Hoodfights

Liano (l), Yannick (m) en Wesje (r) / Powned / NPO Start

Als documentairemaker houdt Joost van der Valk er een opmerkelijke voorkeur voor rauwdouwers op na. Type heel ruwe bolster, min of meer blanke pit. Nee, dan worden natuurlijk niet de Nigeriaanse hulpverlener Sam Itauma (Saving Africa’s Witch Children), Oegandese activist Peter Sewakiryanga (The Witchdoctor Hunters) of meermaals bekroonde oorlogsfotograaf Eddy van Wessel (Eddy’s Oorlog) bedoeld.

Van der Valk, al dan niet met zijn vaste partner Mags Gavan, heeft er echter ook een sport van gemaakt om types aan Neerlands rafelranden te portretteren. Keylow (Crips: Strapped ‘N Strong) bijvoorbeeld, toentertijd oprichter van de Haagse Crips-gang en later voorman van de motorclub Caloh Wago en in die hoedanigheid naar verluidt ook de moordmakelaar van Ridouan Taghi. De volstrekt onaangepaste Hagenees John Waldschmit (Haagse Sjonnie). En enkele gestaalde generaals en drieste voetsoldaten van de Molukse motorbende Satudarah (Satudarah – One Blood).

Aan dat rijtje voegt hij in de vierdelige docuserie Hoodfights (126 min.), die verdacht dicht tegen reality-tv aanschurkt, weer enkele illustere helden toe. Om te beginnen: de Bosschenaar Yannick, alias ‘Turbulentie’, die tijdens de Coronacrisis illegale straatgevechten is gaan organiseren. ‘Als je totaal niks van vechten afweet, kan het allemaal heel heftig overkomen’, zegt deze vrije jongen, in reactie op alweer een gemeentelijke brief dat ie moet stoppen. ‘Maar het is ook gewoon een sport, snap je?’ Hij klokt z’n blikje energydrink leeg. ‘Ik heb zelf ook weer zin om te knokken.’

En dan is er Wesley, een licht ontvlambare 36-jarige vader uit Spijkenisse van maar liefst acht kinderen die ooit z’n brood verdiende als gigolo en tegenwoordig werkt als porno-acteur. ‘Wesje’, ogenschijnlijk een gedroomde hoofdpersoon voor de eerste echte Nederlandse kneukfilm, staat in de startblokken om ook eens helemaal los te gaan in een geïmproviseerde kooi in het Brabantse buitengebied. Hij komt daar tegenover de jongeling Liano, ofwel ‘De Hoevelakense Hamer’, te staan. Als moderne gladiatoren slaan en schoppen ze al hun verdriet, woede en overtollige energie van zich af.

Joost van der Valk legt de wedstrijden van deze Fight Club (waaronder een onvervalst bare knuckle-gevecht in de bossen, bij het licht van geparkeerde auto’s) met veel drama vast, schetst tussendoor met ruwe pennenstreken de mens achter de ‘soldaat’ en de lieden om hem heen en tekent zo een wereld met z’n geheel eigen codes en mores op. Zonder dat ie er zelf iets van vindt of ’t kritisch bevraagt. En als zijn hoofdpersoon, na een frustrerende periode, besluit om naar Engeland af te reizen voor z’n eigen gevecht in de ring, sluit hij aan en legt alles vast, inclusief de verbroedering na afloop.

Want zoals het echte gladiatoren betaamt, is eerst alles geoorloofd om de ander te verslaan en voelen ze zich daarna als broeders die samen een oorlog hebben overleefd. En Joost staat erbij, kijkt ernaar en laat de rest van de wereld ervan ‘meegenieten’.

Boom! Boom! The World vs. Boris Becker

Apple TV+

Twee keer heeft Alex Gibney de voormalige toptennisser Boris Becker gesproken voor dit portret, vertelt hij aan het begin van Boom! Boom! The World vs. Boris Becker (212 min.): in 2019, op 51-jarige leeftijd, als de drievoudige Wimbledon-winnaar net vanwege mogelijke fraude in het vizier van justitie is gekomen. En drie jaar later, in het voorjaar van 2022, enkele dagen voordat hij daadwerkelijk de gevangenis in moet. Ze ogen als twee verschillende mensen: een goed geconserveerde charmeur versus een gebroken mens, een oudere man ineens, met waterige ogen, die maar niet kan begrijpen wat hem is overkomen.

