoptie te maken heeft, maar ze wil zichzelf tegelijkertijd ook niet zien als ‘een cliché-Aziaat’. Gaandeweg moet ook zij echter erkennen dat (ook) daar de sleutel ligt voor hun soms moeizame relatie.

Een film die een confrontatie leek te worden met ouders die haar maar niet kunnen begrijpen wordt voor de maakster uiteindelijk een confrontatie met zichzelf. Is zij wie ze is door wie ze ooit was of werd? Ook dat wordt zichtbaar. Als ze zich laat knuffelen door haar vader, voelt dat ‘wel een beetje ongemakkelijk’ – al kan dat natuurlijk ook aan de aanwezige camera liggen.

Want dat blijft altijd een beetje ongemakkelijk aan dit soort persoonlijke confrontatiefilms: was het echt nodig, zoals ook vader wilde weten, om dit in het openbaar te bespreken? Hoe kijken Jonnahs broer en zus naar haar ervaringen? En in hoeverre heeft de camera invloed gehad op wat er zich voor de lens afspeelt?

Citizenfour

Dogwoof

‘Het is jouw beslissing of en hoe je mijn betrokkenheid met de wereld wilt delen’, schrijft de anonieme bron aan documentairemaakster Laura Poitras. ‘Het heeft mijn voorkeur dat je gewoon man en paard noemt. Niemand, zelfs de mensen die het dichtst bij me staan, is op de hoogte van mijn plannen. Het zou niet fair zijn als zij er desondanks de gevolgen van moeten dragen. Jij kunt dat als enige voorkomen. Nagel mij onmiddellijk aan het kruis, in plaats van me als bron te beschermen.’

Poitras en de onbekende persoon die haar in januari 2013 heeft benaderd, onderhouden dan al enkele maanden contact met elkaar en hebben onlangs een afspraak gemaakt voor een ontmoeting in Hongkong. Op 3 juni sluit op verzoek van Citizenfour (113 min.) ook journalist Glenn Greenwald aan, voor wat een serie ontmoetingen op een hotelkamer zal worden, die in totaal acht dagen in beslag neemt. Voor de camera heeft een bedachtzame 29-jarige man plaatsgenomen, die de wereld zal leren kennen als de klokkenluider Edward Snowden.

Als contractant voor de CIA en NSA is hij er getuige van geweest hoe Amerikaanse inlichtingendiensten illegaal informatie verzamelen over mensen en organisaties in binnen- en buitenland. Sinds de aanslagen van 11 september 2001 zijn hun bevoegdheden steeds verder opgerekt. Inmiddels reikt de lange arm van Uncle Sam verder dan wie dan ook goed lijkt. Telefoons worden afgeluisterd, e-mails gelezen en zoekopdrachten op Google nagetrokken. Snowden kan niet langer leven met deze gigantische inbreuk op de privacy.

Om te illustreren dat hij echt overal rekening mee houdt, gooit hij een rode doek over zich heen voordat hij een wachtwoord invoert bij zijn laptop. ‘Ik denk dat we inmiddels op het punt zijn aanbeland waarop niets ons nog verrast’, reageert Glenn Greenwald grappend. Alle aanwezigen in die hotelkamer, waar ook Ewen MacAskill van The Guardian is aangesloten, lijken inmiddels gestoken door het ‘paranoia-beestje’. En dan gaat het brandalarm af. Het is een onwerkelijk tafereel. Wat nu? Is het een oefening? Of toch een slinkse poging om de geheime meeting te hacken of ontregelen?

Als zijn onthullingen even later naar buiten beginnen te komen, valt de spanning voor Edward Snowden enigszins weg: hij weet dat zijn tijd nu beperkt is. Vroeger of later zal hij worden ingerekend. De klokkenluider wil echter laten zien dat hij niet bang is en zich ook nergens voor schaamt. ‘Ik wil me niet verbergen of op de vlucht gaan’, zegt hij tegen Greenwald, die zich afvraagt hoe hij in zijn publicaties moet omgaan met de identiteit van zijn bron. ‘Dat zou ook niet nodig moeten zijn’, stelt Snowden, waarschijnlijk tegen beter weten in.

Poitras is er ondertussen getuige van hoe in die hotelkamer geschiedenis wordt geschreven en legt dat sober, een beetje droog en traag zelfs, vast voor de eeuwigheid. De focus moet in Citizenfour, waarmee ze de Oscar voor beste documentaire van 2014 won, te allen tijde blijven liggen op de inhoud van Snowdens boodschap en de implicaties daarvan – en op de gevolgen voor hemzelf, de man die tot nader order de rol van Amerika’s staatsvijand krijgt toebedeeld.

Onzichtbaar

Tomtit Film

Met elke aanbesteding wijzigt het management. En dat is bepaald geen onverdeeld genoegen. Op de werkvloer verandert er ondertussen weinig. Aan de uiteinden van de dag en de week verrichten vaste mensen al jaren dezelfde werkzaamheden. Zonder dat de klant, de TU Delft in dit geval, ze kent. Ze doen dat werk alleen steeds voor een ander schoonmaakbedrijf. Teamleider Asah Akebe, wiens baan na vijftien dienstjaren op de tocht staat, somt ze nog maar eens op: Asito, CSU, weer Asito en nu Gom. Zodat de campus van de universiteit, ongemerkt, schoon wordt gehouden. Met steeds minder geld en mensen, als ‘t even kan.

Ook de andere hoofdpersonen van de documentaire Onzichtbaar (85 min.) van Gabrielle Provaas (Ouwehoeren / Meneer Pastoor) houden zogezegd de schone schijn op voor ons. Tegen een veelal schamel loon. Ze volgen de basisopleiding schoonmaak (‘altijd van schoon naar vuil werken’), zetten zich schrap voor betere arbeidsvoorwaarden en maken alles wat los en vast zit weer toonbaar: scholen, kantoren, hotelkamers, bioscopen, grachten, fietsenstallingen, treinen, operatiekamers, pretparken, concertzalen, peeskamertjes, havens en zo’n beetje elke denkbare openbare ruimte. Hun werk valt alleen op als ze het niet goed doen.

Dat vuil – door het gestileerde camerawerk lijkt het bijna een levend organisme – is alomtegenwoordig en krijgt ook in deze film veel ruimte, zowel ‘sped up’ als vertraagd, en wordt lekker aangezet met een dikke soundtrack van de Nederlandse muziekproducer Bas Bron. Zijn elektronische muziek, inclusief een fraai titelnummer met als sleutelzin ‘Kan jij me nog zien? Of ben ik onzichtbaar?’, geeft hun werk een zekere coolheid – al trekt ie ook wel de aandacht. Verder moeten enkele vaste personages ‘t doen. Een Poolse vrouw die zich in de vakbond en plaatselijke afdeling van de SP begint te manifesteren bijvoorbeeld.

Of een gescheiden Gambiaanse man waarvan de verblijfsvergunning is ingetrokken. ‘Wat ik respecteer aan schoonmaken is dat het uit een oprecht hart komt’, zegt die, als hij nog eens nadenkt over het werk dat hij in Nederland verricht. ‘Het leuk vinden om de troep van anderen op te ruimen. Het is jammer als mensen je bezig zien en een verkeerd beeld van je krijgen. Ze moeten zich afvragen: kan ik overleven zonder schoonmakers?’ Deze film, die het meer van schwung en sfeer moet hebben dan van dramatische ontwikkelingen, werkt intussen als een ode aan al die naamloze werkbijen. Onzichtbaar zijn ze, maar ook onmisbaar.