
‘Mijn hersens knetterden letterlijk uit mijn kop’, vertelt Jöran Moerkens. ‘Alles wat ik ooit in mijn leven had geleerd kwam in één keer ter plekke binnen.’ Pure chaos volgt. Over elkaar heen buitelende beelden, begeleid door een kakafonie aan geluid en flarden van zinnen. Gekmakend. Zo ongeveer moet het er toen in zijn hoofd aan toe zijn gegaan. De unheimische beeldsequentie komt tot een climax met een iconisch tafereel: Jöran staat met zijn armen gespreid, badend in een hemels licht. Alsof hij Jezus is. En misschien heeft hij dat, heel even, ook wel gedacht.
Samen met oud-huisgenoot Vincent kijkt de dertiger vervolgens terug op de periode waarin hij in een manie verstrikt raakt. Wanneer Waan Werkelijkheid Wordt (52 min.) dus. ‘Ik heb me nog nooit zo klein gevoeld’, herinnert Jöran zich. ‘Dat je het gevoel hebt dat je zit te praten en probeert te communiceren met mensen, maar dat niemand je meer hoort. Dat je als het ware tegen lucht aan het praten bent.’ Zijn zus Verona herinnert zich dat moment ook nog goed. ‘Vincent belde: je moet ‘m komen halen. Hij is gek geworden.’ Jöran is een gevaar voor zichzelf en zijn omgeving.
Die jongen wordt zichtbaar in door hemzelf en zijn directe omgeving geschoten videobeelden: extatisch zingend, zijn haar afscherend of orerend dat hij de zin van het leven heeft ontdekt. Zo kruipt zijn psychose deze film van Mark Lindenberg en Joris Sluiter binnen. Een schrikbeeld dat nog wordt versterkt door vervreemdende animaties. Jöran voelt zich soms zo goed, dat er niets goeds meer aan is. Hij komt los te staan van alles en iedereen. Zij weten niet meer wat ze met hem aan moeten, hij voelt zich volledig onbegrepen. En daarna kan hij zomaar een diepe donkerte intuimelen.
Het leven met een bipolaire stoornis is een opgave. Voor de persoon zelf, maar ook voor zijn directe omgeving. Die moet zowel de manische als depressieve episodes zien te verduren. Jörans zus en vrienden getuigen daarvan in deze film en kunnen zich er nog altijd over verbazen wat er soms allemaal in zijn hoofd omgaat en hoe weinig hij dan meekrijgt van hun zorgen over hem. De filmmakers gebruiken een tol voor Jörans geestestoestand. Die komt langzaam op snelheid, raakt daarna helemaal over z’n toeren en komt tenslotte plotseling, soms met enige dwang, tot stilstand.
Zelf beleeft Jöran vooralsnog weinig plezier aan dat met pillen afgevlakte leven. Hij verlangt, tot afgrijzen van zijn zus Verona, nog wel eens terug naar het zuivere geluk van de manie. Daar zit ook het ongemak van zijn indringende ervaringsverhaal: hoezeer zijn verstand hem ook vertelt dat hij er weg moet blijven, de gekte heeft zijn aantrekkingskracht nog niet volledig verloren. Gewoon is ook maar zo gewoon, lijkt iets in hem te zeggen. Zo kleurloos. De vonk lonkt, ook al weet Jöran dat er een kans is dat hij dan wordt verslonden door het vuur.