Nuclear Now

Amstelfilm

Hoe kunnen we klimaatverandering in de komende decennia tegengaan, terwijl ons elektriciteitsverbruik alleen maar zal toenemen? Oliver Stone weet het antwoord en zet dat uiteen in het filmessay Nuclear Now (101 min.), dat is gebaseerd op het boek A Bright Future van Joshua S. Goldstein en Staffan A. Qvist. De documentaire lijkt zijn eigen variant op Al Gore’s Oscar-winnende betoog An Inconvenient Truth (2006), die, als het even kan, het klimaatdebat fundamenteel bijstuurt.

In Stones optiek is nucleaire energie de enige reële optie om te voldoen aan de energiebehoefte van de hele wereld, inclusief de voormalige derde wereldlanden, en tegelijkertijd de schade aan de aarde terug te brengen. Kernenergie kampt alleen al sinds Hiroshima en Nagasaki jaar met een beroerd imago. Sindsdien hebben bovendien zowel de fossiele industrie als milieuactivisten – doorgaans aartsvijanden – alles in het werk gesteld om de gevaren van nucleaire energie te benadrukken. 

In de Verenigde Staten kregen zij de wind in de zeilen door de explosie bij de kerncentrale Three Mile Island in 1979. Binnen de kortste keren claimden ‘usual suspects’ zoals Ralph Nader en Jane Fonda, ondersteund door de toenmalige president Jimmy Carter, de spotlights met een onvervalst No Nukes-standpunt. Terwijl er, tenminste volgens Oliver Stone, uiteindelijk weinig aan de hand was. Even later relativeert hij ook de schade van de kernramp bij Tsjernobyl in 1986.

‘Volgens de Verenigde Naties en de World Health Organisation zijn er ongeveer vijftig mensen gestorven als gevolg van straling van de reactor en op de lange termijn zijn er mogelijk nog vierduizend mensen gestorven aan kanker’, stelt Stone, die later ook de kernramp met tsunami in het Japanse Fukushima nog in (zijn) perspectief plaatst. ‘Dat is maar een fractie van de honderdduizenden doden die jaarlijks het gevolg zijn van het opwekken van elektriciteit met fossiele brandstoffen.’

Als een echte gelovige lijkt de filmmaker in dit onverhulde pleidooi voor kernenergie enigszins selectief te winkelen in het beschikbare bewijsmateriaal. Nuclear Now zou soms ook gebaat zijn bij wat meer kritische distantie van Stone als interviewer. Zou het bijvoorbeeld niet voor de hand liggen om de Braziliaanse ‘Nuclear Power’-influencer Isabelle Boemeke, alias Isodope, te vragen waarom ze zich met dit thema bezighoudt, of ze daarmee geld verdient en waar dat dan vandaan komt.

Dat past alleen niet in Oliver Stones pogingen om nucleaire energie neer te zetten als ‘een extra long voor de wereld’, waarmee we met z’n allen weer een beetje op adem kunnen komen in deze oververhitte wereld. In zo’n gedreven betoog, dat natuurlijk op z’n Stones naar een ronkend einde wordt gebracht, past geen cynisme of al te veel aandacht voor de nadelen of aandacht voor de gevaren van kernenergie.

I Am So Sorry

Mokum

Kernenergie lijkt terug van nooit helemaal weggeweest. In de essayistische documentaire I Am So Sorry (96 min.) maakt de Chinese filmer Zhao Liang een verstilde rondgang langs de plekken en mensen die de sporen dragen van deze ‘schone’ vorm van energie. Hij komt als vanzelf terecht in de Oekraïense stad Tsjernobyl, in de toenmalige Sovjet-Unie, waar in 1986 een reactor van de plaatselijke kerncentrale explodeerde. Het is nog steeds de grootste kernramp ooit.

De omgeving is tegenwoordig grotendeels verlaten. Een enkeling is er echter blijven wonen of zelfs teruggekeerd. ‘Het is net als leven in een goelag’, zegt de oudere eenzaat Ivan Sevenyuk. ‘Dit is het Tsjernobyl-concentratiekamp.’ Maria Shovkuta, een verweerde vrouw met een hoofddoek, zit volgens eigen zeggen vooral op de dood te wachten. ‘Ik leef al zo’n dertig jaar alleen’, vertelt ze. ‘Ik ben het gewend om tegen mezelf te praten.’ In dezelfde omgeving woont ook Ina Chaliadzinskaya met haar zwaar gehandicapte dochtertje Lizaveta. Hun dorp zou eerst geëvacueerd worden, maar daarvoor ontbrak uiteindelijk toch het geld.

Nabij de kerncentrale van het Japanse Fukushima, waar in 2011 door een tsunami het ernstigste nucleaire ongeluk sinds Tsjernobyl plaatsvond, stuit de filmmaker op een ouder echtpaar in een tijdelijke woning. In de afgelopen zeven jaar hebben ze acht keer moeten verhuizen. Kalm – zeg maar gerust: traag – documenteert Liang zo de menselijke gevolgen die het gebruik van kernenergie kan hebben. Hij belandt verder onder andere bij protesten in Japan en Duitsland, in ondergrondse Finse tunnels waar voor de komende duizend jaar radioactief afval wordt opgeslagen en bij de ontmanteling van een Duitse fabriek.

Het is een ronduit unheimische trip langs verwoeste of verlaten werelden, waar Zhao Liang als een soort geest – in sommige geënsceneerde scènes bijna letterlijk, in de vorm van een gemaskerde figuur – doorheen waart. Op zoek naar leven, beducht voor stralingsgevaar. ‘Je zei dat dit de schoonste en veiligste vorm van energie was’, constateert hij bijvoorbeeld, bij beelden van de enorme controlekamer van een kerncentrale, in één van de voice-overs waarmee hij de verschillende elementen van de film verbindt. ‘Dat onze toekomst uit één en al geluk zou bestaan.’ De werkelijkheid is, zo laat de filmmaker met gevoel voor de esthetiek van het desolate zien, een stuk weerbarstiger.