De eerste Boris Becker heeft duidelijk de overhand in het eerste deel van deze tweedelige documentaire, waarin Alex Gibney de start van zijn carrière doorlicht. Van zijn eerste overwinning op Wimbledon in 1985 als zeventienjarige serve & volley-speler tot het moment dat hij de nummer 1-positie op de wereldranglijst claimt, na een heroïsche overwinning op Ivan Lendl tijdens de Australian Open van 1991. Behalve de voormalige tennistopper komen daarbij ook Beckers ex-vrouw Barbara, legendarische manager Ion Tiriac en opponenten als Björn Borg, John McEnroe en Mats Wilander aan het woord – ook over de sport tennis zelf, een grote liefde van Gibney.

De eerste helft van deel 2 benut hij voor de nazomer en herfst van Beckers carrière, waarin hij er een sport van maakt om overwinningen voor de poorten van de hel weg te slepen. Die wedstrijden worden door Alex Gibney, met behulp van een zeer uitgesproken soundtrack, weergegeven als shootouts in een spaghettiwestern. Wanneer de situatie hopeloos lijkt, haalt Boom Boom Boris het allerbeste in zichzelf naar boven. De filmmaker ziet er een metafoor in voor het leven van zijn protagonist. Eerst laat hij de boel volledig ontsporen, om de zaak daarna alsnog vlot te trekken en als een Houdini te ontsnappen – of er op zijn minst een goed verhaal aan over te houden.

Want Alex Gibney herkent ook de verhalenverteller in Boris Becker: een man die zijn eigen versie van de waarheid liever niet dood checkt. Dat doet Gibney dus voor hem: met een voice-over grijpt hij enkele keren in na een interviewfragment en meldt dan dat wat zijn hoofdpersoon hem zojuist heeft verteld wellicht toch nét iets anders ligt. Het is een betwistbare werkwijze – reparatie in de montage in plaats van directe confrontatie – van een verhalenverteller die er een specialiteit van heeft gemaakt om omstreden persoonlijkheden te portretteren (Julian Assange, Lance Armstrong en Elizabeth Holmes) en daarbij niet schroomt om ze zo nodig ook te ontmaskeren.

Het laatste uur van zijn tweeluik reserveert Gibney voor Beckers leven ná de sport, het beruchte zwarte gat, waarin hij nog een periode coach is van Novak Djokovich (die zich hier lovend over hem uitlaat) en verder vooral ernstig boven zijn stand leeft.  Zo manoeuvreert hij zich steeds nadrukkelijker in de problemen én in de Duitse Boulevardbladen. Want over drie dingen raakt het land volgens de übercelebrity nooit uitgepraat: Adolf Hitler, de hereniging van Oost- en West-Duitsland én Boris Becker. Als de problemen hem boven het hoofd groeien, meldt ook Boris 2 zich weer, ontzet over hoe het leven hem nu kansloos achter volstrekt onmogelijke ballen aan laat rennen. 

Een roemloze nederlaag lijkt onvermijdelijk, waarbij Alex Gibney zich ook steeds vaker opstelt als geduchte tegenstander, met bovendien een bijzonder gevaarlijk wapen: die venijnige voice-over waarmee hij zijn hoofdpersoon rücksichtslos kan fileren. Daarmee licht hij ditmaal met name Beckers financiële bokkensprongen kritisch door. Tot een totaal demasqué van de Bekende Duitser leidt dit niet. Boom! Boom! is krachtiger als psychologisch portret van een begenadigde tennisser – en daarmee van het wezen van een sport, die twee mensen fysiek en psychologisch volledig tegen elkaar uitspeelt. Totdat één van beiden omvalt.

In dat spel is en blijft Becker een nooit te onderschatten opponent. Gibney vervat dit in een dramatisch shot van die fractie van een seconde waarop hij zijn racket laat neerdalen voor alwéér een machtige service. Als Boris zijn zinnen écht zet op de overwinning en die opslag begint te lopen, dan is er meestal geen houden aan. Zoals zijn voormalige coach Günther Bosch ‘t ooit verwoordde: Becker speelt doorgaans vooral tegen Becker. Als hij die verslaat, wint hij meestal ook wel de wedstrijd.